Wet van Hardy-Weinberg
Van Wikipedia
De wet van Hardy-Weinberg komt uit de populatiegenetica. Aan de hand van deze wet kan je uitgaande van het fenotype, de frequentie van de genotypes berekenen, en omgekeerd. (De berekening kan in twee richtingen, maar praktisch gaat het meestal in één richting.)
Theoretische afleiding: De frequentie van de heterozygoten en de homozygoten kan als volgt berekend worden uitgaande van de allelfrequentie:
- Stel: A en a zijn allelen van een zelfde gen.
- Stel p=f(A)en q=f(a)
- en p+q=f(A)+f(a)=1 (er komen dus geen andere allelen voor)
- Uit een vierkant van Punnett kan je afleiden:
Wijfjes | |||
---|---|---|---|
A (p) | a (q) | ||
Mannetjes | A (p) | AA (p2) | Aa (pq) |
a (q) | aA (qp) | aa (q2) |
- (p+q)x(p+q)=1x1 of
- p2 + 2pq + q2 =1
- Nu is f(AA)=p2
- en f(Aa)=2pq
- en f(aa)=q2
Praktisch: nu kan je omgekeerd redeneren om aan de hand van het fenotype, de frequentie van de genotypes te berekenen.
N.B. In de figuur leest men 'aa' waar nu 'AA' staat en omgekeerd.
Deze wet geldt enkel als de populatie in evenwicht is; dit betekent dat
- de populatie oneindig groot is,
- de individuen geheel willekeurig paren,
- geen selectie plaatsvindt,
- geen mutaties optreden en er
- geen migratie uit of in de populatie plaatsvindt.
Dit lijken zware voorwaarden, maar populaties bevinden zich toch relatief vaak in Hardy-Weinberg evenwicht. Dit is vooral het gevolg van het (uit de wetten van Mendel voortkomende) feit dat het evenwicht zich, onder bovenstaande voorwaarden, binnen één generatie instelt. Het hangt dus vooral af van de grootte van de populatie en de mate van sexuele selectie, genetische selectie, mutatie en migratie hoever het genetisch materiaal in de populatie verwijderd is van het evenwicht.