Heidelbergse Catechismus
Van Wikipedia
De Heidelberger of Heidelbergse Catechismus vormt naast de Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels een van de drie geloofsbelijdenissen, samen de "Drie Formulieren van Enigheid" vormend, die in de Nederlandse hervormde en gereformeerde kerken gebruikt worden.
Inhoud |
[bewerk] Ontstaan
De Heidelberger Catechismus is op verzoek van keurvorst Frederik III van de Palts geschreven door Caspar Olevianus en Zacharias Ursinus. Aanleiding was de onduidelijkheid over de aard en de positie van het avondmaal. Frederik gaf de opdracht aan Zacharias Ursinus, hoogleraar dogmatiek aan de Heidelbergse universiteit. Deze had reeds een Catechismus Major en een Catechismus Minor geschreven, d.w.z. een Grote en een (daaruit afgeleide) Kleine Catechismus.
Uitgaande van deze geschriften en van wat er in Bazel, Zürich, Genève, Emden en Londen al op het gebied van catechese beschikbaar was, werd de catechismus geschreven. In de eindredactie heeft met name Olevianus een grote hand gehad. In januari 1563 werd de Catechismus door een speciaal bijeengeroepen synode officieel verklaard. Op verzoek van Olevianus werd in de tweede editie de omstreden vraag en antwoord 80 over de "Werkelijke Tegenwoordigheid" in de rooms-Katholieke mis toegevoegd.
De Heidelbergse Catechismus werd door Petrus Datheen naar Nederland gebracht. Hij voegde hem toe aan zijn psalmbundel. De Synode van Dordrecht (1618-1619) toetste de Catechismus en schreef hem voor als document dat ambtsdragers en hoogleraren dienden te ondertekenen.
De Noord-Hollandse provinciale synode van Alkmaar in 1573 schreef voor dat er 's middags een preek over een onderwerp uit de catechismus diende te worden gehouden. Dit voorbeeld werd door andere provinciale synoden gevolgd. Tegenwoordig wordt nog steeds in gemeentes uit de gereformeerde gezindte 's middags een preek over deze catechismus gegeven.
[bewerk] Inhoud
De Heidelbergse Catechismus is opgesteld in de vorm van 129 vragen en antwoorden. Die zijn gegroepeerd in 52 'zondagen', aan de hand waarvan predikanten in 1 jaar alle onderwerpen konden behandelen. De 52 zondagen zijn als volgt ingedeeld:
-
- Zondag 1, vraag & antwoord 1-2: (Inleiding)
- Zondag 2-4, v&a 3-11: “van des mensen ellende”
- Zondag 5-31, v&a 12-85: “van des mensen verlossing”
- Zondag 9-10, v&a 26-28: “van God de Vader en onze schepping”
- Zondag 11-19, v&a 29-52: “van God de Zoon en onze verlossing”
- Zondag 20-24, v&a 53-64: “van God de Heilige Geest en onze heiligmaking”
- Zondag 25-31, v&a 65-85: “van de sacramenten”
- Zondag 26-27, v&a 69-74: “van de Heilige Doop”
- Zondag 28-31, v&a 75-85: “van het Heilig Avondmaal van onze Heere”
- Zondag 32-52, v&a 86-129: “van de dankbaarheid, die men aan God voor de verlossing schuldig is”
Zowel de vraag-en-antwoordvorm als de genoemde driedeling kwamen reeds in eerdere catechismussen voor. Ursinus gebruikte dus veel bekend materiaal bij de samenstelling van de Catechismus.