Symfonie nr. 1 (Mahler)
Van Wikipedia
De Eerste Symfonie van de componist Gustav Mahler is diens eerste voltooide symfonie. De muziek schreef hij tussen 1885 en 1888. Mahler dirigeerde de première ervan te Boedapest in 1889. De dirigent Bruno Walter arrangeerde deze symfonie voor piano vierhandig.
Inhoud |
[bewerk] Ontstaansgeschiedenis en structuur
Van deze symfonie bestaan twee versies. De eerste versie bevat twee hoofddelen en vijf subdelen. De titels zijn beeldend. In de tweede versie is het tweede deel, Blumine, geschrapt. De structuur van hoofd- en subdelen is verwijderd. Verder heeft Mahler de "lyrische" titels vervangen door titels die verwijzen naar het tempo van de muziek.
Versie I
Vijf delen |
Versie II
Vier delen |
|
---|---|---|
Deel 1 : Aus den Tagen der Jugend | ||
1 : Frühling und kein Ende (Einleitung und Allegro Commodo) | 1 : Langsam, schleppend; Immer sehr gemächlich | |
2 : Blumine (Blumenkapittel) (Andante) | (Verwijderd) | |
3 : Mit vollen Segeln (Scherzo) | 2 : Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell | |
Deel 2 : Commedia humana | ||
4 : Gestrandet! Ein Totenmarsch in Callots Manier | 3 : Feierlich und gemessen, ohne zu schleppen | |
5 : Dall'Inferno al Paradiso (Allegro furioso) | 4 : Stürmisch bewegt |
Het geschrapte deel Blumine wordt nog separaat uitgevoerd.
Bij de première in Boedapest (versie I) heette dit werk nog een symfonisch gedicht. Het werk had echter een onduidelijk programma en zodoende begreep het publiek er niets van. De eerste uitvoering was dan ook een flop.
Voor de tweede uitvoering in Hamburg in 1892 (nog steeds versie I) presenteerde Mahler het werk op een andere manier. Hij voegde de titel Titan toe en noemde het eine Dichtung in Symphonieform, een soort kruising tussen symfonie en symfonisch gedicht. De bijnaam Titan verwijst naar de gelijknamige, semi-autobiografische roman van de schrijver Jean Paul (bijnaam voor Johann Paul Friedrich Richter): Mahler identificeerde zich blijkbaar sterk met dit boek en vond de titel passend als bijnaam voor de symfonie.
Omdat zo'n bijnaam enkel begrijpelijk is voor mensen die het boek gelezen hebben (en anderen meteen denken aan de reusachtige wezens uit de mythologie van de klassieke oudheid), besloot Mahler deze voor een uitvoering in Berlijn in 1896 ook achterwege te laten en het werk een volwaardige symfonie te noemen. Voor deze uitvoering bracht hij het stuk eveneens tot versie II.
[bewerk] Instrumentatie
De symfonie is gecomponeerd voor 4 fluiten (waarvan 2 ook piccolo), 4 hobo's (waarvan 1 ook althobo), 4 klarinetten (waarvan 1 ook basklarinet en 1 ook Es-klarinet), 3 fagotten (waarvan 1 ook contrafagot), 7 hoorns, 4 of 5 trompetten, 3 of 4 trombones, tuba, 2 pauken, slagwerk, harp en strijkers.
[bewerk] Ontvangst
Uit historische bronnen blijkt dat deze symfonie verdeeld werd ontvangen. Hoe dan ook, als componist was het voor Mahler vrijwel onmogelijk om een baan te vinden, dus na het voltooien van deze symfonie besloot hij, geheel tegen zijn zin, om een carrière als dirigent op te pakken (een uitermate succesvolle carrière), en zijn muziekwerken in de vrije tijd te componeren.
[bewerk] Analyse
De symfonie vertoont, in essentie, wat al de latere symfonieën van Mahler zou kenmerken: een klassieke structuur, echter met een unieke, gedurfde orkestratie, en een soms zeer intieme, haast spirituele sfeer, hoewel Mahler nooit programmamuziek in strikte zin schreef en veelal abstract bleef. De bijnaam Titan, naar de gelijknamige roman van Jean Paul, en de bijnamen van volgende symfonieën zijn niet door Mahler zelf geautoriseerd. Mahler trok een uitgebreide toelichting op de Eerste Symfonie uitdrukkelijk in.
[bewerk] Deel 1
Als structuur heeft Mahler voor het eerste deel een duidelijke sonatevorm gekozen. Het begint met een langzame inleiding: het ontwaken der natuur. Hoge flageoletten van de strijkers, vogelgeluiden in de houtblazers en trompetsignalen uit de verte leiden de luisteraar langzaam naar het 1e thema, dat Mahler van zichzelf geleend heeft. Het is een citaat uit zijn lied "Ging heut' Morgen über's Feld", uit de Lieder eines Fahrenden Gesellen. Het deel bouwt langzaam op, tot het na de expositie weer terugkeert naar de inleiding. Een nieuwe opbouw volgt die leidt tot een uiteindelijke climax.
[bewerk] Deel 2
Het tweede deel is een Ländler: een Oostenrijkse boerendans in 3/4 maat.
[bewerk] Deel 3
Het derde deel is een soort ironische dodenmars. Mahler heeft zich laten inspireren door een bij Oostenrijkse kinderen bekend schilderij waarop de dieren in een bos de overleden jager ten grave dragen. Ze doen hun best om zich treurig te gedragen, maar eigenlijk zijn ze erg vrolijk. Het deel is grotendeels gebaseerd op het liedje "Vader Jacob", maar dan in mineur. Bijzonder is dat de contrabas het thema inzet, waarna de andere instrumenten in canon volgen. Mahler laat duidelijk horen dat in de stoet ook een Bohemisch muzikantengroepje meeloopt. Als trio fungeert een verstilde melodie, "Sehr einfach und schlicht wie eine Volksweise". Mahler citeert hier opnieuw zichzelf uit één van de Lieder eines fahrenden Gesellen, namelijk "Die zwei blauen Augen", waarin de dichter, zijn mislukte liefde ontvlucht, rust vindt onder een lindeboom. Hierna keert het thema een halve toon hoger terug tot de stoet in de verte is verdwenen.
[bewerk] Deel 4
Het buitengewoon heftige begin van het vierde deel verbeeld een "plotselinge uitbraak van wanhoop, afkomstig uit een diep geraakt hart", aldus Mahler. Uiteindelijk zegeviert het goede in een groots koraal, waarbij Mahler voorschrijft dat de hoornisten opstaan, "um die möglichst grösste Schallkraft zu erzielen." De eventuele 5e trompet en 4e trombone dienen hier als ondersteuning van de hoorns.
De belangrijkste composities van Gustav Mahler | |
---|---|
Symfonieën Symfonie nr. 1, Titan • Symfonie nr. 2, Auferstehung • Symfonie nr. 3 • Symfonie nr. 4 • Symfonie nr. 5 • Symfonie nr. 6, Tragische • Symfonie nr. 7 • Symfonie nr. 8, Sinfonie der Tausend • Das Lied von der Erde • Symfonie nr. 9 • Symfonie nr. 10 (onvoltooid) Orkestliederen Das Klagende Lied (cantate) • Lieder eines fahrenden Gesellen • Rückertlieder • Kindertotenlieder • Lieder aus "Des Knaben Wunderhorn" abc |