T.S. Eliot
Van Wikipedia
Thomas Stearns Eliot (Saint Louis, Missouri, 6 september 1888 – 4 januari 1965) was een Amerikaans-Brits dichter, toneelschrijver en criticus. Hij was een van de belangrijkste figuren uit de wereld van de literatuur van de 20e eeuw.
Inhoud |
[bewerk] Biografie
Eliot werd geboren als zoon van Henry Ware Eliot en Charlotte Champe Stearns. Zijn grootvader van vaderskant, William Greelleaf Eliot, was de oprichter van een unitarianistische kerk in St. Louis. Na zijn middelbare school volgt hij een voorbereidingsjaar aan Smith's Academy, waar hij Grieks, Latijn, Frans en Duits leert. Van 1906 tot 1906 studeert hij letteren en filosofie in Harvard, waar hij colleges volgt bij Santayana, Babbit, James (William) en Royce. Later studeert hij in Parijs Sorbonne, waar hij colleges volgt bij Henri Bergson. In 1911 keert hij terug naar Harvard waar hij enige tijd Sanskrit en PāliIn studeert.
In 1914 krijgt hij een beurs om aan het Merton College te Oxford te studeren. Via London en Marburg, Duitsland, komt hij uiteindelijk in Oxford aan, maar na een jaar verlaat hij het college weer. In 1915 trouwde Eliot met Vivienne Haigh-Wood. Het werd een ongelukkig huwelijk, mede door een hormonale aandoening van Vivienne, die hevige stemmingswisselingen veroorzaakte die haar gedrag heel onvoorspelbaar maakten en Eliot vaak in verlegenheid brachten. Het jonge paar woont enige tijd in het appartement van Bertrand Russell.
Na enkele jaren docent te zijn geweest aan de Highgate School en de Royal Grammar School in High Wycombe, kiest Eliot voor een positie bij de Lloyds bank, op de afdeling buitenlands betalingsverkeer. Daarnaast was hij werkzaam als assistent-redacteur bij The Egoist (1917-1919). Ook begon hij een eigen tijdschrift, The Criterion (1922-1939), waarin hij in 1922 The Waste Land publiceert. Vanaf 1925 werkte hij bij de uitgever Faber and Gwyer, later Faber and Faber.
In 1927 treedt Eliot, tot verbijstering van sommige van zijn vrienden, toe tot de Anglicaanse kerk. Daarnaast besluit hij zijn Amerikaanse nationaliteit op te geven en werd hij Brits onderdaan. Als de Univeristeit van Harvard hem de Charles Eliot Norton leerstoel voor het jaar 1932-1933 aanbiedt, vertrekt hij naar de Verenigde Staten, zijn vrouw in Engeland achterlatend.
In 1933 kwam er een eind aan het huwelijk met Vivienne; met medewerking van haar familie kreeg Thomas controle over haar vermogen en liet hij haar opsluiten in een psychiatrisch ziekenhuis, waar ze de laatste negen jaar van haar leven zou slijten. Eliot zou haar tot haat dood in 1947 nog één keer bezoeken.
In 1948 won hij de Nobelprijs voor de literatuur, met name voor de Four quartets, het werk dat Eliot zelf als zijn meesterwerk beschouwde.
In 1957 trouwt Eliot met Esmé Valerie Fletcher, die vanaf 1949 zijn secretaresse was geweest bij Faber en Faber. Het werd een gelukkig, maar kort huwelijk. Op 4 januari 1965 overlijdt Eliot in London. Zijn lichaam werd gecremeerd; de as werd overgebracht naar St. Michael's Church in East Coker, de plaats waarvandaan zijn voorouders naar Amerika emigreerden.
[bewerk] The Waste Land
In de periode tussen 1917 en 1922 schreef Eliot zijn eerste grote werken: Prufrock and Other Observations (1917), Poems (1920) en The Waste Land (1922). In deze gedichten, die doordrongen zijn van het cultuurpessimisme van na de Eerste Wereldoorlog, beschrijft Eliot het lijden, de ontluisterende ervaring van de grote stad, de onvruchtbaarheid en de uitzichtloosheid van het moderne bestaan en de absolute isolatie van ieder individu door het geestelijke en morele failliet en de verspilling van de goddelijke liefde.
The Waste Land, onder redactie van vriend en dichter-criticus Ezra Pound, kreeg onmiddellijk aandacht van de literaire kritiek en het publiek en vestigde Eliots reputatie als een belangrijk dichter. De complexe structuur en de afwezigheid van romantische lyriek betekenden een radicale breuk met de negentiende-eeuwse poëtische tradities. In 'The Waste Land' toont Eliot een cultuur van verspilling en verval, van lusteloze en doelloze seksualiteit, van eenzaamheid en godsverduistering, kortom een cultuur die niet meer gedragen wordt door de liefde, maar door de dood. 'The Waste Land' is overladen met literaire verwijzingen en citaten. Eliot greep ondermeer terug op de herinneringen van Maria Larisch, een beschermelinge van de Oostenrijkse keizerin Elisabeth, de religieuze antropologie, James George Frazer's The Golden Bough, op Dantes beschrijvingen van de hel, de Franse symbolisten, zoals Baudelaire, Jules Laforgue en Stéphane Mallarmé, christelijke en hindoestaanse teksten, zoals de Confessiones van Augustinus, de Pentateuch en de Bhagavagitha, op het libretto van Wagners 'Tristan und Isolde', de filosofie van F.H. Bradley, Shakespeares 'Anthony and Cleopatra' en op de graallegende, zoals beschreven door Jessie Weston.
[bewerk] Kritische Werk
Eliots kritische werk bestaat uit een dissertatie, Knowledge and Experience in the Philosphy of F.H. Bradley, enkele bundels kritieken en essays, waaronder 'The Sacred Wood' (1920), 'After Strange Gods', 'For Lancelot Andrewes' (1928) en 'Essays Ancient and Modern' (1936) en 'On Poetry and poets' (1957) , en twee cultuurfilosofische studies, het onvoltooid gebleven 'The Idea of a Christian Society' (1939) en 'Notes Towards the Definition of Culture' (1948). Zijn essays zijn grofweg te verdelen in drie groepen; essays over de literatuur in het algemeen o.m. 'Tradition and individual talent', 'The Use of Poetry and the Use of Criticism', 'Religion and Literature', en 'What is a Classic' , beschouwingen over individuele schrijvers onderm wie Philip Massinger, Dante Alighieri, John Milton, de "Metaphysical Poets" (John Donne, Herbert, Vaughan), Andrew Marvell, Percy Bysshe Shelley, William Blake, Matthew Arnold, Lord Alfred Tennyson, Charles Baudelaire, William Butler Yeats en James Joyce, en filosofische opstellen over het humanisme en het christendom, ondermeer over Blaise Pascal, F.H. Bradley, Irving Babbit, Lancelot Andrewes en John Bramhall. Zijn essays, die algemeen worden gezien als de belangwekkendste bijdragen uit het Engelse taalgebied aan de literatuurreceptie van de 20e eeuw, hebben een diepgaande invloed uitgeoefend op het denken over de relatie tussen religie, cultuur en literatuur, op voor de herziening van de Engelse canon. Dichters als Donne en Herbert, die voordien als 'minor poets' werden beschouwd, ondergingen een grondige herwaardering en werden opnieuw op de literaire kaart gezet, en gevestigde literaire grootheden als Milton en Shelley worden bekritiseerd op hun soms gebrekkige metrum en taalgebruik. Zijn cultuurfilosofische studies, met name 'Notes towards a Definition of Culture', hebben veel waardering en navolging gevonden o.m. bij F.R. Leavis, Roger Scruton en George Steiner.
[bewerk] Latere werk
In Eliots latere werk, na zijn bekering tot de Anglicaanse Kerk in 1927, nam hij meer en meer afstand van de enigszins oppervlakkige religieuze antropologie en het cultuurpessimisme die The Waste Land kenmerkten, en werd zijn poëzie nadrukkelijk Christelijk van karakter. In een essay verklaarde hij Anglo-katholiek te zijn in de godsdienst, een classicist in de literatuur en een royalist in de politiek. In deze periode publiceerde hij 'Hollow Men', 'Journey of the Magi' (1927), 'A Song for Simeon'(1928), 'Animula' (1929), 'Marina' (1930', 'Ash-Wednesday' (1930)', en zijn magnum opus, 'The Four Quartets' (1943)'. Dit laatste gedicht, dat de sporen draagt van Augustinus, Dante, Johannes van het Kruis, het boek Prediker en het Nieuwe Testament, bestaat uit vier gedichten, die elk gewijd zijn aan een van de vier elementen. De titels van de gedichten verwijzen naar plaatsen die een bijzondere plaats in Eliot's leven speelden; "Burnt Norton", "East Coker", "The Dry Salvages", en "Little Gidding". Elk gedicht is opgedeeld in vijf canto's. Elk bevat een een theologisch-filosofische meditatie over het wezen van de Tijd. Het gedicht kan beschouwd worden als een christelijke odyssee, een mystieke zoektocht en terugkeer vanuit het tijdelijke naar de eeuwige tijd in God.
[bewerk] Toneelwerken
Eliot schreef ook drama, waarvan de belangrijkste stukken Murder in the Cathedral, dat gewijd is aan de moord op Thomas Becket (1935), The Family Reunion (1939), The Cocktail Party (1949), The Confidential Clerk (1953) en The Elder Statesman (1958) zijn.
[bewerk] Invloed
De poëzie van Eliot heeft een diepgaande invloed uitgeoefend op de poezie van de 20e eeuw. Dichters als W.H. Auden, Stephen Spender, Wallace Stevens en in Nederland Martinus Nijhoff hebben zijn invloed ondergaan. Laatstgenoemde vertaalde onder andere 'The Lovesong of J. Alfred Pruffrock' en 'the Journey of the Magi' uit de Ariel Poems.
[bewerk] Bibliografie
Prufrock and other Observations 1917, Poems 1919, The Sacred Wood 1920, The Waste Land 1922, Hommage to John Dryden 1924, The Hollow Men 1925, Poems 1925, Shakespeare and the Stoicism of Seneca 1928, For Lancelot Andrewes 1928, Ash Wednesday 1930, Sweeney Agonistes 1932, The Use of Poetry and the Use of Criticism 1933, After Strange Gods 1934, Elisabethan Essays 1934, The Rock 1934, Murder in the Cathedral, 1935, Essays Ancient and Modern 1936, Collected Poems 1936, Old Possum's Book of Practical Cats 1939, The Family Reunion 1939, The Idea of a Christian Society 1940, Four quartets 1943, Notes Towards a Definition of Culture 1948, Coctail Party 1950, Poetry and Drama 1953, The Confidential Clerk 1953, The Three Voices of Poetry 1954, The Elder Statesman 1959, Collected Poems 1909-1962 1963,