Kasteel Duivenvoorde
Van Wikipedia
Kasteel Duivenvoorde ligt bij Voorschoten. Het is een van de oudere kastelen van Zuid-Holland en wordt al in 1226 genoemd.
Het merkwaardige van dit kasteel is dat het nooit verkocht is. Het is altijd door vererving op anderen en andere geslachten overgegaan, soms via de vrouwelijke lijn. En dat kan van maar weinig kastelen in Nederland gezegd worden. In de eerste vijf eeuwen is het kasteel zelfs bewoond geweest door één en dezelfde familie, nl. de Van Duivenvoordes, die haar naam - van Duvenvoirde destijds – aan het kasteel heeft ontleend. Zij noemde zich dus naar het kasteel, maar de van Duvenvoirdes vormden eigenlijk een tak van het geslacht Van Wassenaer, het eeuwenoude geslacht dat een belangrijke rol in Nederland heeft gespeeld. Tegen het eind van de zeventiende eeuw ging een eigenaar van Duivenvoorde, Johan, zich zelfs weer Van Wassenaar noemen, waarmee wel hetzelfde geslacht op Duivenvoorde bleef maar toch een andere naam haar intrede deed.
Inhoud |
[bewerk] Bezitters van het huis Duivenvoorde
- Phillip van Wassenaer
had volgens een acte in 1226 het huis in leen van zijn oudere broer Dirk. In die tijd was Duivenvoorde een vrijwel vierkante donjon, getuige de oudste muurresten in het huis. Al vrij snel was er sprake van een schildmuur die de donjon omringde, zoals blijkt uit de fundering van de noordmuur en een deel van de westmuur van Duivenvoorde. - Arent van Duvenvoirde (vermeld in 1248 - ?),
zoon van Phillip, de eerste die de naam Duvenvoirde voerde, tot ridder geslagen. - Floris van Duvenvoirde (vermeld in 1282 - Veere, 1301),
had nog twee jongere broers, was tweemaal getrouwd. - Arent van Duvenvoirde II (vermeld in 1301 - 1331),
zoon van Floris, trouwde jonkvrouwe Jolente van Noortwijk, begraven in de kerk van Voorschoten. - Arent van Duvenvoirde III (vermeld in 1343 - 1385),
zoon van Arent II, had een belangrijke rol aan het hof van de graaf van Holand, werd in of voor 1343 tot ridder geslagen. Arent II behoorde tot de Hoeksen in de Hoekse en Kabeljauwse twisten en moest, na de overwinning van de Kabeljauwen, in ballingschap. Door een huwelijk met de zeer vermogende Simone Sophie Bugge uit Delft kon hij de boetes betalen voor Duivenvoorde en het huis van de van Noortwijks (zijn moeders familie) en weer uit ballingschap naar Holland terugkeren. - Arent van Duvenvoirde IV (vermeld in 1383 - 1425),
zoon van Arent III, raakte ook betrokken bij de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Als straf voor de Hoeksen na de moord op Alijd van Poelgeest, een vriendin van Hertog Albrecht, werd Duivenvoorde verwoest, ook al was Arent IV niet direct betrokken bij die moord. Ook Arent IV ontving de ridderslag en trouwde een vermogende vrouw, Elburg van Cralingen. Via haar kwam het kasteel Starrenburg in de familie.
Arent IV herbouwde Duivenvoorde toen de rust was weergekeerd. Verscheidene muren in het huidige Duivenvoorde zijn nog gebouwd met basksteen van het formaat uit die tijd. Het huis kreeg in die tijd zijvleugels om te voorzien in de groeiende behoefte aan woonruimte. - Jan van Duvenvoirde (vermeld in 1414 - 1478),
zoon van Arent IV, trouwde Maria van Vianen. - Arent van Duvenvoirde V (vermeld in 1435 - 1483),
zoon van Jan, nam het kasteel over in 1464, trouwde in 1465 met de rijke Margeretha van IJselstein. - Jan van Duvenvoirde II (vermeld in 1468 - 1544),
zoon van Arent V, trouwde in 1492 met Elisabeth van Renesse. Jan II was hoogheemraad van Rijnland (met een onderbreking van tien jaar na een verschil van inzicht met Karel V). Ook Jan II ontving de ridderslag.
Het is vermoedelijk in zijn tijd dat de noordvleugel opnieuw werd ingedeeld, waarbij de vloerniveaus van de donjon niet werden aangehouden en de balklagen verder van elkaar kwamen te liggen. Dit had ingrijpende gevolgen voor de deuren en ramen. - Arent van Duvenvoirde VI (vermeld in 1545 - 2 september 1557),
oudste zoon van Jan II, trouwde met Johanna van Lockhorst - dit huwelijk beelf kinderloos. Arent VI volgde zijn vader ook op als hoogheemraad, werd gewaardeerd door keizer Karel V en werd tot ridder geslagen. - Adriaan van Duvenvoirde (vermeld in 1558 - april 1573),
derde zoon van Jan II. Hij volgde Arent VI op als heer van Duivenvoorde omdat de tweede zoon van Jan II (ook Jan genaamd) al was overleden. Adriaan was priester en klom op tot deken van de Grote Kerk te Dordrecht. Toen Dordrecht in de tachtigjarige oorlog de kant van de Prins van Oranje koos, ging Adriaan in zijn huis op het Rapenburg in Leiden wonen. - Arent van Duvenvoirde VII (1528 - 1599),
zoon van de overleden broer van Adriaan en Arent VI, Jan, en diens echtgenote, Hadewij van Renesse. Arents VII broer Johan, evenals Adriaan een geestelijke, had het levenslang vruchtgebruik van het huis Duienvorde geërft. Arent VII was een der edelen die in 1566 Margaretha van Parma een smeekschrift aanbood. De hertog van Alva daagde hem hiervoor voor de Raad van Beroerten en Arent werd in 1568 bij verstek veroordeeld tot verbanning. Bovendien werden zijn bezittingen verbeurd verklaard. Arent sloot zich aan bij de geuzen en bij de inname van Den Briel in 1572 was hij kaptein. Adriaan had naar aanleiding van de verbeurdverklaring, Duivenvoorde bij testament aan een neef nagelaten, en vlak voordat hij zijn testament aan kon passen overleed hij. Dit werd een slepend proces dat pas vlak voor zijn overlijden in 1599 door Arent werd gewonnen.
Na de strijd met de Spanjaarden werd Arent kolonel in het leger van de Staten van Holland en zat namens het ridderschap in de Staten van Holland. Hij trouwde Theodora van Scherpenzeel. - Johan van Wassenaer ende Duvenvoirde (1577 - 27 april 1645),
zoon van Arent VII, trouwde in 1601 met Maria van Voerst (overleden 1610) en in 1612 met Clara van Honojosa. Johan had tal van hoge functies, waaronder lid van de Staten van Holland, hoogheemraad van Rijnland, curator van de Leidse universiteit en stadhouder en registermeester van de Lenen van Holland. In 1614 koopt hij de hoge heerlijkheid Voorschoten. Hij behoorde in 1627 tot de twintig rijkste Hagenaars en, in overeenstemming met zijn stand, liet hij in Den Haag een huis aan de Kneuterdijk hoek Lange Voorhout bouwen. Duivenvoorde is vanaf deze tijd slechts zomerresidentie en uit klachten van huurders blijkt dat er nogal wat aan mankeerde. Johan laat in 1631 Duivenvoorde moderniseren, gezien de overeenkomst in stijl door dezelfde architect als voor de Haagse woning. Me beperkte middelen werd Duivenvoorde een deftig, en naar de mode van die tijd, meer symmetrisch kasteel. - Arent baron van Wassenaer (1610 - 1681) VIII,
zoon van Johan, was de eerste die zich baron noemde. Tot het overlijden van zijn vader had Arent VIII een militaire carrière, daarna volgden de politieke ambten van lid van de Staten van Holland en hoogheemraad van Rijnland. Arent VIII trouwde in 1646 met Anna Margaretha van Scherpenzeel.
Uit een voor Arent VIII in 1680 uitgevoerde opmeting blijkt dat Duivenvoorde is omgeven door een eenvoudige tuin met rechthoekige boomgaarden, een moestuin en een siertuin. - Jacob baron van Wassenaer (1649 - 1707),
zoon van Arent VIII, trouwde in 1668 met de welgestelde Jacoba baronnes van Lyere. Ook Jacob werd benoemd in de ridderschap en werd hoogheemraad, later ook baljuw en dijkgraaf, van Rijnland. In 1685 ging Jacob als gezant naar het Engelse hof. Jacob en Jacoba hadden veertien kinderen.
Jacob heeft de tuinen laten veranderen en uitbreiden met vijvers, parterres, lanen, een volière en een eendenkooi. - Arent baron van Wassenaer (1669 - 1721) IX,
zoon van Jacob, trouwde in 1701 met Anna Margriet Bentink (dochter van de eerste graaf van Portland, Hans Willem Bentinck). Hij had een goede relatie met koning-stadhouder Willem III en vergezelde hem in 1689 naar Engeleand. Teruggekomen werd hij ruwaard en baljuw van Putten, hoogehhemrad van Schieland (1694), lid van de vroedschap van Den Briel, drost van stad en baronnie Breda (1710) en gezant bij het Engelse hof (1715-1716).
Arent IX is verantwoordelijk voor de verbouwing van 1717 van Duivenvoorde. Bij deze verbouwing werd het huis echt symmetrisch. Het voor bewoning ongeschikte donjon werd deels vernieuwd en de gevels moesten voor de symmetrie worden aangepast. Ook de dakkapellen dateren van deze verbouwing. Verder is de muur met kantelen verlaagd en voorzien van een poort in stijl, en de ophaalbrug werd vervangen door een stenen brug. Bij deze verbouwing zijn de Romeinse gevelstenen ingemetseld in de achtermuur van het voorhuis.
Ook het interieur is bij deze verbouwing onder handen genomen. In de noordvleugel is op de begane grond een Lodewijk XIV betimmering aangebracht en hier zijn vele grote portretten van de familieleden opgehangen. Het ontwerp van de zaal doet denken aan een ontwerp van de Franse architect Daniël Marot, doch zekerheid hierover is er niet want de ontwerpen zijn niet ondertekend. - Jacob Wilem baron van Wassenaer (1721 - december 1722),
zoon van Arent IX, was een maand oud toen zijn vader overleed. Hij werd zelf ook maar iets meer dan een jaar oud. - Anna Sophia barones van Wassenaer (1706 - 1730),
oudste dochter van Arent IX, trouwde in 1729 met haar neef Frederik Hendrik van Wassenaer. Het doel van dit huwelijk was huis Duivenvoorde in de familie te houden. Na de geboorte van haar eerste kind overleed Anna Sophia in het kraambed. - Hermelina Carolina barones van Wassenaer (1730 - 1730),
dochter van Anna Sophia, werd ook slechts enkele maanden oud. - Jacoba Maria barones van Wassenaer (1709 - 1771),
tweede dochter van Arent IX, trouwde in 1732 met Frederik Wilem baron Torck. Frederik Willem had tal van functies in Gelderland. Pas toen hij in de Staten Generaal zitting kreeg, werd Duivenvoorde (en het huis in Den Haag) langere perioden door hen bewoond. - Assueer Jan baron Torck van Rosendael (1733 - 1793),
zoon van Jacoba Maria, trouwde in 1758 met Eusebia Jacoba de Rode van Heeckeren. Zijn moeder erfde kasteel Rosendael en schonk dat aan hem. Kasteel Rosendael en het huis in Den Haag werden door hem bewoond; Duivenvoorde werd verhuurd en raakte in verval. - Frederik Sigismund Alexander baron Torck van Duvenvoirde (1763 - 1817),
jongste zoon van Assueer Jan, was eigenaar van Duivenvoorde maar heeft in het toen leegstaande huis niet gewoond. Hij bleef kinderloos en volgens het testament van zijn vader ging in dit geval het eigendom van Duivenvoorde over op zijn zus, Henriette Christina Alexandrina barones Torck. - Henriette Jeanne Alexandrina barones van Neukirchen genaamd Nijvenheim (1807 - 1849),
kleindochter van Henriette Christina Alexandrina barones Torck, trouwde in 1830 met de vermogende jonkheer Nicolaas Johan Steengracht.
Voor Duivenvoorde was deze (en de volgende generatie) de redding van de sloper. De aan de buitenkant meest opvallende verandering is de vervanging van de 18e eeuwse ramen door ramen in Empirestijl. De oude brug recht voor de ingang werd vervangen door een terras dwars voor het huis met een brug aan beide zijden. Door klimplanten op het terras en de binnenplaats raakten de gevels begroeid en ging het huis voldoen aan de mode van de Romantiek. Ook de wijzigingen in de tuin en de aanleg van de grote vijver waren in romantische landschapstijl. - Jonkheer Hendricus Adolpus Steengracht (1836 - 1912),
zoon van Henriette Jeanne Alexandrina, bleef ongehuwd. Hij had een oudere zus, Cornelia Maria Steengracht.
Een van de grotere vananderingen in Duivenvoorde door Hendricus Adolpus Steengracht was het wit met goud schilderen van de grote (Marot-)zaal in 1887. Verder is stucwerk weer vervangen door verf; wandkleden en gordijnen stammen uit deze tijd. Wapens en een harnas in de gangen passen ook in de Romantiek, evenals de inrichting van een 'Turkse kamer' met materiaal verzameld tijdens verblijf bij familie die in Constantinopel woonde. - Willem Anne Assueer Jacob baron Schimmelpenninck van der Oye (1889 - 1957),
kleinzoon van Cornelia Maria Steengracht. Na 1918 gingen hij en zijn zus, Jonkvr. Ludolphine Henriette barones Schimmelpenninck van der Oye het hele jaar door op Duivenvoorde wonen. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog liep Duivenvoorde forse schade op door een V-2 die vlak bij het huis tot ontploffing werd gebracht. - Jonkvrouwe Ludolphine Henriette barones Schimmelpenninck van der Oye (1891 - 1965),
zus van Willem Anne Assueer Jacob. Zij voorzag dat dat als het huis na haar overlijden verkocht zou worden, de inboedel verspreid zou raken, inclusief de collecties portretten, porcelein en kleding/textiel. Zij besloot het huis te laten restaureren en onder te brengen in een stichting.
Bij de restauratie is getracht de situatie uit 1717 te herstellen. Dit was niet altijd mogelijk. Het terras uit 1844 is gehandhaafd en het openen van enkele voorheen blinde vensters (om meer daglicht in de woonvertrekken te krijgen) neemt iets van de symmetrie weg. Het interieur is geschilderd in de teruggevonden kleuren van 1717, en later stucwerk is van de plafonds gehaald. - Stichting Duivenvoorde
heeft als doel Duivenvoorde als museum in te richten en de inboedel ten toon te stellen. De zuidvleugel van Duivenvoorde blijft bewoond. Ook het centrale deel van het huis en de noordvleugel zijn niet ingericht als museum, maar als ware het een bewoond huis. Dit geeft de bezoeker het gevoel terug te gaan in de tijd en rond te lopen in een huis waar de bewoners even weg zijn.
[bewerk] Bewoners van de zuidvleugel
Sinds 2003 woont Ludolphine Emilie van Haersma Buma baronnes Schimmelpenninck van der Oye in de zuidvleugel van Duivenvoorde. Haar broer woont in het tuinhuis van Duivenvoorde.
[bewerk] De Romeinse gevelstenen
In 1717 zijn twee Romeinse stenen als gevelsteen in de achtermuur van het voorhuis ingemetseld.
De grote steen heeft een inscriptie aan de voorzijde over het herstel van een wapenmagazijn door Romeinse troepen die gedateerd is tussen 196 en 198 na Christus. De tekst op andere kant is ouder en ergens uit de periode 103-111 na Chr. Bij het maken van de nieuwe tekst is de steen kleiner gemaakt waardoor de oudere tekst is verminkt.
De kleine steen heeft een tekst waarin personen worden genoemd waardoor de steen rond 205 na Chr. gedateerd kan worden.
Het verhaal gaat dat beide stenen afkomstig zijn van de Brittenburg, de vermoedelijk Romeinse ruïne die in 1520 voor de kust van Katwijk boven water kwam. Voor de grote steen kan dit verhaal niet waar zijn, want in de in 1517 verschenen 'Divisiekroniek' wordt onomstotelijk naar de tekst van de grote steen verwezen, met daarbij de vermelding dat deze gevonden is in 1502 bij het omploegen van een stuk land bij het klooster Roomburg.
[bewerk] Bronnen
- De geschiedenis van het kasteel Duivenvoorde en zijn bewoners, E.A. Canneman, L.J. van der Klooster, Den Haag, Staatsuitgeverij, 1967.
- Het vermakelijk Duivenvoorde, Theo Laurentius, Den Haag, Sijthof, 1976