Margarine
Van Wikipedia
In 1869 vond de Fransman Hippolyte Mège-Mouriés in opdracht van Napoleon III een "vervanger voor boter" en hij noemde het margarine. Deze naam is afgeleid van het Griekse woord margarites, dat parel betekent. Margarine bleek van onschatbare waarde omdat het, in tegenstelling tot boter, niet na verloop van tijd ging schiften en dus een lang houdbare bron van vetten voor de soldaten was, die makkelijk meegenomen kon worden op veldtocht.
Om de witte substantie te kleuren, werd door fabrikanten aangeklopt bij Lodewijk van der Grinten, die enige jaren daarvoor het boterkleursel had uitgevonden.
Door de jaren heen werd steeds meer bekend over gezonde voeding. In 1902 kreeg Wilhelm Normann patent op zijn methode om vloeibare oliën om te zetten in vaste vetten (harden). Het dierlijk vet kon daarmee vervangen worden door plantaardige oliën. Door meer kennis werd het mogelijk om de van nature in plantaardige oliën voorkomende goede onverzadigde vetzuren te verwerken en het aandeel verzadigd vet te verlagen. Hierdoor werden margarines zachter en smeerbaarder. In de reklame voor margarine wordt smeerbaar vet steeds aangeduid als gezond vet. In wetenschappelijke zin is dat nooit bewezen.
Al een paar jaar worden alle margarines gemaakt van plantaardige oliën. Deze oliën worden gewonnen uit onder andere zonnebloemen, maïs, koolzaad en palmvruchten. Met name dat laatste ingrediënt kan ook op negatieve aandacht rekenen vanwege de vragen over duurzaamheid van puur plantaardige brandstof PPO. Nog steeds groeit wereldwijd de vraag naar palmolie en als gevolg daarvan worden nieuwe palmolieplantages aangelegd ten koste van (sub)tropische bossen.
Het succesverhaal van margarine kent ook een keerzijde. Het verhardingsproces maakt het mogelijk om onverzadigde vetten om te zetten tot verzadigde vetten. Wanneer dit proces partieel, onvolledig, wordt uitgevoerd veranderen onverzadigde vetten van de zogenaamde cis-vorm in de trans-variant. In 1956 verscheen er in het medische tijdschrift the Lancet een artikel[1] van H.M. Sinclair waarin werd gesuggereerd dat de transvetten die bij het harden van margarine ontstaan schadelijk zouden zijn voor de bloedsomloop. Pas in 1990 werd dit door de voedingsindustrie erkend na onderzoek van Mensink en Katan[2]., dit onderzoek was voor de voedingsindustrie de stimulans om actie te ondernemen. Een van de grote Europese producenten van margarine, Unilever, kwam in 1995 met margarine met een aanzienlijk kleinere hoeveelheid transvet. Op de verpakking is te lezen dat Blue Band margarine nog steeds niet vrij van transvet is. Meer recent zijn door hetzelfde bedrijf plantensterolen aan margarine toegevoegd (in Becel Pro.activ), waardoor de opname van cholesterol in het bloed verminderd wordt. Hiermee zou deze margarine zelfs actief gezondheidbevorderend zijn voor mensen met een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed.
[bewerk] Externe links
- "The Oiling Of America" door Mary Enig en Sally Falcon, een meer kritische noot ten aanzien van de rol van vetten in voeding, en de houding van de voedingsindustrie hierin.
- Kennislink.nl over de werking van Becel Pro.activ
Referenties: |
|