Slag bij Oudenaarde
Van Wikipedia
De Slag bij Oudenaarde was een belangrijke veldslag tijdens de Spaanse Successieoorlog. De slag vond plaats op 11 juli 1708 in de omgeving van Oudenaarde in Vlaanderen.
Inhoud |
[bewerk] Aanloop
Groot-Brittannië, de Nederlandse Republiek en het Heilige Roomse Rijk verzetten zich tegen een mogelijke unie tussen Spanje en Frankrijk. Ze vormden een alliantie tegen Frankrijk, waarmee de Spaanse Successieoorlog een feit was. De controle over de Zuidelijke Nederlanden was een van de twistpunten.
Het bevel over de geallieerde legers werd gevoerd door John Churchill, de hertog van Marlborough. Zijn belangrijkste ondergeschikte was de aanvoerder van het keizerlijke leger, prins Eugenius van Savoye, tevens een goede vriend.
De twee Franse aanvoerders daarentegen hadden vaak ruzie. Lodewijk Jozef, hertog van Vendôme was een ervaren en door de wol geverfde soldaat. De hertog van Bourgondië was daarentegen aanmerkelijk minder ervaren. Hij dankte zijn positie aan het feit dat hij de kleinzoon was van de koning, Lodewijk XIV van Frankrijk.
Het leger van Marlborough bestond uit ongeveer 90.000 manschappen (112 infanteriebataljons en 197 cavalerie-eskadrons), net ten zuiden van Brussel. De strijdkrachten van Eugenius hadden zich bij Koblenz, in het huidige Duitsland, verzameld. Dit was tamelijk ver uit elkaar, terwijl het Franse leger van 100.000 soldaten (130 bataljons en 216 eskadrons) in zijn geheel bij Bergen in Henegouwen was samengetrokken.
De Franse commandanten kregen echter weer ruzie met elkaar. Vendôme wou Marlborough uit zijn tent lokken door de stad Hoei aan te vallen, maar op bevel van Lodewijk XIV werd uiteindelijk besloten Vlaanderen en Brabant binnen te trekken. Het leger trok in oostelijke richting op, totdat het de stad Eigenbrakel bereikte, ongeveer 25 kilometer ten zuiden van Brussel. Van daaruit was ook de stad Leuven in gevaar. Marlborough plaatste zijn troepen een paar kilometer ten zuiden van Leuven, zodat hij beide bedreigde steden te hulp kon komen.
Het Franse leger deed echter meer dan een maand niets, waardoor het vertraagde leger van Eugenius de kans kreeg zich vanuit het Rijngebied in de richting van Marlborough te verplaatsen. Op 5 juli kwam het Franse leger plotseling in beweging en verplaatste zich verrassend naar het westen, waar het de steden Brugge en Gent innam (ongeveer 300 Britse soldaten wisten het nog een paar dagen in Gent uit te houden). Marlborough en zijn leger werden aanzienlijk gedemoraliseerd door deze actie; hij wist zich pas weer te herstellen met Eugenius aan zijn zijde.
Het Franse leger controleerde de gehele lengte van de Schelde, van de Franse grens tot aan de bezette stad Gent. De Britten hadden echter nog één fort in handen: Oudenaarde. Als de Fransen ook deze stad in konden nemen, zouden ze daarmee het leger van Marlborough de pas naar de zee afsnijden en communicatie met Engeland onmogelijk maken.
Marlborough doorzag de intenties van de Fransen en bedacht ook via welke methode de Franse troepen de stad in zouden proberen in te nemen: ze zouden langs de oostelijke oever van de Schelde optrekken (dichtbij de troepen van Marlborough), met een grote troepenmacht als buffer tussen de twee legers. Het Franse leger begon op 8 juli met haar opmars, in de richting van Lessen. Marlborough motiveerde zijn troepen echter tot een van de imposantste geforceerde marsen uit de geschiedenis en wist de stad op 10 juli in te nemen. Daardoor waren de Franse commandanten gedwongen om simpelweg de Schelde over te steken en zo Oudenaarde in te nemen.
Marlborough gaf andermaal bevel tot een geforceerde mars, maar dit keer geval hij 11.000 troepen om de belangrijkste oversteekplaatsen over de Schelde in te nemen, onder het bevel van zijn kwartiermeester, William Cadogan. Cadogan en zijn troepen konden met gemak de Franse troepen tegenhouden, terwijl Marlborough met zijn 100.000 man sterke leger de rivier overstak.
[bewerk] Veldslag
Cadogan, een uitstekende cavalerie-aanvoerder uit Ierland, beval een aantal dragonders onder de Deense generaal Jørgen Rantzau om een aantal leden van de Franse voorhoede gevangen te nemen. Een groot aantal van de Franse troepen wist echter te ontsnappen. Van hen hoorde luitenant-generaal Charles Armand de Gontout, hertog van Biron, die de Franse voorhoede aanvoerde, van de geallieerde troepen op de westoever.
De Biron werd bij zijn opmars echter onaangenaam verrast door de grote aantallen Geallieerde cavalerie op de andere rivieroever, gesteund door geallieerde infanterie. Vendôme gaf hem bevel aan te vallen, maar De Biron aarzelde toen hij de versterkte linie van 20 bataljons (waaronder ook de vier die achtergelaten waren om de pontonbruggen te bewaken) in het oog kreeg. Biron zelf had slechts 7 bataljons en 20 eskadrons onder zich. Bovendien had hij betrouwbaar advies gekregen dat cavalerie niet kon opereren in het drassige terrein. Hij besloot dus om zich niet aan een oversteek te wagen. Op dit moment stak Eugenius met 20 eskadrons Pruisische cavalerie de rivier over om belangrijke posities in te nemen.
Terwijl de troepen van De Biron manoeuvreerden, arriveerde de voorste Britse infanteriebrigade, aangevoerd door de onervaren maar getalenteerde John Campbell, 2de Hertog van Argyll. Cadogan viel, met toestemming van Marlborough, de 7 bataljons (vooral Zwitserse Huurlingen onder De Biron aan. Cadogan had vooral cavalerie onder zich. De vergeten Zwitserse huurlingen werden meteen teruggedreven en de Geallieerde troepen wisten Birons eskadrons te vernietigen. Pas toen ze een grote groep Franse cavalerie tegenkwamen, waren ze gedwongen zich terug te trekken. Rantzau's cavalerie, onder wie ook de toekomstige George II van Engeland, speelde een belangrijke rol in deze ontmoeting.
Bourgondië maakte weer een cruciale fout en besloot aan te vallen (ondanks protesten van Vendôme). De Franse rechtervleugel begon met een aanval op de geallieerde posities bij Eine, terwijl de linkervleugel (door onbekende oorzaak) onbeweeglijk bleef bij Huise. De Geallieerde linkervleugel bezette intussen een zeer sterke positie. De rechterflank van Cadogans infanterie werd beschermd door 28 cavalerie-eskadrons, die de aanval (die begon om ongeveer 4 uur 's middags) op zouden moeten vangen.
Bourgondië blies ten aanval, die werd opgevangen door een aantal eskadrons Pruisische cavalerie. Na felle gevechten wisten de Pruisen de Franse aanval af te slaan. Op dat moment nam Vendôme het dubieuze besluit persoonlijk een aanval van twaalf regimenten aan te voeren, waarbij hij zich met zijn korte piek zelf in de man-tegen-mangevechten stortte. Eén van de commandanten (Bourgondië) was nu dus op zijn hoofdkwartier en kon de slag niet zien, de andere was persoonlijk in gevechten verwikkeld en had geen controle over de gebeurtenissen.

De meeste historici zijn het erover eens dat de verzwakte rechterflank van de geallieerden vernietigd had kunnen worden met een aanval van de Franse linkervleugel. Toen Vendôme dit inzag, stuurde hij een ordonnans naar Bourgondië om toestemming te vragen voor een aanval met de linkervleugel. Bourgondië stuurde de boodschapper terug met een negatief antwoord, maar de man wist de boodschap niet af te leveren. Daardoor verslechterde de situatie dus nog verder. Vendôme was ervan overtuigd dat een aanval zijn hardnekkig vechtende troepen zou ondersteunen; de Fransen waren bezig hun linies te verlengen en dreigden de Geallieerde flank te omsingelen. De geallieerde linies werden verlengd door de arriverende regimenten van Argyll, maar niet snel genoeg om de dreigende Franse omsingeling af te wenden.
[bewerk] Geallieerde flankeerbeweging
Marlborough verplaatste zijn hoofdkwartier naar de linkerflank en gaf Eugenius het commando over de rechterflank (die nog steeds weerstand bood tegen de linkervleugel van de Fransen). Marlborough nam een briljant besluit om de druk op de rechtervleugel te verminderen. Hij plaatste 18 nieuw aangekomen Hessische en Hannoveriaanse bataljons op de linkerflank, terwijl hij 20 bataljons van de Pruisische generaal Carl von Lottum verplaatste om Eugenius te ondersteunen. Hierdoor plaatste hij zowel verse troepen op de kritieke linkerflank en werd de rechterflank versterkt (waardoor de troepen van Lottum op adem konden komen).
Marlborough begon nu een nieuw plan voor een dubbele omcirkeling uit te voeren. Hij had het gehele Nederlandse leger nog tot zijn beschikking, onder de ervaren militair veldmaarschalk graaf Hendrik van Nassau-Ouwerkerk. Doordat deze troepen echter niet meer via de ingestorte pontonbruggen bij Oudenaarde kon oversteken, waren ze gedwongen de stenen bruggen te gebruiken. Dat leverde een uur vertraging op. Marlborough begon toch met zijn plan en liet de cavalerie van Eugenius aanvallen in de richting van het hoofdkwartier van Bourgondië. De Franse koninklijke cavalerie, de Maison du Roi, wist ze echter terug te dringen. Met alleen de 18 Hessische en Hannoveriaanse bataljons onder zich, kon Marlborough weinig anders doen dan de Franse rechtervleugel in toom houden.
Om 20:30 betraden de troepen van Ouwerkerk eindelijk het strijdperk. Ze vielen de Fransen in de rechterflank aan, tegelijk met een dubbele aanval van Marlborough en Eugenius. De aanval van Ouwerkerk was een doorslaand succes: een groot gedeelte van het Franse leger werd op de vlucht gejaagd of gevangen genomen. Het werd echter te snel avond om de manoeuvre helemaal af te maken.
[bewerk] Nasleep
Het Franse leger trok zich met hevig ruziënde aanvoerders terug naar Gent. Men zou kunnen zeggen dat alleen een paar kapotte pontonbruggen het Franse leger redden van volledige vernietiging.
Ongeveer de helft van het Franse leger werd om onduidelijke redenen in reserve gehouden en nam helemaal niet deel aan het gevecht. Ten noorden van het riviertje de Norken stond een grote massa Franse cavalerie en infanterie op hoog terrein, en veel van de troepen onder Bourgondië speelden geen rol. Het lot van het Franse leger werd beslist door een aantal slechte beslissingen. De cavalerie bleef in reserve, vooral door het advies dat het terrein te moeilijk was. De gehele linkerflank (de troepen onder Bourgondië en de grote strijdmacht ten noorden van de Norken) werd in reserve gehouden, terwijl hiermee met gemak de zwakke rechterflank van het Geallieerde leger vernietigd had kunnen worden. Met een gezamenlijke aanval, waarbij Vendôme met zijn hoofdmacht de geallieerde rechtervleugel had omsingeld en Bourgondië met de linkervleugel had aangevallen voordat Ouwerkerk en de rest van de troepen van Argyll in het veld waren gekomen, had het Franse leger een gemakkelijke overwinning kunnen behalen.
Het Franse leger verloor ongeveer 15000 soldaten (waarvan 8000 krijgsgevangenen) en 25 kanonnen, terwijl de Geallieerden minder dan 3000 man verliezen te betreuren hadden, waaronder slechts 175 Britse infanteristen.
Bronnen en referenties: |
|