Kleed van Edessa
Van Wikipedia
deel van de serie over Christelijke relieken |
|
Ook bekend als |
|
![]() |
|
Overblijfselen van de Heiligen uit het christendom |
|
Bewaard in reliekschrijnen |
|
Relieken |
|
Relieken van heiligen |
|
Relieken in Nederland |
Het Kleed van Edessa was een relikwie uit de vroege Middeleeuwen waarop het gezicht van Jezus te zien zou zijn. Volgens sommigen zijn het Kleed van Edessa en de bekendere Lijkwade van Turijn één en hetzelfde kleed.
Het Kleed van Edessa werd halverwege de 6e eeuw gevonden achter enkele stenen in één van de stadspoorten van Edessa, waar het voor onbekende tijd verborgen was gehouden. Volgens een legende die later werd opgeschreven door Eusebius van Caesarea had de invalide koning van Edessa, Adbar V Ouchama die leefde van 13 tot 50 Jezus geschreven hem te genezen. (Adbar wordt in de Byzantijnse traditie, waar de afbeelding van dit doek het meest vereerd wordt, meestal Abgar genoemd.) In plaats van Jezus zou de apostel Judas Thaddeüs gekomen zijn, die een kleed droeg met daarop een afbeelding van het gezicht van Jezus. Toen de koning het gezicht van Jezus zag werd hij op miraculeuze wijze genezen. Omdat het kleed tijdens het leven van Jezus al zou bestaan, is in die tijd nooit de associatie met een lijkwade gemaakt. Ook vertelt de legende niets over de afbeelding van de rest van het lichaam van Jezus, die wel op de Lijkwade van Turijn te zien is.
Onbekend is waarom het kleed verborgen werd gehouden. Mogelijk is dat gebeurd om het te beschermen tegen het Perzische leger, of -als het kleed ouder is- tegen vervolgers van christenen. Er zijn aanwijzingen dat de Romeinse keizer Constantijn in de streek rond Edessa actief christenen heeft vervolgd. Als het kleed inderdaad uit de 1e eeuw na Christus zou stammen, is het ook mogelijk dat het verstopt is voor de zoon en opvolger van Abgar V, Ma'nu VI, waarvan gedacht wordt dat hij zich tot het heidendom bekeerde.
Het kleed werd ontdekt tijdens herstelwerkzaamheden na een grote overstroming waardoor Edessa getroffen werd in 525. Aan het einde van de 6e eeuw schreef Evagrius Scholasticus dat Edessa beschermd werd door een portret van Jezus dat "door God en niet door mensenhanden" gemaakt was en dat door Jezus naar Adbar was gezonden. In 730 schreef de heilige Johannes Damascenus (voor zover bekend) voor het eerst dat het kleed een lijkkleed was.
Op 15 augustus 944 werd het Kleed van Edessa overgebracht van Edessa naar Constantinopel, het huidige Istanbul. Edessa was sinds 639 in handen van de Arabieren en het Kleed van Edessa werd door het christelijke Constantinopel geruild tegen islamitische gevangenen. Op de dag na de aankomst hield de aartsbisschop van de Hagia Sophia (Gregorios Referendarius) een preek over het kleed. Deze preek is enige tijd geleden in de archieven van het Vaticaan teruggevonden. In deze preek wordt expliciet gesproken over de afbeelding van een heel lichaam en niet alleen een gezicht. Ook wordt een bloedvlek aan de zijkant van het lichaam genoemd. Ook enkele andere documenten, die in het bezit zijn van de Vaticaanse Bibliotheek of van de Universiteit Leiden, spreken van een afbeelding van een lichaam in plaats van alleen een gezicht. Deze documenten citeren een persoon met de naam Smera, die rond 950 in Constantinopel was en het kleed beschrijft.
In 1204 werd Constantinopel door kruisvaarders veroverd. Enkele schatten werden meegenomen naar West-Europa. Alhoewel het Kleed van Edessa niet met naam genoemd is, is sinds de verovering van Constantinopel door de kruisvaarders niets meer van het kleed vernomen.
![]() |
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Mandylion op Wikimedia Commons. |