Judea
Van Wikipedia
Judea, Grieks-Romeinse benaming (Judaea) voor het gebied van het koninkrijk Juda, thans nog naam van een streek die gedeeltelijk in Israël ligt en gedeeltelijk op de bezette Westelijke Jordaanoever
Inhoud |
[bewerk] Tempelstaatje Juda
Aan het koninkrijk Juda was in 586 v. Chr. een einde gekomen door toedoen van de Babyloniërs. In 515 mochten de weggevoerde Joden echter weer terugkeren naar het gebied. Zij herbouwden de Joodse tempel in Jeruzalem en vormden een tempelstaatje dat onderworpen was aan de Perzen en later aan de Grieken (eerst de Ptolemeeën, later de Seleuciden). Gedurende heel deze periode kwam het gebied van het tempelstaatje Juda overeen met dat van het oude koninkrijk Juda.
Door de Makkabeese opstand in 167 v. Chr. werd het tempelstaatje Juda een onafhankelijk Joods koninkrijk, bestuurd door de dynastie van de Hasmoneeën. De opeenvolgende Hasmoneese koningen breidden het Joodse land steeds verder uit, maar het gebied van Juda bleef er de kern van vormen.
[bewerk] Romeinse provincie
[bewerk] Judea als vazalstaatje (63 v. Chr. - 6 n. Chr.)
In 63 v. Chr. lijfde Pompeius het gebied in bij het Romeinse Rijk. De Romeinen noemden het gebied voor het eerst Judea. De gebieden die door de verschillende Hasmoneese koningen aan het Joodse land waren toegevoegd, werden er weer van losgemaakt. Alleen Idumea, net ten zuiden van het oorspronkelijke tempelstaatje Juda, bleef nog tot Judea behoren. Hyrcanus II, de laatste Hasmoneese vorst, werd een vazalkoning onder de Romeinen.
Tijdens de regering van Hyrcanus II nam de invloed van de Idumeese gouverneur Antipater en zijn zonen Herodes en Phasaël steeds verder toe. Dit leidde er uiteindelijk toe dat toen Antigonus in 40 v. Chr. met hulp van de Parthen Judea wilde bevrijden van Romeinse heerschappij en daarbij Hyrcanus II gevangenzette en verminkte, Herodes toestemming kreeg van de Romeinse Senaat Judea opnieuw onder Romeins gezag te brengen. Als dank kreeg Herodes in 37 v. Chr. de koningstitel. Mede dankzij keizer Augustus, die het erg apprecieerde dat Herodes de Grote zijn kant koos in de burgeroorlog tegen Marcus Antonius, werd het Joodse land steeds verder uitgebreid, tot het een omvang had die vergelijkbaar was met het Hasmoneese rijk in zijn maximale omvang.
Na de dood van Herodes de Grote (4 v. Chr.) werd het Joodse land verdeeld onder enkele van zijn zonen. De gebieden Judea, Idumea en Samaria werden toegewezen aan Herodes Archelaüs, die in 6 na Chr. wegens wanbestuur uit zijn ambt ontheven werd.
[bewerk] Judea wordt een provincia
Het gebied waarover Archelaüs geheerst had, werd in 6 na Chr. aangewezen als de Romeinse provincie Judea (waartoe dus ook Idumea en Samaria gerekend werden). De provincie kwam onder keizerlijk toezicht te staan. De keizer oefende dit toezicht echter uit via de gouverneur van Syrië, waardoor de praefecti (en in later tijd procuratores) in de praktijk aan hem verantwoording moesten afleggen.
[bewerk] residentie
De gouverneurs (aanvankelijk praefecti, later procuratores) hadden hun residentie in Caesarea, in het door Herodes de Grote gebouwde praetorium aldaar. Tijdens Joodse feestdagen en andere officiële gebeurtenissen verbleven zij gewoonlijk in Jeruzalem, in het paleis aan de westkant van de stad dat eveneens door Herodes de Grote was gebouwd. Waarom de praefecti en procuratores hun gebruikelijke residentie in Caesarea kozen, kan ermee te maken hebben dat zij vreesden dat in Jeruzalem het gevaar voor opstanden tegen de Romeinen, vanwege geloofskwesties, te groot was, maar het is ook mogelijk dat hun keuze op deze stad viel omdat deze een haven had en daardoor gemakkelijker bereikbaar was vanuit Alexandrië en Rome, of omdat het klimaat er (door de ligging aan zee) aangenamer is dan in Jeruzalem.
[bewerk] Periode van 6 tot 41 na Chr.
Van 6 tot 41 na Chr. werd Judea bestuurd door praefecti. Soms worden deze bestuurders wel als procuratores aangeduid, maar uit de zogeheten Pilatus-inscriptie blijkt dat hun titel praefectus was.[1]
De volgende praefecti bestuurden Judea achtereenvolgens:
- Coponius (6-9)
- Marcus Ambibulus (9-12)
- Annius Rufus (12-15)
- Valerius Gratus (15-26)
- Pontius Pilatus (26-36)
- Marcellus (36-37)
- Marullus (37-41)
Deze praefecti hadden ook de bevoegdheid de hogepriester te benoemen (zie de Lijst van Hogepriesters in de Herodiaanse periode).
[bewerk] Periode van 41 tot 44 na Chr.
Van 41 tot 44 was Judea onderdeel van een vazalstaat, bestuurd door Herodes Agrippa I. Het gebied werd door Claudius aan Agrippa gegeven als dank voor zijn bemiddeling bij het verkrijgen van het principaat. In 44 overleed Agrippa.
[bewerk] Periode van 44 tot 66 na Chr.
Na Agrippa’s dood werd Judea opnieuw een Romeinse provincie. De omvang ervan was echter iets groter dan voor Agrippa het geval was, omdat nu ook Perea en Galilea tot de provincie Judea werden gerekend. In de jaren die volgden werd Judea vanuit Caesarea bestuurd door procuratoren. De volgende procuratoren bestuurden Judea achtereenvolgens:
- Cuspius Fadus (44-46)
- Tiberius Julius Alexander (46-48)
- Venditius Cumanus (48-52)
- Antonius Felix (52-60)
- Porcius Festus (60-62)
- Lucceius Albinus (62-64)
- Gessius Florus (64-66)
Deze procuratoren hadden, anders dan de prefecten die eerder Judea bestuurd hadden, niet de bevoegdheid de hogepriester te benoemen. Dit recht was na de dood van Herodes Agrippa Ivoorbehouden aan Herodes van Chalkis en na zijn dood aan Herodes Agrippa II.
[bewerk] Periode van 66 tot 135 na Chr.
In het jaar 66 begon de Joodse Opstand, die tot 70 duurde. Over het bestuur in Judea in latere perioden zijn we minder goed geïnformeerd.
In 116-117 volgt er een de zogenaamde Kitos-opstand. Historici zijn verdeeld over de vraag of deze opstand beperkt bleef tot de Joodse gemeenschappen in Egypte, Syrië en op Cyprus, of dat ook in Judea onlusten uitbraken, al neemt men tegenwoordig overwegend aan dat de opstand tot de gebieden buiten Judea beperkt bleef. In elk geval werd vanaf deze periode Judea een consulaire provincie en werd een bijkomend legioen gelegerd in Megiddo.
Na de opstand van Bar Kochba (132-135) kwam aan de zelfstandige provincie Judea een einde. Het gebied werd in 135 ingelijfd bij de provincia Syrië en omgedoopt tot Syria-Palestina.
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Noten
- ↑ Zie hierover bij Pontius Pilatus
[bewerk] Externe link
J. Lendering, The province Judaea (6-66 CE) op Livius.org
Het Joodse land in de Grieks-Romeinse periode | ![]() |
{{{afb_groot}}} | |
---|---|---|---|
Judea - Samaria - Galilea - Perea - Idumea - Dekapolis - Iturea - Batanea - Trachonitis - Auranitis - Gaulanitis |
|
![]() |
---|---|
Achaea (Griekenland) | Alexandria et Aegyptus (Egypte) | Africa | Agri decumates | Alpes Cottiae | Alpes Maritimae | Alpes Poeninae | Arabia | Armenia Inferior | Asia | Belgica | Britannia | Cappadocia | Cilicië | Corsica | Creta | Cyprus | Cyrenaica | Dacia | Dalmatia | Epirus | Galatië | Gallia Aquitania | Gallia Lugdunensis | Gallia Narbonensis | Germania (inferior en superior) | Hispania Baetica | Hispania Lusitania | Hispania Tarraconensis | Italia | Judaea | Lycaonië | Lycië | Macedonië | Mauretania Caesariensis | Mauretania Tingitana | Moesië (inferior en superior) | Noricum | Numidië | Pannonië (inferior en superior) | Pamphylië | Pisidië | Pontus et Bithynia | Raetia | Sardinia | Sicilia | Syria | Thracië |