Pour le Mérite
Van Wikipedia
De onderscheiding Pour le Mérite werd in 1740 gecreëerd door Frederik de Grote (1712-1786) De militaire versie bestond tot in 1918, de burgerlijke bestaat nog steeds. In het Engels wordt ze The Blue Max genoemd.
Inhoud |
[bewerk] De Orden Pour le Mérite van 1740 tot 1810
Na de oorlog met Maria Theresia van Oostenrijk stelde Frederik de Grote deze ridderorde in. Hij besloot deze onderscheiding toe te kennen aan verdienstelijke personen. Pruisen kende alleen de “Hoge Orde van de Zwarte Adelaar”, maar die onderscheiding was alleen voor vorsten, prinsen en generalen bestemd. De Orde Pour le Mérite had een meer democratisch karakter, al was het toekennen aan een dappere onderofficier ondenkbaar.
Het juweel van de orde is een lichtblauw geëmailleerd kruis met gouden opschrift en ongekroonde gouden adelaars tussen de armen. Het kruis werd aan een zwart lint met twee zilveren strepen om de hals of op de revers gedragen.
Frederik was niet zuinig met het toekennen van dit eerbewijs. Zijn vriend Voltaire was een van de eersten die hem mocht dragen, maar werd na een ruzie gevraagd om het ereteken weer terug te sturen. Ook leden van de hofhouding en geleerden werden met de onderscheiding die in de wandeling al snel het “Pour le Mérite” heette vereerd.
[bewerk] De Orde Pour le Mérite van 1810 tot 1918
Vanaf 1810 kende Frederik Willem III de onderscheiding enkel toe aan officieren met een uitzonderlijke verdienste tijdens militaire campagnes. De eerder zo eenvoudige orde werd in de 19e eeuw ook uitgebreid met een bijzonder lint met drie strepen voor wie de orde tweemaal verleend kreeg, een kroontje voor wie de orde vijftig jaar bezat en drie vergulde eikenbladeren, het eikenloof genoemd.
Het werd gebruikelijk om deze orde “en cravatte”, dus om de hals, te dragen.
In de Napoleontische oorlogen, de Eerste Duits–Deense Oorlog en de Tweede Duits-Deense Oorlog, de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog van 1866, de Frans–Duitse Oorlog van 1870 en de Eerste Wereldoorlog is de Pour le Mérite talloze malen voor dapperheid en uitzonderlijke verdienste toegekend. Daarbij moet worden bedacht dat het IJzeren Kruis geen ridderorde was en bij het begin van de oorlogen in 1814, 1870 en 1914 tijdelijk werd ingesteld of opnieuw werd ingesteld en dus niet altijd kon worden verleend.
In de Eerste Wereldoorlog werden aan de officieren van de Duitse krijgsmacht talloze Pour le Mérite’s verleend. Opvallend was de status van de nieuwe oorlogshelden, de piloten die na het neerschieten van een groot aantal tegenstanders op deze onderscheidingen mochten rekenen. Manfred von Richthofen en Max Immelmann, de zogenaamde luchtazen, droegen het kruis dat in Engeland The Blue Max werd genoemd.
[bewerk] De vijf grootkruizen in de Orde Pour le Mérite
In 1866 stelde Koning Wilhelm I van Pruisen, de latere keizer Wilhelm I van Duitsland, een nieuwe en hogere klasse, het grootkruis, in. Dit grootkruis week in uitvoering sterk af van het ridderkruis. Het droeg een slecht gelijkend portret van een met een lauwerkrans getooide Frederik de Grote als medaillon en de adelaars tussen de armen werden voorzien van een kroon. Op de linkerborst droegen de grootkruizen een plaque, een vierkant schild van verguld zilver, met het medaillon en de spreuk “pour le merite”. Het grootkruis werd toegekend aan de Pruisische kroonprins en aan Prins Friedrich Karl van Pruisen. Op verzoek van de prinsen droeg de koning, die zichzelf geen onderscheidingen kon toekennen, dit grootkruis ook zelf. Tsaar Alexander II van Rusland ontving op 24 April 1878 een grootkruis. In 1879 werd ook Generaal-Veldmaarschalk Helmuth Karl Bernhard von Moltke ter gelegenheid van zijn 60-jarig jubileum als officier met het grootkruis onderscheiden.
Op dit moment is geen van de grootkruizen tentoongesteld. De onderscheidingen van v.Moltke gingen in de tweede wereldoorlog verloren en het niet bekend of de Hohenzollern in hun verzamelingen nog exemplaren bewaren.
[bewerk] Pour le Mérite in vredestijd
In 1842 stichtte koning Frederik Willem IV (1795-1861) van Pruisen de “Orden Pour le mérite für Wissenschaften und Künste” (voor wetenschappen en kunsten). Het moest de vredesklasse van de door Frederik II ingestelde decoratie zijn. Het juweel onderstreept dit door viermaal het koninklijke monogram van Frederik de Grote te tonen. De eerste Kanselier van de orde was de wetenschapper Alexander von Humboldt (1769-1859). De orde zou dertig leden tellen waarvan tenminste 15 uit Duitsland moesten stammen. Theologen waren in deze orde niet benoembaar.
De Koning liet het kiezen van de leden verrassend genoeg over aan de Duitse leden zelf, buitenlandse leden hadden en hebben geen stemrecht, en ging akkoord met de benoeming van bekende republikeinen en liberalen als François Arago (1786 - 1853), Leone Melloni (1798 - 1854) en Giuseppe Verdi (1813 - 1901).
In 1918 werd de orde afgeschaft. Het nieuwe Duitsland kende geen orden meer. De militaire klasse verdween met Ernst Jünger (1895 –1998) in de mist van de geschiedenis, maar de dragers van de vredesklasse vormden in 1922 onder de kanselier Adolf von Harnack een “ Vrije vereniging van uitmuntende geleerden en kunstenaars”. Tijdens de Weimarrepubliek was de orde een liberaal en progressief bolwerk. Dat blijkt uit de benoemingen van Albert Einstein, Max Liebermann , Gerhart Hauptmann, Käthe Kollwitz (de eerste vrouw in deze orde), en de in 1933 gekozen Ernst Barlach. De Nationaal Socialistische regering van Pruisen liet de kanselier van de orde, de natuurkundige Max Planck, in 1935 weten dat het beter was om ”moeilijkheden te voorkomen en dat er daarom geen nieuwe leden gekozen mochten worden”. Hermann Göring liet allen die de orde hadden ontvangen door de Gestapo natrekken. Joden, communisten en politieke tegenstanders moesten ze inleveren, onder wie ook Käthe Kollwitz. De orde leidde in de daaropvolgende jaren een slapend bestaan. Alleen een onder pseudoniem verschenen artikel van de hand van Theodor Heuss in de Frankfurter Zeitung herinnerde aan het honderdjarig bestaan van deze, in het artikel een “Areopag des Geistes” (De hoge raad van de geest) genoemde orde. In 1952 was het diezelfde Theodor Heuss, nu de eerste Bondspresident, die de drie laatste Duitse overlevenden, Wilhelm Furtwängler, Enno Littmann en generaal Hermann von Kuhl ertoe aanzette om nieuwe leden te kiezen. Tot Heuss’ teleurstelling weigerde Albert Einstein om nog langer lid van de orde te zijn.
De orde telt nu 40 leden en wordt door een zelfgekozen kanselier en twee vicekanseliers, steeds een letterkundige en een natuurwetenschapper, bestuurd. De orde kan ook aan dertig niet Duitse leden worden toegekend. De bondspresident is de beschermheer van de orde die in Duitsland veel aanzien geniet.
Ieder jaar komt de Orden Pour le mérite für Wissenschaften und Künste tweemaal bijeen waarbij een der leden een rede uitspreekt.
Opvallende leden in de Orde waren en zijn:
- Louis Daguerre
- Alexander von Humboldt
- Jean Auguste Dominique Ingres
- Felix Mendelssohn-Bartholdy
- Louis Gay-Lussac
- Charles Darwin
- Thomas Carlyle
- Robert Koch
- Ferdinand von Zeppelin
- Wilhelm Röntgen
- Otto Hahn
- Albert Schweitzer
- Norman Foster
- Umberto Eco
Nederlandse leden in de orde waren:
- Lawrence Alma-Tadema, schilder
- Johan Hendrik Caspar Kern, indoloog en taalonderzoeker
- Michiel Jan de Goeje, arabist
- Jacobus van 't Hoff, chemicus
- Pieter Geyl, historicus
- Hendrik Lorentz, natuurkundige
- Jacobus Cornelius Kapteyn, astronoom
- Hendrik Casimir, natuurkundige
- Bartel Leendert van der Waerden, wiskundige
Belgische leden in de orde waren:
- Louis Gallait, schilder
- Nicaise de Keyser, schilder
- Émile Wauters, schilder
- Alphonse Louis Pierre Pyramus de Candolle, botanicus
- François-Auguste Gevaert, muziekhistoricus en componist
- François Louis Ganshof, historicus