Sharia
Van Wikipedia
Sharia (ook: shari'a(h), sjari'a(h) of sjaria(h), Arabisch: شريعة sjarī'a) is het Arabische woord voor de islamitische wet of de wet van God en betekent letterlijk 'weg naar de bron', ook: 'gebaande weg', 'wet' en 'rite'. De basis ligt bij de fiqh.
Inhoud |
Geen recht in westerse zin
Het islamitisch recht is geen recht in westerse zin. Er is geen sprake van wetboeken die bedoeld zijn om conflicten te voorkomen en, in het uiterste geval, te beslechten. Sharia is in de eerste plaats een religieuze plichtenleer die het menselijk handelen in wereldse en religieuze zaken bepaalt, zowel in de relatie van mensen onderling als van mens tot God. Hoewel het eindoordeel over het menselijk handelen door de Koran bij God gelegd wordt, omvat de sharia ook sancties om het juiste handelen af te dwingen wanneer daar een maatschappelijk belang mee is gediend.[1]
Ondanks diverse pogingen is de sharia nooit gecodificeerd, waardoor details steeds opnieuw - en soms met tegenstrijdige uitkomst - beredeneerd worden. In plaats van wetboeken gelden oudere uitspraken en juridische traktaten als basis voor rechterlijke beslissingen. De wetenschap die zich met het afleiden van rechtsregels bezig houdt wordt fiqh genoemd. Rechters (qadi) worden niet geacht jurisprudentie en traktaten tot in detail te kennen. Zij fungeren in de eerste plaats als arbiters. Komen zij er zelf niet uit, dan doen zij een beroep op een rechtsgeleerde (faqih), die op basis van de bronnen (koran, soenna, idjma – overeenstemming van rechtsgeleerden – en qiyas – analogie –) een fatwa afgeeft.
Welke sharia?
Een belangrijk probleem bij de bespreking van het begrip sharia is dat de islamitische wereld geen eenstemmig leergezag kent, waardoor er vele, soms sterk uiteenlopende versies van het begrip sharia bestaan. We kunnen dus eigenlijk niet spreken van 'de' sharia, net zomin als we mogen spreken van 'de' democratie. Ook democratie kent immers vele verschijningsvormen.
Dikwijls wordt daarom verwezen naar de interpretaties van de madhahib of rechtsscholen. Er zijn vier soennitische en twee sjiitische rechtsscholen, met elk hun eigen interpretatie van de sharia. Voor veel actuele maatschappelijke vraagstukken worden verschillende en soms zelfs tegenstrijdige richtlijnen opgesteld.
De sharia heeft slechts betrekking op een beperkt aantal rechtsgebieden: familierecht, enkele strafrechtelijke delicten, oorlogs- en contractenrecht en ten slotte de juridische positie van niet-moslims en vrouwen binnen deze rechtsgebieden. Alle overige rechtsgebieden vallen onder de regelgevende bevoegdheid van de overheid (siyasa).[2] Volgens Fazlun Khalid kent de sharia ook iets wat we met milieurecht zouden kunnen aanduiden.[3]
Menselijk handelen
Het brede toepassingsgebied van de sharia vindt zijn oorsprong in de overtuiging dat de wet in alles moet voorzien wat noodzakelijk is voor iemands geestelijke en lichamelijke gezondheid. De islam maakt daarbij geen onderscheid tussen het religieuze en het seculiere leven. Voor moslims zijn alle handelingen verdeeld in vijf categorieën:
- Verplicht (فرض fard, of واجب wādjib) - het doen wordt beloond, het nalaten bestraft.
- Aanbevolen, verdienstelijk (مندوب mandōeb, مستحب moestahabb of سنة soenna) - het doen wordt beloond, het nalaten niet bestraft.
- Toegestaan (مباح moebāh حَلاَلْ halāl) - doen en laten worden beloond noch bestraft.
- Laakbaar, afkeurenswaardig (مكروه makrōeh) - het doen wordt niet bestraft, het nalaten beloond.
- Verboden (حرام harām) - het doen wordt bestraft, het nalaten beloond.
Bij fard wordt onderscheid gemaakt tussen individuele en gemeenschappelijke plichten (فرض العين fard al-`ayn en فرض الكفاية fard al-kifāya). Bij gemeenschappelijke verplichtingen volstaat het als een deel van de gemeenschap zich inspant. In de eerste categorie vallen bijvoorbeeld de salat, in de tweede categorie een begrafenis, waarbij het volstaat dat een aantal vrienden en kennissen het gebed voor de overledene en de teraardebestelling bijwoont. De aanwezigen hebben daarmee namens de gemeenschap aan haar verplichting voldaan.
Met straf en beloning wordt in dit verband in de eerste plaats bestraffing en beloning in spirituele zin bedoeld. Plichtverzaking tegenover God blijft in de meeste gevallen een zaak tussen de gelovige en God. Moslims gaan ervan uit dat men voor zijn doen en laten op de Dag des oordeels rekenschap voor God aflegt en door God beloond ofwel bestraft wordt. Slechts in enkele gevallen is een strafmaat vastgesteld. Dat is voornamelijk zo wanneer er ook maatschappelijke belangen in het geding zijn, zoals bij alcoholgebruik.
Bij de uitvoering van een handeling is het van belang of de handeling met de juiste intentie (نية nīya) is verricht. Bij een juridische beoordeling zal een rechter een aantal zaken in aanmerking nemen, namelijk onder meer de vraag of iemand de intentie had een misdaad te begaan ('met voorbedachten rade'), of hij/zij meerderjarig is en bij zijn/haar volle verstand.
De basis van de verplichtingen van een moslim worden gevormd door de vijf zuilen van de islam.
Deelgebieden
Kledingvoorschriften
Zowel voor mannen als vrouwen gelden richtlijnen met betrekking tot het uiterlijk. Een vrouw moet haar lichamelijke schoonheid voor mannen die geen directe familieleden zijn bedekken. Oudere, niet meer in een huwelijk geïnteresseerde vrouwen hebben meer vrijheden (Soera Het Licht 60). Mannen behoren tenminste het lichaam van de navel tot de knie bedekt te houden in het bijzijn van anderen en behoren baard en haar te verzorgen. In het algemeen geldt dat zowel mannen als vrouwen zich 'behoorlijk' dienen te kleden.
Over de mate van bedekking die voor vrouwen is voorgeschreven bestaan regionale en ideologische verschillen. Volledige sluiering, dus inclusief het gezicht, was tot het begin van de twintigste eeuw vooral een stedelijk fenomeen. Op het land lagen echter vaak praktische eisen aan de kleding ten grondslag of werden voorislamitische gebruiken in stand gehouden. Soms wordt wel het gezicht bedekt, maar blijft het haar vrij. Bij de Touareg bijvoorbeeld bedekken de mannen het gezicht en laten de vrouwen het gezicht en soms ook het haar vrij. Er bestaan aanwijzingen dat in het Medina van de profeet alleen vrije vrouwen het haar en eventueel het gezicht bedekten, terwijl slavinnen ongesluierd waren.
Soera Het Licht 31 en Soera De Partijscharen 59 gelden als bronnen die voor het gebruik van een hoofddoek pleiten. De Koran bevat geen teksten die het bedekken van het gezicht voorschrijven. Dit 'voorschrift' stoelt op het minderheidsstandpunt dat Soera De Partijscharen 53 niet alleen voor de vrouwen van de profeet, maar voor vrouwen in het algemeen geldt.
Het kledingvoorschrift strekt zich uit tot niet-aanstootgevend gedrag en gedrag dat geen aanleiding geeft tot onwenselijke seksuele contacten. Er zijn hadith bekend waarin moslims wordt gezegd zich te onderscheiden in hun kleding van de niet-moslims.
Verhouding tussen mannen en vrouwen
In de islam zijn mannen en vrouwen complementair aan elkaar. Het woord 'ondergeschikt' wordt toegepast vanuit een westers gezichtspunt. Volgens bepaalde koranexegeten moeten de betreffende passages worden gelezen in de geest van de tijd, waarin vrouwen in de openbare ruimte beschermd moesten worden. Het zou daarmee duiden op het streven naar een gelijkwaardige positie tussen mannen en vrouwen. Vrouwen beschikken dan ook vrijelijk over eigen geld en bezittingen en het is hen niet verboden betaalde arbeid buitenshuis te verrichten. Juristen zijn het niet eens over de vraag of de vrouw verantwoordelijk gehouden kan worden voor het huishouden en de opvoeding van kinderen.
Mannen hebben een onderhoudsplicht tegenover vrouwen en kinderen; een echtgenoot, zoon of schoonzoon behoort hen in gelijke mate als zichzelf van onderdak, levensonderhoud en kleding moet voorzien.
Huwelijken worden door een huwelijksovereenkomst (عقد النكاح aqd an-nikāh) tussen een wettelijke vertegenwoordiger (ولى walī, in beginsel de vader) van de bruid, en de bruidegom in het bijzijn van tenminste twee getuigen gesloten. De getuigen moeten betrouwbare, volwassen moslims zijn die over hun volle verstandelijke vermogens beschikken. De wali en de getuigen dienen zich (behalve volgens de sjafiitische leerschool) van de instemming van de bruid te overtuigen. Een huwelijk dat zonder instemming van de bruid gesloten is, is volgens de andere drie leerscholen onwettig. Een bruidsschat (مهر mahr of صداق sadāq), door de man aan de vrouw te geven, is een voorwaarde voor een geldig huwelijk op basis van Soera De Vrouwen 4: En geeft de vrouwen gewillig haar huwelijksgift. Als zij echter naar haar eigen behagen u er een gedeelte van kwijtschelden, geniet daarvan met genoegen en heilzaam gevolg. De bruidsschat wordt door de man aan de vrouw gegeven en kan dienen als noodvoorziening in geval van echtscheiding of overlijden van de man.
Een moslimman mag een christelijke of joodse vrouw huwen.[4] Een christelijke of joodse man mag geen moslimvrouw huwen.[5] Een man mag maximaal vier vrouwen gelijktijdig huwen (polygynie), volgens Soera De Vrouwen 3: … huwt dan vrouwen die u behagen, twee of drie, of vier en als gij vreest, dat gij niet rechtvaardig zult handelen, dan één of wat uw rechter handen bezitten… Tafsir zou wijzen dat men met verschillende zaken rekening dient te houden. Zo staat in de aya dat er de voorwaarde is dat hij hen gelijk behandelt. Volgens velen is een gelijke behandeling feitelijk onmogelijk, en zou het impliciet een verbod behelzen. Ook dient men bij een huwelijk rekening te houden met de plaatselijke wetgeving, waardoor een polygynisch huwelijk meestal uitgesloten is.
Een sjiietische bijzonderheid is het tijdelijk huwelijk (متعة mut'a), dat minimaal een uur en maximaal 99 jaar kan duren. Het is een huwelijk zonder bruidschat en de verder aan een huwelijk verbonden rechten, maar tegen betaling van een door de 'huwelijks'partners vastgestelde vergoeding. Dit is gebaseerd op een door de profeet toegestane praktijk tijdens een langdurige veldtocht. Soennieten menen echter dat deze toestemming door de profeet is ingetrokken en beschouwen het tijdelijk huwelijk als een gelegaliseerde vorm van prostitutie.
Wanneer een vrouw in ernstige mate ongehoorzaam is aan haar echtgenoot heeft de man volgens de Koran het recht haar, na een traject van vermanen en vermijden, licht te tuchtigen door middel van een symbolische, lichte tik met een miswak, een takje dat gebruikt wordt om de tanden te reinigen. De tuchtiging mag geen pijn doen en geen letsel veroorzaken. Een hadith vermeldt dat Mohammed ooit zijn afschuw uitsprak over het slaan met de woorden: 'Hoe is het mogelijk dat iemand zijn vrouw slaat zoals je een wilde kameel slaat en vervolgens met haar wil slapen?'
Echtscheiding zou volgens een hadith het meest verachtelijke zijn van wat God nog heeft toegestaan. Aan een scheiding behoort een proces van gesprek en bemiddeling door derden vooraf te gaan. Het is voor mannen door middel van verstoting (talaq) redelijk eenvoudig, terwijl het voor vrouwen uitsluitend via te verkrijgen door middel van goede echtscheidingsgronden, zoals mishandeling of bekering tot een ander geloof. Ook wanneer een man zijn echtelijke plichten niet nakomt of langdurig afwezig is zonder bekende verblijfplaats, is dit voor een vrouw zondermeer een geldige reden tot echtscheiding.
Een vrouw kan ook via een rechter echtscheiding verkrijgen wegens 'onverenigbaarheid van karakters' (choel). Mohammed heeft dit in een aantal gevallen toegestaan. Zij moet in dat geval wel bereid zijn de bruidsschat of een deel ervan terug te geven. Na een scheiding geldt een wachtperiode (idda) van ca. drie maanden voordat een vrouw kan hertrouwen om vast te stellen of de vrouw zwanger is. De man blijft gedurende die tijd financieel verantwoordelijk. Voor een weduwe geldt een wachtperiode van vier maanden. De vrouw houdt tenminste gedurende de zoogtijd (in principe twee jaar) de zorg voor de kinderen.
Erfrecht
Het islamitische erfrecht is nogal gecompliceerd. De basis werd gelegd in Soera De Vrouwen 11 en 12, waar in het bijzonder het erfdeel van vrouwen wordt bepaald. Dat wijst op een precisiering of correctie van het voorislamitische erfrecht.
In principe is het zo dat dochters één deel erven en zonen twee delen. Echtgenotes erven een achtste deel. Ook nog in leven zijnde ouders behoren tot de erfgenamen. De erflater heeft het recht maximaal een derde deel van zijn bezit bij testament aan derden te vermaken. Schulden worden niet vererfd.
Mannen hebben een onderhoudsplicht tegenover vrouwen en kinderen (zie paragraaf Verhouding tussen mannen en vrouwen). Met deze onderhoudsplicht wordt duidelijk waarom het erfrecht de man een dubbel deel van een vrouw toebedeelt; de vrouw beschikt over haar eigen vermogen, terwijl de man met zijn vermogen ook de plicht heeft anderen te onderhouden. Tegenwoordig komt het in islamitische landen steeds meer voor dat vrouwen ook aan het gezinsinkomen bijdragen. Progressieve moslims wijken daarom wel af van deze bepaling door een nalatenschap in gelijke delen voor mannen en werkende vrouwen te verdelen.
Strafrecht
Strafrecht heeft in de islam grotendeels privaatrechtelijk karakter. Op moord staat bijvoorbeeld de doodstraf als maximale strafmaat, maar de nabestaanden van een slachtoffer bepalen of deze straf inderdaad wordt geëist of dat met zoengeld genoegen wordt genomen. De hoogte van zo'n bedrag komt vervolgens door onderhandeling tussen de partijen tot stand. Bloedwraak of eerwraak is verboden.
Een aparte status hebben de direct uit de koran afgeleide verbodsbepalingen, de zogenaamde hadd-misdrijven (حد, mv. حدود hoedōed, grens). Dat zijn: ontucht en overspel (زناء zinā), valse getuigenissen in relatie tot ontucht en overspel, alcoholgebruik, diefstal en straatroof. Op diefstal staat amputatie van de rechterhand, bij recidive amputatie van de linkervoet als maximumstraf. Misdaden en de in de Koran vastgestelde strafmaat ('hudud') zouden volgens een hadith voorkomen moeten worden. De Koran laat daarom altijd de mogelijkheid open om berouw te tonen om zo bestraffing te voorkomen. Soera De Tafel 38 schrijft bijvoorbeeld voor: Snijdt de dief en de dievegge de hand af, als straf voor wat zij misdeden, dit is een voorbeeldige straf van God. God is Almachtig en Alwijs. Daarop vervolgt aya 39: Maar degene, die na zijn overtreding berouw heeft en zich betert, God zal Zich zeker in barmhartigheid tot hem wenden; voorwaar, God is Vergevensgezind en Genadevol. Dit kan echter ook geïnterpreteerd worden als een wereldse uitvoering van de strafmaat en hemelse barmhartigheid.
Op overspel staat volgens Soera Het Licht 2 bestraffing met honderd stok- of zweepslagen voor beide betrokkenen, maar meestal wordt dood door steniging toegepast overeenkomstig de joodse wet. Of dit inderdaad teruggaat op het voorbeeld van Mohammed is onduidelijk. Vast staat dat hij eenmaal dood door steniging heeft opgedragen in het geval van overspel van joodse onderdanen. Uit overleveringen blijkt dat de profeet geen voorstander van het voltrekken van de dood door steniging was. Er is een verhaal bekend van een vrouw die aan de profeet overspel bekende, waarbij hij haar een aantal keren wegstuurde met de opdracht vergiffenis te gaan vragen aan Allah. Pas nadat zij een aantal keren terug was gekeerd met het verzoek om haar te laten stenigen, heeft de profeet daarvoor toestemming gegeven.
Soera De Vrouwen 15 heeft betrekking op niet nader gespecificeerde onzedelijkheden die bestraft worden met levenslange opsluiting of tot "God een weg voor hen opent" (mogelijk invrijheidstelling na oprecht berouw). In beide gevallen geldt echter dat vier getuigen van onbesproken gedrag de geslachtsdaad of de onzedelijkheid moeten hebben gezien, waardoor een correcte beschuldiging, correct proces en uitvoering van de bijbehorende straf nagenoeg onmogelijk is.
Op het afleggen van een vals getuigenis staan tachtig slagen, waarvan kan worden afgezien wanneer dat de wens is van de benadeelde. Bestraffing kan ook volgen na het afleggen van een bekentenis, die echter niet onder dwang verkregen mag worden. De rechter dient zich ervan te overtuigen dat de verdachten zich van de strafmaat bewust waren, voordat zij hun bekentenis aflegden en moet de verdachten de mogelijkheid geven hun bekentenis te herroepen, zelfs al zouden ze de waarheid gesproken hebben. Alleen in de Malikitische leerschool geldt zwangerschap zonder getrouwd te zijn als rechtmatig bewijs van ontucht. Homoseksualiteit kan als ontucht behandeld worden.
Het nuttigen van alcohol in het openbaar wordt volgens bepaalde opvattingen eveneens met tachtig slagen bestraft, straatroof met gevangenisstraf.
Illustratief voor het principe van strafvermindering in verband met verzachtende omstandigheden is de volgende overlevering:
De profeet berispte de eigenaar van een slaaf die vanwege honger graan had gestolen. De eigenaar wilde zijn slaaf straffen. De profeet zei: "Deze man had honger en jij hebt hem geen eten gegeven. Jij bent het die gestraft moet worden."
In overeenstemming hiermee heeft kalief Omar ibn al-Chattab gedurende een jaar van hongersnood een moratorium op het uitvoeren van amputaties vanwege diefstal afgekondigd. Hij ging ervan uit dat het de plicht van de gemeenschap was om de armen te voeden. Hielden mensen voedsel voor zichzelf, dan hadden degenen die geen voedsel meer hadden volgens zijn redenering het recht zich dat voedsel toe te eigenen.
Niet-moslims kunnen in de regel niet getuigen tegen moslims. In een aantal gevallen zijn getuigenissen van twee vrouwen vereist waar het getuigenis van één man zou voldoen. Dit laatste geldt ook voor getuigen bij het sluiten van overeenkomsten.
Religieuze minderheden en afvalligheid
In het verdrag van Medina (ook wel de grondwet van Medina genoemd) liet Mohammed in het jaar 1 AH vrijheid van religie vastleggen: "Moslims, polytheïsten, en joden zullen als één gemeenschap (oemma) samenleven. Elke partij zal zijn eigen religie naleven."
Toen de tweede kalief van de islam, Omar ibn al-Chattāb, Jeruzalem veroverde, werd in een verdrag volledige vrijheid van religie en veiligheid voor christenen en bescherming van kerken en kloosters en van christelijke bedevaartgangers vastgelegd. Uit een ander document, een door Omar bekrachtigd verdrag dat tot stand kwam na de verovering van steden in Syrië en Mesopotamië, werd het christenen echter verboden om nieuwe kerken en kloosters te stichten, beschadigde kerkgebouwen in wijken waar voornamelijk moslims woonden te herbouwen, in het openbaar kruisen of de bijbel te tonen, hoorbaar te bidden of heilige teksten te reciteren en het christendom te verspreiden. Dergelijke voorschriften zijn later ook op joden van toepassing verklaard.
De rechtsgeleerde as-Sjāfi' (767-820) schrijft in zijn boek Ahkam al-Qoer'ān (Wetsvoorschriften in de koran): "God heeft over de polytheïsten twee oordelen geveld: hij heeft bevolen de afgodendienaren (ahl al autān) te bestrijden tot ze de islam aannemen en de lieden van het Boek te bestrijden tot ze de belasting (djizya) betalen zolang ze de islam niet aannemen".
De Spaans-Arabische geleerde Ibn Hazm († 1064), die in de traditie van as-Sjāfi' staat, gaf aan dat Soera De Koe 256 ("Er is geen dwang in de religie…") voor twee groepen niet geldt: diegenen die geen volgelingen van de openbaringsreligies zijn en door Mohammed bestreden werden (bedoeld zijn polytheïsten), en diegenen die de islam verlaten hebben en op basis van consensus van rechtsgeleerden (idjmā) gedwongen werden de islam weer aan te nemen. (De eveneens Andalusische geleerde en opperrechter van Sevilla Ibn al-Arabī († 1148) trok deze opvatting echter in twijfel.)
De klassieke sharia bepaalt de doodstraf voor afvalligheid, vaak gebaseerd op een combinatie van afvalligheid met landverraad of actieve propaganda voor als anti-islamitisch beschouwde ideeën of andere religies. In een recht voor moslims om de islam te verlaten is dus niet voorzien. Toch zijn er in de Koran en de hadiethliteratuur verwijzingen te vinden naar situaties dat mensen moslim werden en de islam weer verlieten zonder dat daarbij sancties genoemd worden. Zuiver op basis van Koran en soenna beoordeeld bestaat er dus geen conflict tussen islam en het recht van moslims op vrijheid (lees: verandering) van religie.
Overheden van staten waar de islam staatsgodsdienst is maken vaak een onderscheid tussen 'religie' (dien) en 'geloof' (aqida). Voor niet-moslims geldt dan vrijheid van religie, voor moslims slechts de vrijheid om binnen de islam hun eigen gebruiken te praktiseren (hoerriyat al aqida), dat wil zeggen de gebruiken die door de leerscholen zijn voorgeschreven.
- Zie ook: Abdul Rahman
Belastingen
![]() |
De enige echt islamitische vorm van belasting, en tegelijkertijd een van de vijf zuilen van de islam is de armengave (زكاة zakāt), een vorm van vermogensbelasting, die tussen 2,5 % en 10 % bedraagt. Deze belasting is uitsluitend bedoeld als minimale vorm van structurele armenzorg.
Om de staatsuitgaven te dekken ontstonden er al gauw alternatieve vormen van belasting, waaronder de grondbelasting (خراج charādj). Religieuze minderheden (ذمّي dhimmi) droegen aan de staatsuitgaven bij via de jizyah.
Spijswetten
![]() |
Moslims mogen alleen vlees eten dat halal (toegestaan, Arabisch: حلال) is. Het tegenovergestelde van halal is haram (حرام). Halal vlees is uitgebloed vlees van een dier dat volgens de islamitische rituele voorschriften geslacht werd. Het slachten is op die manier een vorm van offerande.
Vlees van carnivoren en van dieren die spontaan gestorven zijn, evenals het expliciet in de Koran vermelde varkensvlees, zijn enkel toegestaan wanneer er niets anders voorhanden is om in leven te blijven. Paardenvlees is niet verboden doch het slachten van paarden is onder moslims niet gebruikelijk. Dieren die nog zogende jongen hebben evenals de zogende jongen zelf mogen niet geslacht worden. Het doden van een dier is enkel toegestaan voor consumptie of om het uit zijn lijden te verlossen indien het ziek of gewond is.
Alles wat uit de zee komt is zondermeer halal, het hoeft niet op een speciale wijze gedood te worden. De wetsscholen kennen kleine verschillen, bijvoorbeeld over de vraag of garnalen en muildieren toegestaan zijn voor consumptie.
Alle andere soorten voedsel (groenten, vruchten en dranken, met uitzondering van alcoholische dranken en verdovende middelen) zijn zonder bijzondere bewerkingen toegestaan voor consumptie.
Landbouw en milieubescherming
De Koran legt bijzondere nadruk op (de schoonheid van) de natuur en bepaalt dat de mens die in beheer heeft gekregen en er zorgvuldig mee om moet gaan. Anderzijds wordt de mens aangemoedigd het land in gebruik te nemen voor voedselproductie. Degene die land ontgint heeft er het gebruiksrecht op. De staat kan land uitgeven ter ontginning. Uitputting van de bodem wordt echter veroordeeld. Schaarse hulpbronnen genieten bescherming. In navolging van de profeet Mohammed geeft de sharia overheden het recht om natuurreservaten (hyma) of zones met beperkt gebruiksrecht in te stellen. Het oprichten van non-profitorganisaties (waqf, mv. awqāf) voor het beheer van natuurgebieden wordt aangemoedigd. In Mekka en Medina gelden (golden?) kapverboden en mogen geen dieren gedood worden.[6]
Landen waar sharia wordt toegepast
Momenteel bestaan er in zo'n 50 verschillende landen evenzovele interpretaties van sharia, die deels rechtskracht hebben.
De meeste landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika kennen een duaal rechtssysteem met religieuze en seculiere rechtbanken. De religieuze rechtbanken behandelen voornamelijk familie- en erfrechtzaken. De hadd-misdrijven vallen in de meeste gevallen onder het seculiere recht, dat vaak gebaseerd is op de rechtsstelsels van de voormalige koloniale overheersers. Alleen in Iran en Saoedi-Arabië geldt integraal een vorm van sharia en worden hadd-straffen opgelegd. Daarnaast gelden in veel landen nog verschillende vormen van gewoonterecht (oerf of adat).
Landen waar shariawetgeving op nationaal niveau (met uitzondering van Iran en Saoedi-Arabië in combinatie met gewoonterecht) van kracht is:
- Afghanistan, Iran, Jemen, Jordanië, Saoedi-Arabië, de Indonesische autonome provincie Atjeh
Landen waar shariawetgeving naast wetgeving naar westers model van kracht is:
- Brunei, Egypte, in toenemende mate Indonesië, Irak, Koeweit, Libanon, Libië, Maladiven, Maleisië, Mauretanië, Nigeria, Oman, Pakistan, Qatar, Soedan, Somalië, Syrië en Tunesië.
Landen waar uitsluitend een vorm van islamitisch familierecht van toepassing is:
Er is een trend gaande dat meer islamitische landen (elementen uit) de sharia introduceren, bijvoorbeeld Indonesië, waar op lokale en regionale schaal vormen van shariawetgeving worden ingevoerd (provincie Atjeh, enkele regio's en steden in de provincie West-Java), maar andere landen, zoals Turkije en Tunesië, passen hun rechtssysteem juist naar westerse maatstaven aan. In Afghanistan is het nationale rechtsstelsel na de verdrijving van de Taliban in ontwikkeling. In veel gevallen is gewoonterecht daar sterker dan nationaal recht.
Islam en de niet-islamitische wereld
Islamitische basiswaarden en UVRM
Velen ervaren een grote en onoverbrugbare tegenstelling tussen de sharia en de seculiere democratie. Daarbij wordt vaak gesproken over een conflict tussen de islam en het westen. Het is echter correcter om te spreken over een conflict tussen enkele hoofdstromingen binnen de islam en democratische staten. De meeste islamitische landen ondertekenden verklaringen waarin ze de Koran als een hogere norm beschouwen dan de UVRM, bijvoorbeeld de Universele islamitische verklaring van mensenrechten (1981) en de Cairo Declaration on Human Rights in Islam.[7] Deze laatste is ondertekend door alle buitenlandministers van de leden van de Organisatie voor de Islamitische Conferentie.
De meeste islamitische staten ondertekenden dus zowel de UVRM , als, recenter, verklaringen die met belangrijke aspecten van de UVRM botsen.
Islam versus Europese democratie
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg merkte in een arrest van 13 februari 2003 over de rechtmatigheid van een verbod voor de Turks-islamitische Refah partij op "dat de sharia niet verenigbaar is met de fundamentele principes van de democratie".[8]
Op 29 juni 2004 oordeelde het Hof in een arrest over de rechtmatigheid van een verbod op het dragen van een hoofddoek bovendien "dat de bepalingen van de sharia, onder andere betreffende strafrecht, lijfstraffen en de positie van vrouwen in het geheel niet verenigbaar zijn met de de seculiere rechtsstaat en de Conventie (= de Europese conventie voor mensenrechten)".[9]
Groot-Brittannië
De Britse jurist Sebastian Poulter onderzocht als een van de eersten in opdracht van de Engelse regering de mogelijkheden voor erkenning van het islamitische familierecht in het Britse recht. Een islamitische koepelorganisatie had daarom gevraagd. Poulter concludeerde dat islamitisch familierecht fundamenteel onverzoenbaar is met de rechtsbeginselen van de meeste Europese staten (zie ook: 'The claim to a separate Islamic system of personal law for British Muslims’, in Mallat, C., en J. Connors (red.), Islamic Family Law, London, 1990, geciteerd in ‘Moslims als minderheid: de vergruizeling van het westerse islambeeld’, W.A.R. Shadid en P.S. Van Koningsveld).
Canada
Op basis van de Canadese Arbitration Act (1991) verkregen christenen, joden en moslims in de provincie Ontario in 2004 de mogelijkheid privaatrechtelijke kwesties (zoals echtscheidingen, voogdijschappen en erfeniskwesties) door een religieuze arbitragecommissie te laten beoordelen indien beide partijen daarmee instemden. De oordelen van dergelijke commissies waren bindend, voor zover ze niet in strijd met geldend Canadees recht waren. Daarmee had shariawetgeving in Canada beperkte rechtskracht gekregen. De Arbitration Act was bedoeld om het overbelaste Canadese rechtssysteem te ontlasten.
In september 2005 werd de Arbitration Act, mede op grond van internationale protesten van (islamitische) vrouwenorganisaties, zodanig gewijzigd dat religieus recht niet meer kon worden toegepast.
Noten
- ↑ Zie ook Maurits Berger: Sharia, (2006), p. 31-33
- ↑ Maurits Berger: Sharia, (2006), p. 114
- ↑ Fazlun M. Khalid: "Islam and the Environment", in: Encyclopedia of Global Environmental Change (2002), vol. 5, p. 332-339, aldaar p. 335
- ↑ Dit komt voort uit Soera De Tafel, vers 5. De tekst luidt in het Engels: "005.005 This day are (all) things good and pure made lawful unto you. The food of the People of the Book is lawful unto you and yours is lawful unto them. (Lawful unto you in marriage) are (not only) chaste women who are believers, but chaste women among the People of the Book, revealed before your time,- when ye give them their due dowers, and desire chastity, not lewdness, nor secret intrigues if any one rejects faith, fruitless is his work, and in the Hereafter he will be in the ranks of those who have lost (all spiritual good)." Bron: [1]
- ↑ Dit komt voort uit Soera De Koe, vers 221. De tekst, bedoeld voor mannelijke lezers, luidt in het Engels: "002.221 [...] Nor marry (your girls) to unbelievers until they believe: A man slave who believes is better than an unbeliever, even though he allures you. Unbelievers do (but) beckon you to the Fire. But Allah beckons by His Grace to the Garden (of bliss) and forgiveness, and makes His Signs clear to mankind: That they may celebrate His praise." Bron: [2] Het boek "The Lawful and the Prohibited in Islam" ([3]) zegt over de interpretatie van "unbelievers" op pagina 185: "No text exists which makes exceptions for the People of the Book [...] there is a consensus among Muslims concerning this prohibition."
- ↑ Fazlun M. Khalid: "Islam and the Environment", in: Encyclopedia of Global Environmental Change (2002), vol. 5, p. 332-339, aldaar p. 335
- ↑ Cairo Declaration on Human Rights in Islam
- ↑ Refah vs. Turkey, 13 februari 2003
- ↑ Leyla Şahin vs. Turkey, 29 juni 2004
Bronnen
Dit artikel is een bewerking van het Duitstalige Wikipedia-artikel (stand 23 februari 2006) met als bronnen:
- Richard Hartmann: Die Religion des Islam. Darmstadt 1987, ISBN 3-534-01664-5
- Said Ramadan: Das islamische Recht. Theorie und Praxis. Wiesbaden 1980, ISBN 3-447-02078-4
- Eduard Sachau: Das Recht der Scharia. Neuauflage. Frankfurt a.M. 2004
Aanvullende bronnen voor de Nederlandse bewerking:
- Maurits Berger: Sharia, Den Haag 2006, ISBN 0 90-5454-658-1
- Abdulwahid van Bommel e.a.: Islam en de rechten van vrouwen, Amsterdam/Utrecht 2006, ISBN 90-5460-125-6
Zie ook
- Lijst van islamitische termen in het Arabisch
- Halacha, de joodse wet
Externe links
- De Koran kent regels maar is geen wetboek, De Gelderlander, 1 maart 2006
- Sharia in moslimlanden tegen het licht, Reformatorisch Dagblad, 7 maart 2006
Publicaties Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (april 2006):
- Berger, M.S. (2006) Klassieke sharia en vernieuwing ISBN 9053569057
- Otto, J.M. (2006) Sharia en nationaal recht. Rechtssystemen in moslimlanden tussen traditie, politiek en rechtsstaat ISBN 9789053568415
{{{afb_links}}} | Islam | {{{afb_rechts}}} | ![]() |
||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|