Johann Adolf Hasse
Van Wikipedia
Johann Adolf Hasse (Bergedorf bij Hamburg, 25 maart 1699 – Venetië, 23 december 1783) was een Duits componist. Samen met Carl Heinrich Graun maakte hij de opera in Duitsland geliefd.
Inhoud |
[bewerk] Biografie
Zijn grootvader was organist in Lübeck. Zijn eerste muziekonderricht ontving hij van zijn vader. Zijn muzikale loopbaan begon Hasse als tenor, eerst bij de Theater am Gänsemarkt in Hamburg. Daar voerde Reinhard Keiser de scepter en werd voornamelijk Duits repertoire uitgevoerd. Vervolgens trok Hasse naar Brunswijk, waar zijn eerste opera Antioco in het hoftheater werd opgevoerd (1721). In 1722 ging hij naar Napels om verder te studeren bij Nicola Porpora en - als een van zijn laatste leerlingen - bij Alessandro Scarlatti. Vanaf 1727 werkte hij in Venetië aan het Conservatorio degli Incurabili, een opvanghuis voor jonge meisjes, die met veel muziekonderricht werden beziggehouden. Hasse ontmoette de prima donna Faustina Bordoni, een mezzo, beroemd vanwege haar trefzekerheid en virtuositeit. (Zij was de bestbetaalde zangeres in haar tijd. George Friedrich Händel haalde haar in 1726 voor twee jaar naar London). Hasse huwde Bordoni in 1730, na zich in het voorafgaande jaar tot het katholicisme te hebben bekeerd. Cleofide een opera uit 1731, waarin zijn succesnummers uit Napels waren ingepast, is een uitzonderlijke opera in het barokrepertoire. Het verhaal is ook door veel andere componisten op muziek gezet. De opera is gebaseerd op een drama van Pietro Metastasio en behandeld de betrekkingen van het oosten met het westen, destijds in geliefd onderwerp. Met een opwindende opvoering dongen Hasse en Bordoni - die de hoofdrol zong - naar een vaste aanstelling bij August de Sterke, die in Hasse de meest geschikte opvolger zag voor Johann David Heinichen. Johann Sebastian Bach en zijn oudste zoon Wilhelm Friedemann waren aanwezig bij de première. In 1734 trok Hasse naar London om zijn Artaserse uit te voeren, maar weigerde als concurrent van Händel op te treden.
[bewerk] Dresden
Van 1735 tot 1764, verbleef Hasse in meestal Dresden (Saksen), het Florence aan de Elbe, waar hij als hofcomponist in dienst was van de keurvorst Friedrich August II. De opera in Dresden was gebouwd ter gelegenheid van zijn huwelijk en beschikte over 2.000 plaatsen. De zangers kregen goed betaald en de prima dona's hadden de beschikking over koetsen. De Säksische Staatskapelle gold destijds - na Napels - als het beste orkest in Europa. Hasse had een bijzonder contract: als Frederik August, de keurvorst van Saksen en koning van Polen afreisde naar Warschau, hoefde hij niet mee, maar reisde met zijn vrouw naar Italië. In 1751 ging Faustina Bordoni met pensioen.
Bij een belegering door Frederik de Grote en een bombardement in 1760, waarbij een bibliotheek werd verwoest zijn vele composities in handschrift in vlammen opgegaan. Na de begrafenis van de keurvorst ging Hasse in 1764 naar Wenen, waar hij de lievelingscomponist werd van keizerin Maria Theresia. (De Zevenjarige oorlog had het hof in Dresden in grote financiële moeilijkheden gebracht en Hasse werd om bezuinigingsredenen ontslagen, zonder pensioen).
Ter gelegenheid van de bruiloft van aartshertog Ferdinand van Oostenrijk, componeerde Hasse zijn laatste opera, Ruggiero (1771). In Milaan ontmoette hij de 14-jarige Mozart en was onder de indruk van zijn talent. Op aandringen van zijn vrouw koos hij ervoor (1773) zijn laatste jaren in Venetië door te brengen, waar hij nog steeds als kapelmeester aan het Conservatorio degli Incurabili werkte. Faustina Bordoni stierf in 1781. Johann Adolf Hasse stierf twee jaar later. De bloedlijn van de familie van Faustina is bijna uitgestorven. Van deze familie zijn er slechts vier Bordoni's over: Valerio, Marco, Roberto en Tommaso. De bloedlijn van Hasse daarentegen heeft zich zo ver uitgebreid dat niet eens meer alle nakomelingen bekend zijn. Dit o.a. door verschillenede fonetische verenderingen van de achternaam "Hasse".
[bewerk] Werken
Als componist wordt hij gerekend tot een van de grootste vertolkers van de Italiaanse Opera seria van de 18e eeuw. Hij componeerde meer dan 60 opera's, ongeveer twee per jaar, waarmee hij zich onderscheidde tot de meest waardige vertolker van de poëzie van Pietro Metastasio. Wat opera betreft behoort zijn werk Piramo e Tisbe (Wenen, november 1768), een tragisch intermezzo in twee akten, naar het libretto van Marco Coltelli tot zijn bekendste en meest gewaardeerde werken. Verder componeerde hij elf oratoria, 17 cembalosonaten en andere kerkmuziek, zoals missen, psalmen, motetten, hymnen en litanieën, talrijke concerten, trio- en solosonates en ca. 80 fluitsonates voor de beroemde fluitist Frederik de Grote.