Maät
Van Wikipedia
Maät, Ma'at | |||||
Maät in hiërogliefen |
|||||
Cultuscentrum | |||||
Gedaante | Vrouw met veer als hoofdtooi | ||||
Dierlijke verschijning | |||||
Associaties | Orde, rechtvaardigheid, waarheid | ||||
Griekse god | |||||
Maät |
Maät of Ma'at is de Egyptische godin van de waarheid, stabiliteit en rechtvaardigheid. Zij vertegenwoordigt ook de kosmische orde van bij de aanvang van het universum. Haar hiëroglief toont de plint van de troon. Dit zou ook de oermond voorstellen waar het leven ontstproot. Vrij laat in haar ontwikkeling werd ze als dochter van de zonnegod Ra beschouwd. Haar goddelijke tegenhangster is Isfet, de chaos. Maät wordt vaak genoemd in het Egyptisch dodenboek.
De oude Egyptenaren hadden verschillende opvattingen over het hiernamaals. Eén daarvan hield in dat na hun dood Maät hun hart zou wegen op een weegschaal met een struisvogelveer (die de waarheid belichaamde) als contragewicht. Als het hart lichter was dan de veer, mocht de dode voortgaan naar de Velden van Iahru; was het hart zwaarder, dan werd de overledene verslonden door Ammit.
Maät was ook een onderdeel van de faraonische waarden vanaf het Middenrijk. De farao moest staan voor rechtvaardigheid en orde tegenover de onrechtvaardigheid en chaos van de landen buiten de grenzen van het Oude Egypte. Dit begrip ontstond tijdens de Eerste Tussenperiode toen het voor de nomarchen duidelijk werd dat enkel zij de orde en het recht konden handhaven in hun nome. De farao's van het Middenrijk zullen hieraan de gedachte toevoegen dat orde en recht niet alleen in een bepaalde nome moet gehandhaafd worden, maar in heel Opper- en Neder-Egypte, en dat de farao hiervoor verantwoordelijk is. Hierbij komt dat de farao via de godin Maät te weten komt wat rechtvaardig is en wat niet.
De koning is niet langer meer zelf een god of zoon van een god zoals in het Oude Rijk, maar wel de tussenpersoon van Maät met de mensen. Ook de goden moesten zich trouwens houden aan Maät en mochten niet de grenzen van Maät overschrijden. Om de wil van de goden - en dus van Maät - te weten werden er priesters aangesteld die in plaats van de farao de dienst voor de goden onderhielden. De farao moest ondertussen ervoor zorgen dat de orde bewaard bleef in Egypte. De goden werkten constellatief samen om alles in orde te houden en deze samenwerking werd weerspiegeld in de samenwerking van de farao met de priesters. Ieder vormde een geheel in de constellatie van het Oude Egypte.
Hierin komt verandering met de 18e dynastie die een "Nieuwe Zonnetheologie" invoert, die niet meer uitgaat van een constellatief beeld, maar uitgaat van de "wil van de god" die nu gelijkgesteld wordt aan Maät. De connectieve rechtvaardigheid, gebaseerd op solidariteit, waar Maät voor stond, wordt nu vervangen door de "wil van de god". De god kan nu persoonlijk ingrijpen om te doen wat rechtvaardig is en ieder mens de god bereiken door persoonlijk vroomheid, dit is door zich rechtvaardig te gedragen. Tijdens het Opetfeest, waarbij de relatie van de farao met zijn goddelijke vader Amon werd gevierd, aan Amon die zijn tempel in Karnak in een bark verliet om die van Luxor te bezoeken, werden tijdens de tussenstoppen aan "kappeletjes" de vragen van gewone Egyptenaren aan de godheid voorgelegd. De priesters van Amon wonnen door deze orakels aan invloed en de farao verloor hierdoor een deel van zijn vroeger macht. Amenhotep IV die deze evolutie wou uitbuiten in zijn voordeel, veranderde zijn naam naar Echnaton en maakte Aton, een godheid zonder andere verschijnsvorm dan de zonneschijf, tot hoofdgod van het Egyptische pantheon en de diensten aan andere goden ondergeschikt aan die van Aton. De enige die de wil van Aton kon kennen, was de farao en hierdoor won Echnaton het faraonische monopolie op de theologie terug. Dit werd hem door de machtige Amonpriesters, die hun macht zagen slinken, niet in dank afgenomen en zij wisten dan ook elk spoor van de laatste koningen van de 18e dynastie uit. Hiermee verzekerden de Amonpriesters zich van hun monopolie op de theologie en dus de gedachtewereld van de gewone Egyptenare. Tijdens de Late periode heerste de Amonpriesters zelfs over een groot deel van Egypte en werd het erfelijk ambt haast dynastisch gemaakt. Door het vervangen van deze Amonpriesters door Godsvrouwen, kon uiteindelijk worden voorkomen dat er zich een nieuwe dynastie van priesters zou vestigen, daar Godsvrouwen geen kinderen mochten hebben in tegenstelling tot de priesters. De Godsvrouw adopteerde haar opvolgster. Hierdoor kon een nieuwe heerser één van zijn vrouwelijke familieleden Godsvrouw laten maken. Zij heersten nominaal over de Thebaanse regio.
[bewerk] Gerelateerde onderwerpen
[bewerk] Literatuur
J. Assmann, Maât, L'Egypte Pharaonique. Et L'Idee De Justice Sociale, Fuveau, 2000. ISBN 2909816346
Ibid., The Search For God In Ancient Egypt, Ithaca (VS), 2001. ISBN 0801437865 (herziene en vertaalde versie van een klassiek werk uit 1984.)
{{{afb_links}}} | Godheden in de Egyptische mythologie | {{{afb_rechts}}} | {{{afb_groot}}} |
---|---|---|---|
Aker - Amaunet - Ammit - Amon - Amon-Re - Anat - Anhur - Anubis - Anuket - Apedemak - Apepi - Apis - Atoem - Aton - Baäl - Bastet - Bes - Buchis - Chepri - Chons - Geb - Harmachis - Hapi - Hathor - Heh - Heket - Horus - Horuszonen - Imhotep - Isis - Khnum - Maät - Mentoe - Min - Miysis - Mnevis - Moet - Nefertem - Neith - Nekhbet - Nephthys - Noet - Osiris - Ptah - Ra - Reshef - Satet - Sekhmet - Selket - Serapis - Sesjat - Seth - Sjoe - Sobek - Sokaris - Sopdet - Tabh - Tatenen - Tefnut - Thoth - Toëris - Wadjet |