Intelligentietests en Intelligentiequotiënt (IQ)
Van Wikipedia
Het goed meten van iemands intelligentie is geen eenvoudige zaak. Zoals mensen verschillen in lengte en gewicht, zo verschillen zij ook in hun intelligentie. Maar waar lengte en gewicht eenvoudig zijn te meten is dat bij de intelligentie niet mogelijk. Daarvoor is het begrip te veelomvattend. Geen enkele test kan alle verschillende facetten van de intelligentie omvatten en op een betrouwbare en valide wijze vaststellen. Altijd kan alleen bij benadering worden vastgesteld hoe goed bepaalde functies van de intelligentie bij een mens of dier zijn ontwikkeld. Met de leeftijd groeien kinderen in lengte en gewicht, en ook in hun intelligentie. Bepaalde facetten van de intelligentie veranderen sterker met de leeftijd dan andere. Een tweede taal kunnen leren gaat op jonge leeftijd makkelijker dan op latere leeftijd. Geheugenfuncties nemen bij oudere mensen sneller af. In sommige culturen wordt op bepaalde facetten van de intelligentie meer geoefend (en geleerd) dan op andere. Met deze variaties in leeftijd en cultuur moet bij intelligentiemetingen rekening gehouden worden.
Inhoud |
[bewerk] Eerste intelligentietests
Al in de 19e eeuw heeft men gezocht naar mogelijkheden verschillen in intelligentie bij mensen vast te stellen. Bekend geworden is het werk van Paul Broca in Frankrijk, Francis Galton in Engeland en Wilhelm Wundt in Duitsland. Maar de ontwikkeling van de intelligentietests van tegenwoordig is begonnen met de Franse psycholoog Alfred Binet die samen met zijn medewerker Théodore Simon in 1905 een intelligentietest ontwierp voor kinderen. Deze Binet-Simon ‘schaal’ werd kort daarna vertaald voor gebruik in de Verenigde Staten en toen die daar in 1908 op de markt kwam bleek die direct in een grote behoefte te voorzien. Het was een Amerikaan, Henry Goddard, die op basis van deze Franse test het begrip IQ, intelligentiequotiënt, ontwikkelde. Toen de Verenigde Staten in 1917 besloten Engeland en Frankrijk te komen helpen in de oorlog tegen Duitsland moesten er opeens veel rekruten voor het Amerikaanse leger geselecteerd worden. Men wilde daarbij ook op intelligentie selecteren en ontwierp twee eenvoudige tests die groepsgewijs konden worden afgenomen, de Army Alfa en Army Bèta. De grote ontwikkeling in het individueel testen van volwassenen begon pas met David Wechsler die in 1939 de WAIS (Wechsler Adult Intelligence Scale) publiceerde. Tien jaar later werd op soortgelijke basis een nieuwe test voor kinderen op de markt gebracht, de WISC (Wechsler Intelligence Scale for Children). Sindsdien is de Nederlandstalige bewerking van die test, en zijn opeenvolgende revisies, ook in Nederland en Vlaanderen de meest gebruikte intelligentietest voor kinderen geworden.
[bewerk] Enkele van de tegenwoordig veel gebruikte intelligentietests in het Nederlands taalgebied
De WAIS bestond oorspronkelijk uit 11 subtests: 6 verbale en 5 niet-verbale subtests. Zo kon een afzonderlijk verbaal IQ en performaal IQ worden berekend. De scores op alle subtests samen vormen dan een volledige intelligentie-score. In 1997 werd de test grondig herwerkt naar de WAIS-III met 14 subtests, waarvan er doorgaans 11 gebruikt worden. In 2000 verscheen daarvan een aanpassing voor het Nederlandse taalgebied.
De WAIS heeft ook een kinderversie (ca 6 - 16 j.), de WISC (Wechsler Intelligence Scale for Children), en een kleuterversie, (ca 2,5 - 7 j.), de WPPSI. Deze tests hebben analoge onderdelen, maar dan aangepast aan de kinderleeftijd. Een andere bekende intelligentietest voor kinderen is de RAKIT, ontwikkeld aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Een voor volwassenene in Nederland veel gebruikte intelligentietest is de Groninger Intelligentietest (GIT), in de jaren vijftig van de vorige eeuw ontwikkeld door Frans Verhage. Deze test bestaat uit 9 onderdelen die verschillende vaardigheden beogen te meten, zoals rekensommetjes maken, logisch redeneren en ruimtelijk inzicht. Ook de GIT is alweer toe aan een tweede versie: de GIT-2. In het algemeen staat de GIT bekend als een goed genormeerde (tenminste voor Nederland, niet voor het gehele Nederlandse taalgebied) en betrouwbare test. De GIT-2 valt echter nog wel eens wat aan de lage kant uit, vooral bij IQ's onder de 100.
Er bestaan ook speciale intelligentietests voor bepaalde categorieën mensen, zoals doven, die niet met het gesproken woord kunnen worden getest. Zoals de in Nederland ontwikkelde Snijders-Oomen niet-verbale intelligentietest, kortweg SON-test, die zich niet van het gesproken noch van het geschreven woord bedient; of de COVAAR-test, voor asielzoekers.
[bewerk] Het IQ
Het intelligentiequotiënt of IQ is één van de meest gangbare maten voor de intelligentie. Het is een score afgeleid van een verzameling gestandaardiseerde tests die zijn ontwikkeld met het doel om de cognitieve vaardigheden van een persoon vast te stellen. Bij kinderen, bij wie de intelligentie nog zo sterk in ontwikkeling is, gebeurt dat in relatie tot de gemiddelde intelligentie van haar of zijn leeftijdsgroep.
Oorspronkelijk werd het IQ door Henry Goddard (zie boven) gedefinieerd als: Voor een indicatie van het IQ van kinderen was dit aanvankelijk een bruikbare definitie. Tegenwoordig wordt het IQ bepaald op grond van de vergelijking van de scores van het individu met de scores van grote normgroepen. Alleen bij kinderen zijn die normgroepen van ongeveer dezelfde leeftijd.
Het IQ is een genormaliseerd getal op een schaal waarvan het gemiddelde op 100 wordt gesteld met een standaarddeviatie van 15. Intelligentietests worden zo ontworpen dat de distributie van IQ scores ongeveer 'normaal', of Gaussiaans is. Het gemeten IQ wordt daarbij gezien als een schatting van het ware, maar onbekende, IQ. Steeds vaker worden dan ook de betrouwbaarheidsgrenzen van het gemeten IQ vermeld, zoals in de nieuwe WAIS. Herhaalde proeven bij eenzelfde persoon wijzen uit dat diens testuitslag inderdaad soms tot twintig punten kan verschillen met een eerdere test, door allerlei oorzaken zoals gezondheid, vermoeidheid, stress en gewenning aan materiaal en situatie.
Voor het IQ bestaat bijzonder veel belangstelling, omdat een persoon daarmee gemakkelijk te beoordelen lijkt. Wat de Nederlandse televisieomroep BNN 'De Nationale IQ Test' noemt, heeft niets met wetenschappelijke IQ-meting te maken. Resultaten die in dat televisieprogramma behaald zijn, zeggen helemaal niets over de IQ-score die de deelnemers in een echte IQ-test zouden bereiken.
[bewerk] De betekenis van IQ-scores
De opeenvolgende klassen van IQ-waarden worden wel benoemd met de volgende termen:
- >140 Hoogbegaafd
- 121-140 Begaafd
- 111-120 Boven gemiddeld
- 90-110 Gemiddeld
- 80-89 Beneden gemiddeld
- 70-79 Zwakbegaafd
- 50-69 Lichte verstandelijke beperking
- 35-49 Matige verstandelijke beperking
- 20-34 Ernstige verstandelijke beperking
- < 20 Diepe verstandelijke beperking
[bewerk] Kanttekeningen
Een aantal kanttekeningen dient wel geplaatst te worden bij IQ-tests:
Het zijn ten eerste, zoals overigens alle metingen, momentopnames. Als een deelnemer ziek is, of gestoord wordt door bijvoorbeeld andere deelnemers of herrie, zal hij al snel 10-20% minder scoren. Ten tweede is de test te manipuleren: door oefenen (IQ-tests zijn al dan niet tegen betaling te downloaden) kan men ca. 10% hoger scoren. Dat downloaden is trouwens meestal bedrog, want uit de aard der zaak valt dan de gestandaardiseerde afname van de test - een essentieel kenmerk van goed intelligentie-onderzoek - niet meer te controleren. Ook geven veel van die computertests geen gegevens over de normering van hun test.
Veel bedrijven en de overheid zijn voor hun assessments ruimer gaan kijken dan alleen het IQ, overeenkomstig de bredere definities van intelligentie.
Een betrouwbare IQ-test dient altijd afgenomen te worden door een persoon die voldoende onafhankelijk is van de opdrachtgever en een universitaire scholing heeft, en die dus rekening houdt met bovengenoemde omstandigheden, die de test kunnen beïnvloeden.
In de testpsychologie is men ook afgestapt van het IQ als cijfer, omdat dit een schijn-exactheid suggereert. Veeleer drukt men de intelligentie uit als een bereik rond een bepaalde waarde, waarvan de betrouwbaarheid meegegeven wordt; een betrouwbaarheid die afhankelijk is van de leeftijdscategorie van de persoon en van het soort test.
[bewerk] Deelaspecten
Door middel van factoranalyse van de uitslagen van grote groepen personen op een groot aantal verschillende intelligentie-tests, of onderdelen daarvan, heeft men volgende factoren (deelgebieden) in de intelligentie leren kennen. De volgorde hieronder is die van de grootte van de "lading" of bijdrage tot de algemene intelligentie-uitslag:
- Algemene intelligentie (g-factor)
- Verbale intelligentie
- Numeriek, logisch (Logical-Mathematical)
- Ruimtelijk inzicht-technisch inzicht
- Geheugen
- Sociale intelligentie