Coenraad van Beuningen
Van Wikipedia
Coenraad van Beuningen (1622 - Amsterdam, 26 oktober 1693) was een Nederlandse diplomaat en burgemeester van Amsterdam in 1669, 1672, 1680, 1681, 1683 en 1684.
Coenraad werd thuis gedoopt omdat zijn vader Dirk van Beuningen en moeder Catharina Burgh remonstranten waren. Hij was de kleinzoon van zowel Geurt van Beuningen als Albert C. Burgh, die beiden burgemeester van Amsterdam waren. Coenraad van Beuningen ging naar de Latijnse school waar Vossius en Barlaeus doceerden. Van Beuningen begon in 1639 met zijn studie aan de Universiteit Leiden. In 1642 stelde Hugo de Groot, Zweeds gezant in Parijs, hem aan als zijn secretaris. In 1643 werd hij stadssecretaris in Amsterdam, alhoewel hij zichzelf niet geschikt achtte.
Omstreeks 1650 voelde Van Beuningen zich aangetrokken tot Spinoza en de Collegianten in Rijnsburg. Hij leefde zo eenvoudig mogelijk, zonder betrekking. In 1652 werd hij naar koningin Christina van Zweden gezonden, die inmiddels Griekse bijles kreeg van zijn vriend Isaac Vossius. In 1654 reisde hij naar Stade om over een conflict omtrent de toegang tot de Oostzee te onderhandelen. Als gezant in Kopenhagen belandde hij bijna in handen van de Zweedse koning Karel X Gustaaf, die Christina opvolgde, nadat zij vrijwillig troonafstand had gedaan. Van Van Beuningen is de uitspraak dat de sleutels van de Sont in een dok in Amsterdam lagen.
In 1660 kreeg hij missies naar Frankrijk en Engeland. Lodewijk XIV bood hem een post aan in Frankrijk die hij weigerde. Van Beuningen waarschuwde tegen de imperialistische Franse politiek en wilde naar Constantinopel verhuizen. In een van zijn brieven schreef hij over de fantastische uitbreiding van handel en imperialisme in Indië en Amerika en dat de Republiek meer soldaten had dan 150 jaar daarvoor alle christelijke landen te zamen. In 1669 liet hij op een afgelegen en onzichtbare plek zijn huis (Blijenburg) in 's-Gravenhage bouwen, verfraaid met schilderijen en Turkse tapijten; tevens werd hij in dat jaar als burgemeester in Amsterdam benoemd. In 1672 werd hij genomineerd als opvolger van Johan de Witt.
Uit de gunst van stadhouder Willem III joeg hij zijn geld erdoor, verbrandde een deel van zijn huisraad en trok zich moedeloos terug. Van Beuningen interesseerde zich voor letterkunde, filosofie, theologie, geschiedenis en natuurwetenschappen. Hij stond op vriendschappelijke voet met Jan Swammerdam en Jan Six en Anna Maria van Schurman. Hij had interesse voor de ideeën van Descartes en combineerde dit alles met een belangstelling voor mysticisme, chiliasme, astrologie, droomduiding en bovennatuurlijke wonderen. Hij sympathiseerde met Jean de Labadie en de Quakers. In 1682 liet hij het werk van de mysticus Jacob Böhme uitgeven.
In 1686 trouwde Van Beuningen zijn buurvrouw, de veel jongere en wulpse Jacoba Victoria Bartolotti en deed afstand van zijn functies. Twee jaar eerder was er een aanslag op hem gepleegd. Van Beuningen verloor een groot deel van zijn vermogen door speculaties met aandelen. Hij werd onder curatele gesteld toen hij in 1688 de stad Amsterdam als erfgenaam had benoemd. Van Beuningen schreef brieven aan de kerkelijke autoriteiten over het einde der tijden en ging de straat op om Hebreeuwse tekens op zijn huis te schilderen. Hij stierf uiteindelijk opgesloten in zijn huis aan de Amstel.
[bewerk] Externe links
- Monumenten en Archeologie in Amsterdam - Amstel 216: "Huis met de bloedvlekken" (1671)
- Gemeente-archief Amsterdam - geheimschrift
Bronnen en referenties: |
|