Koninklijke Marine
Van Wikipedia
Defensie van Nederland | |
Instanties |
|
Krijgsmachtdelen |
|
Interservice organisaties |
|
Functies |
De Koninklijke Marine (KM) is de militaire vloot[1] of marine van het Koninkrijk der Nederlanden.
Inhoud |
[bewerk] Korte geschiedenis
[bewerk] Oprichting
Als begin van de huidige Koninklijke Marine wordt soms 8 januari 1488 genoemd, de dag waarop Maximiliaan van Oostenrijk per decreet een admiraal aanstelde als toezichthouder op havens en wateren van de lage landen. Een ander belangrijk jaar is 1588, toen de gewesten die zich aangesloten hadden in de Unie van Utrecht de Republiek der Verenigde Nederlanden uitriepen en datzelfde jaar Prins Maurits benoemden als admiraal-generaal van de vloot. De marine kreeg het predicaat Koninklijk in 1815 bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Deze data moeten niet verward worden met 10 december 1665, de dag waarop het Korps Mariniers, als Régiment de Marine, werd opgericht.
[bewerk] 17e en 18e eeuw
De voorloper van de Koninklijke Marine was de Staatse Vloot, die vooral in de 17e eeuw onder admiraals als Tromp en De Ruyter toonaangevend werd in Europa en een belangrijk instrument was om de onafhankelijkheid van de jonge republiek te handhaven tegenover grootmachten als Engeland en Frankrijk. In een reeks zeeoorlogen tegen, vooral, Engeland werd weliswaar de onafhankelijkheid veilig gesteld, maar ging de positie als leidende handels- en maritieme mogendheid verloren. Al aan het eind van de 17e eeuw was de marine van de republiek overvleugeld door die van Engeland. Onder Willem III was er in die periode zelfs een fase waarin gezamenlijk werd opgetreden tegen de Franse expansiedrift
De organisatie en uitrusting van de vloot was in die tijd voorbehouden aan vijf admiraliteiten, gevestigd te Middelburg, Harlingen, Hoorn en Enkhuizen *, Amsterdam en Rotterdam. Admiraliteiten waren verantwoordelijk voor het uitrusten en bemannen van schepen en stelden hun eigen officieren aan. Hoewel omslachtig functioneerde dit systeem onder buitenlandse dreiging, maar in de 18e eeuw leden deze onder baantjesjagers, bureaucratie en geldverkwisting. Ondanks diverse pogingen dit systeem te moderniseren lukte het pas in 1795 de admiraliteiten te vervangen door één centraal comité van zeevaartzaken.
- * De admiraliteit van West-Friesland, ook wel die van het Noorderkwartier, was gevestigd in Hoorn en Enkhuizen.
[bewerk] 19e en 20e eeuw
De Franse tijd (1795-1813) zag een verdere terugval en ook daarna slaagde men er niet in de achteruitgang te stoppen. Hoewel de organisatie sinds 1795 gecentraliseerd was, liet men de vele werven en werkplaatsen - omwille van werkgelegenheid - nog lang bestaan. Uiteindelijk resteerde een bescheiden en neutrale rol. De marine beperkte zich, buiten een strafexpeditie naar Algiers (Bombardementen op Algiers), in de 19e en het begin van de 20e eeuw vooral tot patrouilletaken in de Indische wateren.
Als gevolg van enkele Amerikaanse en Oostenrijkse successen werd het rammen weer populair. Zodoende werd voor de Koninklijke Marine in 1868 de Schorpioen in dienst gesteld. In datzelfde jaar werden drie zusterschepen door de marine in gebruik genomen: de Stier, de Buffel en de Guinea. Dit was een belangrijke modernisering van de Nederlandse vloot. Zij waren bedoeld ter vervanging van de houten schepen met stoom- en zeilkracht en gladloopvoorlaadkanons van de Nederlandse marine.
Op technisch gebied ging de Koninklijke Marine steeds meer achterlopen bij de Europese mogendheden. Moderne ontwikkelingen als stoomkracht, bepantsering, torpedo's en onderzeeboten werden hier doorgaans later geïntroduceerd. Zo bouwde de Koninklijke Marine nog pantserschepen toen dat concept door de komst van de Dreadnought type slagschepen elders al volkomen achterhaald was. Nog in 1925 werden kruisers in gebruik genomen met kanons achter schilden terwijl andere marines die in gesloten geschuttorens plaatsten. Bij de bouw van moderne typen oorlogsschepen ging de marine leunen op buitenlandse ontwerpen: zowel de Roofdier als Admiralen klassen torpedobootjagers waren gebaseerd op Engelse ontwerpen en de eerste onderzeeboot was gebouwd naar een Amerikaans ontwerp.
Toch werd, in de jaren dertig van de 20e eeuw, één belangrijke technische verbetering gedaan. Het was de luitenant-ter-zee Wichers die op het idee kwam onderzeeboten uit te rusten met een snuiver installatie, waardoor ze onder water varend op de dieselmotor de accu's konden bijladen. In 1938 werd dit systeem voor het eerst toegepast. Merkwaardig genoeg liet de Royal Navy dit apparaat in de Tweede Wereldoorlog verwijderen. De Duitsers, die met de snuiver kennis maakten na de inval in Nederland ontwikkelden het echter verder en rustten al hun onderzeeboten er mee uit. De Amerikanen ontdekten het systeem aan het eind van de oorlog, toen een Duitse onderzeeboot in hun handen viel en zij beschouwden het ten onrechte als een Duitse uitvinding.
[bewerk] Tweede Wereldoorlog
Zowel voor de Eerste als de Tweede Wereldoorlog bestonden plannen voor de bouw van slagschepen. In 1940 werd, na lang beraad, het Slagkruiserplan aangenomen. Dit behelsde de bouw van 3 snelle slagschepen, of slagkruisers, voor de verdediging van Nederlands Oost-Indië. Binnen de marine was dit plan niet onomstreden, sommige officieren in de marinetop wilden de beschikbare fondsen liever besteden aan kleinere schepen en vliegtuigen. Met de Duitse inval, enkele maanden later, is van dit plan niets meer terecht gekomen.
In het begin van de jaren dertig was al het vlootplan Deckers, genoemd naar de toenmalige Minister van Marine, aangenomen. Dit was een bescheiden bouwprogramma voor 1 lichte kruiser, 2 flottieljeleiders, 4 jagers en enkele onderzeeboten. Niet eens alle schepen uit dit plan konden gerealiseerd worden voor de oorlog. De Koninklijke Marine ging derhalve de oorlog in met slechts 3 lichte kruisers 2, 2 flottieljeleiders 3, 8 torpedobootjagers 4, een handvol torpedoboten en kanonneerboten en een twintigtal onderzeeboten. Zij speelde dan ook geen rol van grote betekenis. Slechts de eerste oorlogsjaren waren haar schepen bij enkele acties betrokken. Na de Slag in de Javazee, waarbij alle betrokken schepen verloren gingen, was haar rol vrijwel uitgespeeld. Individueel bleven schepen, zoals de kruiser Tromp en enkele onderzeeboten, in het verre oosten overigens wel bescheiden successen boeken.
- 2 De Java, Sumatra en De Ruyter. Alle drie zijn tijdens de oorlog tot zinken gebracht.
- 3 De beide flottieljeleiders, Tromp en Jacob van Heemskerck, werden in het begin van de oorlog opnieuw geclassificeerd als (lichte) kruiser. Beide hebben de oorlog overleefd.
- 4 Van de 8 torpedobootjagers van de Admiralen klasse ging al één verloren tijdens de meidagen in 1940. Vier torpedobootjagers van de Callenburgh klasse waren in aanbouw. Eén daarvan - de Isaac Sweers - kon nog naar Engeland worden gesleept en is daar afgebouwd. Alle torpedobootjagers zijn in de oorlog tot zinken gebracht.
[bewerk] Koude Oorlog
De periode na de Tweede Wereldoorlog stond vooral in de schaduw van de Koude Oorlog en de lidmaatschappen van de West-Europese Unie en de NAVO. Met de lessen van de oorlog in het geheugen werd een moderne vloot opgebouwd rond een vliegdekschip, twee kruisers en twaalf onderzeebootjagers. De jagers hadden al, ongebruikelijk voor die tijd, moderne lucht- en zeewaarschuwingsradars aan boord. Hoewel deze schepen van Nederlands ontwerp waren, werd nog in de jaren zestig voor de bouw van nieuwe fregatten (Van Speijk klasse) gebruikgemaakt van een Engels ontwerp. Ook kreeg de marine in die periode grote aantallen Amerikaans materieel ter beschikking in het kader van het MDAP programma, zoals fregatten (Van Amstel klasse), korvetten (Roofdier klasse), mijnenvegers, onderzeeboten en vliegtuigen voor de Marine Luchtvaartdienst.
In 1962 raakte de marine nog betrokken bij een oorlog tussen Nederland en de Republiek Indonesia over een dispuut rond Nieuw-Guinea. Zo werd onder meer een Indonesische torpedoboot, de Matjan Tutul, door Nederlandse schepen tot zinken gebracht.
Indirect had de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië ook gevolgen voor de samenstelling van de Koninklijke Marine. Het operatiegebied van de marine werd daarna grotendeels beperkt tot Europa en de noordelijke Atlantische Oceaan. Omdat het bezit van een vliegdekschip minder belangrijk werd, werd het in 1968 verkocht en vervangen door lange afstand patrouillevliegtuigen, die vanaf het land opereerden (Breguet Atlantic).
In de jaren zestig maakte de marine voor het eerst kennis met geleide wapens (De Zeven Provinciën), waarmee het gevecht op steeds grotere afstand van het eigen scheepsverband gevoerd kon worden.
Bij de bouw van nieuwe onderzeeboten viel opnieuw een eigen vinding op: een constructie met drie cilinders in de romp. Dit maakte het mogelijk de waterdruk beter te weerstaan, waardoor een grotere duikdiepte mogelijk werd. Toch is het bij de bouw van vier onderzeeboten van dit driecilinder-type gebleven en werd het type niet verder ontwikkeld.
Door samenwerking tussen marine en scheepsbouwindustrie werden de schepen echter steeds beter en vanaf de jaren zeventig trokken de ontwerpen ook in het buitenland aandacht. Soms werd zelfs een bescheiden exportsucces geboekt (Kortenaer klasse).
[bewerk] Heroriëntatie
Het einde van de Koude Oorlog in 1989 maakte een herbezinning op de rol van de krijgsmacht noodzakelijk. Grote aantallen (deels mobilisabele) strijdkrachten werden niet meer nodig geacht. Wel parate, flexibel inzetbare eenheden voor deelname aan internationale vredeshandhavende en vredesafdwingende missies in VN verband. Na 2001 zijn daar ook nog taken bijgekomen in het kader van terrorismebestrijding, die niet persé onder VN vlag, maar veeleer onder Amerikaans bevel worden uitgevoerd. In concreto betekende deze veranderingen voor de Nederlandse krijgsmacht forse bezuinigingen en inkrimpingen. Ten opzichte van de laatste defensienota, die nog tijdens de Koude Oorlog werd opgesteld (1984), heeft de marine 12 fregatten, 15 mijnenbestrijdingsvaartuigen, 2 onderzeeboten en 19 patrouillevliegtuigen ingeleverd.
Ook ten opzichte van de prioriteitennota van 1991, die te beschouwen is als de blauwdruk voor de krijgsmacht nieuwe stijl, is al flink ingeleverd. De laatste jaren lijkt er, onder Amerikaanse invloed, ook sprake te zijn van een verschuiving van VN taken naar directe inzet bij acties in diverse geweldsspectra. Het voornemen van het huidige kabinet om kruisraketten voor de marine aan te schaffen past in dat beeld.
[bewerk] Taken
De taken van de Koninklijke Marine gaven de laatste jaren, net als bij de andere krijgsmachtdelen, een verschuiving te zien van typische gevechtstaken naar vredestaken. In hoofdlijnen zijn thans de volgende te onderscheiden :
- de verdediging van het eigen gebied en dat van bondgenoten, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba
- bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit
- ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal
Voor wat betreft de eerste, de traditionele gevechtstaak, wordt in feite uitsluitend met bondgenoten samengewerkt. Hieronder vallen:
- Het openhouden van zeeroutes voor handelsverkeer door het beschermen van vrachtschepen tegen lucht-, zee- en onderzeebootaanvallen.
- Het actief bestrijden van vijandelijke schepen en onderzeeboten in eskaderverband.
- Het uitvoeren van kustbombardementen.
- Het uitvoeren van amfibische landingsacties met marinierseenheden.
- Het mijnenvrij houden van havens en scheepvaartroutes.
De vredestaken en acties in het kader van de internationale rechtsorde worden meestal uitgevoerd onder de vlag van de Verenigde Naties, soms onder die van de NATO en doorgaans na een officieel verzoek van de Verenigde Naties. Hieronder vallen:
- Het toezicht houden op handels- en wapenembargo's door controle van het scheepvaartverkeer.
- Het toezicht houden op het luchtruim na afkondiging van zogenaamde no-fly zones.
- Het afluisteren van radioverkeer en het peilen van radarstations, voor zover dat onder embargo valt.
- Het uitzenden van marinierseenheden naar crisisgebieden voor toezicht en handhaving.
- Het ruimen van mijnen in (voormalige) gevechtszones.
Tot voor kort werden ook luchtverkenningen uitgevoerd boven crisisgebieden met verkenningsvliegtuigen. Na afschaffing van de Orion vliegtuigen is dat niet meer mogelijk.
[bewerk] Naamgeving van schepen
De namen van de schepen van de Koninklijke Marine worden voorafgegaan door Hr.Ms. (Harer Majesteits), als behorende aan Hare Majesteit de Koningin. In het geval van een Koning wordt dat Zr.Ms. (Zijner Majesteits).
In de periode van de Republiek werden oorlogsschepen soms aangeduid met: 's Lands Schip of 's Lands Schip van Oorlog.
Moderne schepen zijn verder herkenbaar aan een letter en volgnummer op de romp. Hierbij staat de R (aircraftcarrier) voor vliegdekschip, C (cruiser) voor kruiser , D (destroyer) voor jager, F (frigate) voor fregat, S (submarine) voor onderzeeboot, M (minehunter/minesweeper) voor mijnenjager of mijnenveger, L (landingschip of landingcraft) voor landingsschip of landingsvaartuig, P (patrol vessel) voor patrouillevaartuigen en A (auxilliary ship) voor hulp-vaartuig. Kleine hulpvaartuigen die beperkt zijn tot havens en binnenwateren voeren een Y (yard). Vaartuigen die niet door een officier worden gecommandeerd (de meeste Y en sommige A vaartuigen) hebben niet het predicaat Hr.Ms/Zr.Ms.
[bewerk] Rangen en standen
De marine heeft een eigen rangsysteem, dat in naamgeving en versiering afwijkt van wat bij land- en luchtmacht gebruikelijk is, maar daarmee wel vergelijkbaar.
De hoogste rang is de luitenant-admiraal, gelijk aan de generaal bij land- en luchtmacht. In de periode van de Republiek benoemde elk van de vijf admiraliteiten zijn eigen luitenant-admiraal. Aan het eind van de 18e eeuw was Jan Hendrik van Kinsbergen de laatste die de rang had. Het duurde tot de Tweede Wereldoorlog tot er, eerst J.Th. Furstner in 1942 en daarna C.E.L. Helfrich in 1944, weer een luitenant-admiraal werd aangesteld in een operationele functie. Nadien is de rang nog door enkele Chefs van de Defensiestaf gevoerd.
In het vlaggenprotocol van de marine komt nog altijd de rang van admiraal voor, die maarschalksstaven als onderscheidingsteken voert, maar officieel bestaat de rang niet meer sinds 1956. Binnen de marine heerst verder het misverstand dat die rang uitsluitend is voorbehouden aan een Prins van het Koninklijk Huis. Dat is echter nergens wettelijk vastgelegd. Wel werd de rang in 1830 ingesteld door koning Willem I, die zijn zoon prins Frederik, al Minister van Marine en van Oorlog, aanstelde als opperbevelhebber en tot admiraal bevorderde. Later is de rang nog gegeven aan prins Hendrik (de Zeevaarder) op diens sterfbed door zijn broer Willem III.
Het Korps Mariniers gebruikt de rangonderscheidingstekens van de marine, maar volgt de benaming van land- en luchtmacht.
Het totale overzicht is te zien in de Lijst van militaire rangen van de Nederlandse Krijgsmacht.
[bewerk] Organisatie
In september 2005 werd een nieuwe organisatiestructuur ingevoerd. De functie van Bevelhebber der Zeestrijdkrachten (BDZ), tevens Chef van de Marinestaf (Den Haag), is opgeheven. Hoogste functie is thans de Commandant Zeestrijdkrachten (CZSK) in Den Helder, voorheen de Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED).
Opzet van deze wijziging (bij de landmacht en de luchtmacht zijn soortgelijke wijzigingen uitgevoerd) is de omvang van de staven in Den Haag te verkleinen. De functie van Chef-Defensiestaf is daarbij omgezet in Commandant der Strijdkrachten (CDS). De CDS staat nu bóven de commandanten van de krijgsmachtdelen (voorheen ernaast). Ook de voormalige directies voor Materieel, Personeel en Financieel Beheer zijn opgeheven: een deel van de taken is overgenomen door de Directoraten-generaal op het ministerie en een ander deel is opgegaan in de staf van de Commandant der Zeestrijdkrachten.
Onder de Commandant Zeestrijdkrachten staan nu:
- de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch Gebied (CZMCARIB) (officieel: Directie Caraïbisch Gebied) en:
- de Commandant van het Korps Mariniers (CKMARNS).
De Commandant van het Korps Mariniers is tevens plaatsvervangend Commandant Zeestrijdkrachten (Plv. CZSK). Zijn staf is verplaatst van Rotterdam naar Den Helder en samengevoegd met die van de voormalige Commandant der Zeemacht in Nederland.
De functie Commandant Zeestrijdkrachten wordt bekleed door een viceadmiraal, de functie CZMCARIB door een commandeur of een brigade-generaal van het Korps Mariniers en de functie CKMARNS door een generaal-majoor.
De Commandant Zeestrijdkrachten is tevens Admiraal Benelux. Tot 1995 was dit een functie die binnen de NAVO alleen in oorlogstijd of bij internationale oefeningen bestond. Door de vorming van het Belgisch-Nederlands eskader is dit een permanente functie geworden. Een deel van de Belgische marinestaf bevindt zich in Den Helder en vanuit een gezamenlijk hoofdkwartier worden zowel Belgische als Nederlandse marineschepen geleid.
Opmerking:
De Chef Defensiestaf was een functie die rouleerde tussen de krijgsmachtdelen. Bij aanstelling in die functie volgde gelijktijdig bevordering tot (vier-sterren) generaal. Indien een marineofficier de functie vervulde volgde bevordering tot luitenant-admiraal. De chef was geen opperbevelhebber, maar militair adviseur van de minister. De Chef Defensiestaf voerde al enige tijd de coördinatie bij militaire missies onder VN vlag. Als Commandant der Strijdkrachten is hij feitelijk opperbevelhebber geworden (hoewel die aanduiding vermeden is: formeel is de regering namelijk opperbevelhebber).
[bewerk] Huidige samenstelling
- 9 fregatten (4 LCF, 5 M)
- 2 amfibische transportschepen
- 2 bevoorradingsschepen
- gepland zijn 4 patrouilleschepen, waarvan de eerste in 2009 moet gaan varen
- 4 onderzeeboten
- 1 torpedowerkschip
- 2 hydrografische opnemingsvaartuigen
- Overige vaartuigen
- 1 opleidingsvaartuig, 1 zeilend schoolschip, 1 logistiek ondersteuningsvaartuig, 4 kustsleepboten, 7 havensleepboten, 1 brandstoflichter, 1 logementschip, 17 landingsvaartuigen
- 2 squadrons met 21 helikopters
- 2 parate infanteriebataljons, 1 logistiek bataljon (LOGBAT), 1 gevechtssteun bataljon (GEVSTBAT), 1 amfibisch ondersteuningsbataljon (AMFOSTBAT)
- De kustwacht is in Nederland geen organieke eenheid, maar een samenwerkingsverband van een aantal ministeries. De dagelijkse leiding ervan is wel in handen van de KM.
- De kustwacht in Aruba en de Nederlandse Antillen is een zelfstandige organisatie, die onder leiding staat van de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch Gebied. De kustwacht heeft onder meer 3 cutters en 12 snelle Rigid Hull Inflatable Boats (RHIB).
[bewerk] Bases
Vrijwel alle varende eenheden hebben hun thuishaven in Den Helder. In Vlissingen, Amsterdam en Rotterdam zijn nog steunpunten (zonder varende eenheden).
Het Korps Mariniers heeft kazernes in Rotterdam, Doorn en op Texel.
De Marine Luchtvaartdienst heeft het vliegveld De Kooy bij Den Helder. Het vliegveld Valkenburg bij Leiden heeft sinds 1 januari 2005, met de afstoting van de Orion verkenningsvliegtuigen, geen operationele status meer. Het vliegveld blijft nog wel tot 2007 in gebruik voor de opleidingen van Duitse en Portugese vliegtuigbemanningen.
De marinekazerne in Vlissingen huisvest personeel voor de nieuw te bouwen schepen op de nabij gelegen werf Scheldepoort in het havengebied Vlissingen-Oost. Tevens heeft de NATRES (Nationale Reserve) van de Koninklijke Landmacht hier materieel en personeel ondergebracht.
In het Caraïbisch gebied heeft de marine steunpunten op Curaçao (marinebasis Parera en de marinierskazerne Suffisant) en op Aruba (de marinierskazerne Savaneta).
[bewerk] Open Dagen
Elk jaar, in juli, zijn de Nationale Vlootdagen in Den Helder. Diverse schepen zijn dan opengesteld voor publiek. Eenheden van het Korps Mariniers en de Marine Luchtvaartdienst verzorgen tevens demonstraties voor publiek. Kleinere evenementen waarbij de marine aanwezig is zijn de Wereldhavendagen in Rotterdam en de Caribische Vlootdagen in Willemstad, Curaçao.
[bewerk] Marinestudie 2005
Kort na prinsjesdag 2005 werd de marinestudie 2005 gepresenteerd. Volgens deze studie worden ongeveer 30 kruisraketten aangeschaft, 4 grote patrouilleschepen en 1 bevoorradingschip met toegevoegde expeditionaire capaciteit (een Joint Support Ship) ter vervanging van het oudste bevoorradingsschip (Hr.Ms. Zuiderkruis). Met ca. 27.000 ton waterverplaatsing zal dat schip beduidend groter worden dan het huidige. De patrouilleschepen zijn in afmetingen gelijk aan de korvetten uit de Grote Schepenstudie Koninklijke Marine (GOSKM) uit 2004, maar de term korvet is nu vermeden.
Verdere plannen behelzen ondermeer de aanschaf van nieuwe sonarapparatuur voor de 2 overblijvende M-fregatten en de onderzeeboten en voortzetting van de modernisering van de mijnenjagers van de Alkmaar klasse, die eerder vertraagd was. Deze modernisering beoogt tenminste 4 mijnenjagers te moderniseren en nog eens 3 uit te rusten als moederschip voor mijnenveeg-drones. Drie mijnenjagers worden niet gemoderniseerd. De Koninklijke Marine neemt thans deel aan de beproevingen in het kader van Theatre Ballistic Missile Defence, waarvoor de SMART-L radar al aanpassingen heeft ondergaan. In het vervolg van dit project zullen 2 LC fregatten worden uitgerust met Standard Missile-3 projectielen.
De plannen worden gefinancierd door 4, nog betrekkelijk nieuwe, M-fregatten te verkopen. Het voorstel is, hoewel omstreden, op 18 november 2005 aangenomen. Met België is overeenstemming bereikt over de verkoop van de fregatten Karel Doorman en de Willem van der Zaan aan dat land, in 2007 en 2008. Deze gaan daar de twee resterende fregatten van de Wielingen klasse vervangen. In november 2006 werd met Portugal een overeenkomst getekend over de verkoop van nog eens 2 M-fregatten, in 2008 en 2009.
Bij ongewijzigde uitvoering van dit plan zal de marine de volgende schepen bezitten omstreeks 2012:
4 LC fregatten, 2 M-fregatten, 4 grote patrouilleschepen, 2 amfibische transportschepen, 1 Joint Support Ship, 1 bevooradingsschip, 4 onderzeeboten, 10 mijnenjagers, 1 torpedowerkschip, 1 logistiek ondersteuningsvaartuig (t.b.v. het Caraïbisch Gebied), 2 hydrografische opnemingsvaartuigen en diverse kleinere vaartuigen (kust- en havensleepboten, duiksloepen, kustwachtcutters enz.).
[bewerk] Noot
- ^ Zowel de begrippen marine als zeemacht duiden gewoonlijk op zeestrijdkrachten. Onder bredere betekenis van zowel vloot, marine als zeemacht wordt ook de koopvaardij verstaan.
[bewerk] Zie ook
- Belgische marine
- Friese Admiraliteit
- Koninklijke Marechaussee
- Koninklijke Luchtmacht
- Koninklijke Landmacht
- Lijst van onderzeeboten bij de Koninklijke Marine
- Lijst van fregatten bij de Koninklijke Marine
- Lijst van jagers bij de Koninklijke Marine
- Lijst van mijnenjagers in dienst bij de Koninklijke Marine
- Lijst van overige schepen in dienst bij de Koninklijke Marine
- Lijst van patrouillevliegtuigen in dienst bij de Koninklijke Marine
- Lijst van helikopters bij de Koninklijke Marine
- Lijst van militaire rangen van de Nederlandse Strijdkrachten