Getto van Warschau
Van Wikipedia
Het Getto van Warschau was het grootste joodse getto opgericht door Nazi-Duitsland tijdens de Holocaust in de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het driejarig bestaan van het getto zorgden ondervoeding, ziekte en deportaties naar concentratiekampen en vernietigingskampen voor een daling van de bevolkingsaantallen van een geschatte 450.000 tot 37.000 mensen. In het getto vond de Opstand in het getto van Warschau plaats, een van de eerste massale opstanden tegen de bezetting van Europa door de Nazi's.
Inhoud |
[bewerk] Oprichting van het getto
Plannen om de joodse populatie van Warschau en haar buitensteden te isoleren circuleerden meteen na de Duitse bezetting van Polen in 1939. In 1939 was het Duitse Generalgouvernement nog niet volledig georganiseerd, en waren er verschillen in de belangen van de drie belangrijke partijen: de burgeroverheid, het leger en de SS. Door deze omstandigheden was de jodenraad (Judenrat), onder leiding van Adam Czerniaków, er in geslaagd de oprichting van de getto met een jaar te vertragen, voornamelijk door het leger er op te wijzen hoe waardevol Joden als werkkrachten waren.
Het getto van Warschau werd definitief opgericht door de Duitse gouverneur-generaal Hans Frank op 16 oktober 1940. Bij de oprichting werd de bevolking van het getto geschat op ongeveer 380.000 mensen, ongeveer 30% van de bevolking van Warschau. Het getto was maar 2,4% van de grootte van Warschau. Nazi's bouwden op 16 november van dat jaar een muur rond het getto, waardoor het van de buitenwereld werd afgesloten. Tijdens de volgende anderhalf jaar werden Joden van kleinere steden en dorpen naar het getto gebracht, terwijl ziektes (voornamelijk tyfus) en ondervoeding het bevolkingsaantal ongeveer gelijkhielden.
[bewerk] Vernietiging van het getto
In het begin van 1942 besloten de Nazi's op de Wannseeconferentie om de Joden van Europa te vernietigen. De eerste zin van de 'definitieve oplossing' was Operatie Reinhard, die als doel had alle Poolse Joden te vernietigen. De bouw van vernietigingskamp Treblinka begon in mei 1942 en was gereed in juli, wanneer de grootschalige vernietiging van het getto van Warschau op het punt stond te beginnen.
Op 22 juli 1942 werd de Judenrat geïnformeerd dat alle Joden behalve diegenen die werkten in Duitse fabrieken, joods ziekenhuispersoneel, leden van de Judenrat en hun families, en de leden van het joodse politiekorps en hun families 'naar het oosten worden gedeporteerd'. De joodse politie moest elke dag 6000 Joden afleveren bij het treinstation (bekend onder de naam Umschlagplatz). Als dat niet gebeurde zou dat leiden tot de onmiddellijke executie van honderd gijzelaars, inclusief Czerniakóws vrouw. Nadat het hem niet was gelukt om de Duitsers hun plannen te laten herzien, of in ieder geval de wezen van het getto te sparen, pleegde Czerniaków zelfmoord op 23 juli 1942. Hij liet een brief achter, "Ik kan dit niet langer aan. Mijn daad zal aan iedereen bewijzen wat het goede is om te doen". Op 23 juli kwamen de leden van het joodse verzet bij elkaar, maar besloten geen tegenstand te bieden, omdat ze daadwerkelijk geloofden dat de Joden naar werkkampen werden gestuurd.
De massadeportaties van de bewoners begon, zoals op 22 juli werd bevolen. In de volgende 52 dagen (tot 21 september) werden ongeveer 300.000 mensen naar het vernietigingskamp Treblinka getransporteerd. Tijdens de laatste dagen van juli was de Joodse politie verantwoordelijk voor de deportaties, er werden in juli 64.606 joden naar de vernietigingskampen gestuurd. Vanaf augustus namen de Duitsers een meer directe rol in de deportaties, zij zorgden ervoor dat alleen al in augustus 135.000 Joden werden gedeporteerd.
De laatste fase van de eerste massadeportaties vond plaats tussen 6 en 10 september 1942. In die vijf dagen werden 35.885 Joden gedeporteerd, 2648 in de getto doodgeschoten en pleegden 60 Joden zelfmoord. Na 10 september bleven ongeveer 55.000 tot 60.000 Joden in het Getto leven. Deze mensen waren of aan het werk in Duitse fabrieken, of ze leefden verborgen in het getto.
Tijdens de volgende zes maanden werden de overblijfselen van verscheidene politieke organisaties samengebracht onder de naam ŻOB (Joodse Gevechtsorganisatie), geleid door Mordechai Anielewicz, met 220-500 leden; 250-450 anderen waren georganiseerd in de ŻZW (Joodse Strijdersbond) De leden van deze groepen hadden geen illusies over de plannen van de Duitsers en wilden vechtend sterven. Hun bewapening bestond voornamelijk uit handgeweren, zelfgemaakte explosieven en Molotov-cocktails.
[bewerk] De opstand in het getto van Warschau en de vernietiging van het getto
Zie Opstand in het getto van Warschau voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Op 18 januari 1943, vond het eerste gewapende verzet plaats toen de Duitsers begonnen met de tweede ontruiming van het getto. De joodse strijders hadden wat succes: de deportatie stopte na vier dagen en de ŻOB en de ŻZW namen de macht in het getto over. Ze bouwden tientallen gevechtsposten en ze ondernamen actie tegen joodse collaborateurs. Tijdens de volgende drie maanden bereidden alle inwoners van het getto zich voor op wat het laatste gevecht zou worden. Het laatste gevecht begon de dag voor Pesach, 19 april 1943. Joodse strijders schoten op Duitse patrouilles vanuit stegen, het riool, ramen van huizen en zelfs brandende gebouwen. Ook werd er met granaten naar Duitsers gegooid. De Nazi's reageerden met het blok voor blok opblazen van huizen en het arresteren en doden van elke jood die ze konden pakken. Het verzet van betekenis eindigde op 23 april en de opstand was afgelopen op 16 mei. Tijdens de gevechten werden ongeveer 7000 joodse strijders gedood, en 6000 werden levend verbrand of vergast in bunkers. De overgebleven 50.000 mensen werden naar vernietigingskampen gestuurd, de meeste naar Treblinka.
[bewerk] Sociaal en cultureel leven in het getto
Ondanks de ongelooflijke zwaarte van het dagelijks leven, lukte het de Judenrat en de jeugdbewegingen om verscheidene instituten en organisaties in het leven te roepen om tegemoet te komen aan de verschillende behoeftes van de bewoners. De grootste problemen waren overbevolking, honger en inactiviteit. Als reactie nam de Judenrat de verantwoordelijkheid om woonruimte toe te wijzen - gemiddeld zeven mensen per kamer -, terwijl liefdadigheidsorganisaties als CENTOS keukens inrichtten waar gratis soep werd uitgedeeld: op een gegeven moment werd voor tweederde van de bevolking van het getto soep gemaakt. Gedurende een korte tijd was het de Judenrat ook toegestaan om vier basisscholen op te richten voor de kinderen van het getto, maar er was ook een uitgebreid ondergronds schoolsysteem van de verscheidene jeugdbewegingen, dat alle niveaus aanbood (vaak vermomd als keuken), en het systeem organiseerde zelfs cursussen op universiteitsniveau op de zondagen.
De Judenrat was ook verantwoordelijk voor de ziekenhuizen en weeshuizen in het getto. Eén weeshuis, geleid door de kinderarts en auteur Janusz Korczak, was ingericht als modeldemocratie, de Republiek van de kinderen. Deze en andere weeshuizen werden in 1942 ontruimd en hun bewoners werden naar Treblinka overgebracht.
Het cultureel leven bestond uit een levendige pers in drie talen (Jiddisch, Pools en Hebreeuws), religieuze activiteiten, en lezingen, concerten, theater en tentoonstellingen. In veel gevallen waren de artiesten prominente figuren in het Poolse culterele leven tijdens de oorlog.
Een van de meest opmerkelijke culturele inspanningen in het getto waren die van historicus Emmanuel Ringelblum en zijn groep Oyneg Shabbos, die documenten verzamelden van mensen van alle leeftijden en posities om een geschiedenis van het sociale leven in het getto te maken. In totaal werden een geschatte 50.000 documenten verzameld. Deze documenten werden verstopt in drie afzonderlijke groepen, waarvan er twee gevonden zijn en een onmisbaar inzicht hebben gegeven in het leven in het getto.
[bewerk] Herdenking
Op 22 april 2002 herdachten leden van de Poolse Raad voor Christenen en Joden de 59e van de anti-Nazi opstand in 1943. Bij de herdenking werden verschillende herdenkingsplekken bezocht die iets te maken hadden met de vroegere joodse wijk in de stad.
[bewerk] Beroemde gevangenen in het getto
- Władysław Szpilman wiens memoires verfilmd zijn als The Pianist door Roman Polański
- Marcel Reich-Ranicki, de beroemdste nog levende literatuurcriticus van Duitsland
- Simon Pullman dirigent van het orkest van het getto van Warschau
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Bronnen
- Israel Gutman, Resistance: The Warsaw Ghetto Uprising, Houghton Mifflin, 1998, trade paperback, ISBN 0395901308, hardcover, 1994, 277 pages, ISBN 0395601991
- Martin Gray, For Those I Loved, Little Brown Company, 1984, hardcover, ISBN 0316325767, 351 pages
[bewerk] Externe links
- Documents and information about the Warsaw Ghetto van de Jewish Virtual Library
- Warsaw Life: A detailed account of the Warsaw Ghetto
- Kaarten van het Ghetto