Geschiedenis van Schotland
Van Wikipedia
Geschiedenis van de Britse eilanden |
..Naar chronologie
|
..Naar (ei)land
Eilanden
Eilandengroepen
|
..Naar onderwerp
|
..Naar overzeese gebieden
|
..Naar voormalige koloniën
|
De geschiedenis van Schotland begint met de bewoning sinds de laatste ijstijd zoals archeologische opgravingen en de vele monolitische monumenten zoals steencirkels en grafkelders uit de prehistorie bewijzen.
Inhoud |
[bewerk] Pictavië
In het laatste millennium voor Christus komen er Kelten naar de Britse eilanden en deze assimileren de oorspronkelijke bevolking in hun volk. In Schotland vestigden zich de Picten die waarschijnlijk grotendeels Keltisch waren, hoewel sommige onderzoekers ook oudere elementen van vroegere volken menen te herkennen in de Pictische cultuur. Op het laatst in de vijfde eeuw ontstond een gedeeld Iers-Westschots koninkrijk, Dalriada, waar Gaelisch gesproken wordt. De bewoners werden Scotti genoemd. De Gaelische cultuur verdringt langzaam die van de Picten. Na de Grote Volksverhuizing, die een eind maakte aan de Romeinse macht in Groot-Brittannië, vestigden zich in de zesde eeuw aan de oostkust van het zuiden van Schotland Angelsaksen. Tot aan het midden van de 9de eeuw waren de Scotti of Schotten van het westelijk laagland en de Picten van de Hooglanden verdeeld in elkaar bestrijdende clans, later koninkrijkjes. De Schotse eenheid is tot stand gekomen door de invallen van de Noormannen. Dezen roeiden in 839 het koningshuis van Pictavië uit.
[bewerk] Alba
Kenneth Mac Alpin, koning van Dalriada, stamde van moederskant uit dat Pictische vorstenhuis. De Picten waren te zeer verzwakt om zich te verzetten tegen zijn claim op de troon van Pictavië. Zo kwamen het westelijk laagland van Dalriada en de hooglanden van Pictavië bijeen onder het huis van Alpin: het koninkrijk Alba.
De Mac Alpins en hun opvolgers de Dunkelds hielden stand tegen de Noormannen, hoewel dezen lange tijd de Shetlands en andere noordelijke streken bezetten. Door dynastieke huwelijken groeiden vreedzame betrekkingen tussen Noorwegen en Schotland.
In de twaalfde eeuw begonnen de Schotse koningen het land te feodaliseren. Dit leidde tot een sterke verengelsing van het zuiden en het oostelijk laagland.
[bewerk] Auld alliance
In 1290 stierf het huis Dunkeld uit. Er waren zoveel pretendenten voor de troon, dat aan koning Edward I van Engeland werd gevraagd een koning aan te wijzen. Zijn keuze viel op John Balliol, die daarmee min of meer een Engelse vazal werd.
In 1295 sloot Balliol met Frankrijk en Noorwegen de auld alliance, een bondgenootschap tegen Engeland, dat tot 1560 stand zou houden. De Engelsen bezetten het rijk en Balliol verdween in de Tower of London. In opstanden die volgden was William Wallace de leider van de Schotten. Hij behaalde wat overwinningen op Engeland, maar werd in 1305 verraden en werd in Londen ter dood veroordeeld wegens landverraad.
In 1306 kwam Robert the Bruce tegen de Engelsen in opstand. Hij vermoordde zijn rivaal John Comin en kreeg de steun van de andere adellijke clans. De onafhankelijkheid werd hersteld in 1314, toen Robert onverwacht het leger van Edward II finaal versloeg in Bannockburn.
Na de dood van David II (1371) waren er geen erfgenamen meer. Een nieuw huis komt ten tonele: het huis Stuart.
[bewerk] Burgeroorlogen
Schotland is nooit een stabiel koninkrijk geweest en kende veel twisten tussen de verschillende clans die Schotland rijk was. Toch behield het zijn zelfstandigheid ten opzichte van Engeland.
In 1603 kreeg de Schotse koning Jacobus VI de Engelse troon per testament van Elizabeth I van Engeland. Jacobus VI van Schotland werd Jacobus I van Engeland, en verhuisde naar Londen. Schotland en Engeland bleven twee aparte koninkrijken in personele unie, maar dit veranderde toen in 1707 een verdrag werd getekend dat Groot-Brittannië oprichtte. Het Engelse en Schotse parlement werden ontbonden, en een Brits parlement opgericht.
Veel Schotten waren hier echter ontevreden over en de katholieke Stuarts onder leiding van de pretendenten Jacobus III en Karel III (Bonnie Prince Charlie) hadden nog veel aanhang. Toen het huis Hannover in 1714 na de dood van koningin Anne, de laatste protestantse Stuart, de Britse troon erfde voelden de Jacobieten zich in hun zaak gesterkt. In 1715 deed zich de eerste Jacobitische opstand voor, maar die werd snel in de kiem gesmoord, omdat de Britse regering de belangrijkste leiders van de opstand snel had gearresteerd. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog probeerden Franse troepen de Jacobieten aan de macht te helpen, maar een storm sloeg de Franse invasievloot uiteen voordat die troepen aan land kon brengen.
De invasie leidde wel tot nieuwe hoop onder Schotse Jacobieten, die in 1745 in opstand kwamen. Bonnie Prince Charlie besloot om zelf naar Schotland te komen om zich aan het hoofd van de opstand te stellen. Op 21 september 1745 kwam het tot een treffen tussen Jacobitische rebellen en het Britse leger. De Jacobieten wonnen de veldslag. Op 16 april 1746 werd nogmaals slag geleverd bij Culloden. Ditmaal verloren de Jacobieten de veldslag, waardoor de opstand onderdrukt kon worden. Hiermee kwam er een einde aan het streven van de Jacobieten naar een katholieke vorst. Er zouden geen noemenswaardige opstanden meer zijn in Schotland.
Sinds 1760 vonden in de Schotse Hooglanden zogenaamde clearances plaats: waar land te gelde kon worden gemaakt door schapen te laten grazen, moesten de mensen verdwijnen. Aanvankelijk met een financiële aansporing, later zelfs met geweld. Zij die emigreerden naar bijvoorbeeld Suriname - tussen 1799 en 1816 een Engels protectoraat - kregen tegemoetkomingen zoals stukken land voor landbouw (plantages) en slaven als goedkope werkkrachten: mannen, vrouwen en kinderen, uit Afrika aangevoerd. Toen Suriname in 1816 aan Nederland werd teruggegeven, bleven de Engelsen en Schotten in het bezit van hun plantages en slaven.
In 1999, bijna 300 jaar na zijn afschaffing, besloten de Schotten opnieuw een parlement op te richten onder de voorwaarden die waren vastgelegd door de regering van het Verenigd Koninkrijk via de Scotland Act 1998. Dit Schots parlement heeft de bevoegdheid om lokale aangelegenheden te regelen en gelimiteerde mogelijkheid om belastingen te heffen.