Tweetaligheid (kennis)
Van Wikipedia
Met tweetaligheid wordt meestal bedoeld dat iemand zich in verschillende situaties vlot van twee talen kan bedienen. Het bestuderen van tweetaligheid is een onderzoeksterrein van de psycholinguïstiek.
[bewerk] Voorkomen
Hoewel er grote groepen mensen zijn die slechts één taal spreken, zoals Amerikanen en Chinezen, is tweetaligheid in toenemende mate meer regel dan uitzondering. In bijna alle ontwikkelingslanden is de thuistaal een plaatselijke taal die verschilt van de officiële bestuurstaal, bijvoorbeeld Engels, Frans of Spaans. In andere gevallen is de thuistaal een dialect dat aanzienlijk van de standaardtaal kan verschillen. Ook in taalgrensgebieden is tweetaligheid bijna vanzelfsprekend en door verhoogde mobiliteit komen steeds meer mensen in een tweetalige omgeving terecht, bijvoorbeeld door taalgemengde huwelijken.
Vooral in de studie van de taalverwerving door kinderen is tweetaligheid een belangrijk onderzoeksdomein.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
- gelijktijdige tweetaligheid, waarbij kinderen in een tweetalige omgeving opgroeien. Bijvoorbeeld een Franstalig gezin in België neemt een Nederlandstalig kindermeisje in huis, zodat de kinderen van haar Nederlands kunnen leren. Ze krijgen op die manier een dubbele moedertaal.
- opeenvolgende tweetaligheid, waarbij kinderen achtereenvolgens in verschillende eentalige omgevingen opgroeien. Bijvoorbeeld een kind uit een Nederlandstalig gezin gaat naar de plaatselijke Nederlandstalige basisschool en wordt daarna naar een Franstalig internaat gestuurd.
[bewerk] Tweetalige opvoeding
Er heerst bij wetenschappers, beleidsmensen en ouders geen eensgezindheid over de wenselijkheid om vroeg met een tweetalige opvoeding te beginnen. Overtuigde voorstanders van tweetaligheid pleiten ervoor om de twee talen zo vroeg mogelijk aan te bieden. Zij gaan ervan uit dat kinderen tot de leeftijd van ca. 6 jaar een taal – dus ook een vreemde taal – spontaan verwerven. Anderen houden vast aan het principe dat kinderen eerst hun eigen moedertaal goed moeten beheersen voordat ze een vreemde taal leren. Zij gaan ervan uit dat de kennis van een tweede taal nooit hoger kan liggen dan de basiskennis van de moedertaal. Met deze aanpak zou worden vermeden dat kinderen de grammaticaregels en de woordenschat van de twee talen verwarren (interferentie) en door elkaar heen gebruiken.
Meer genuanceerd stelt men dat vroege tweetalige opvoeding kan lukken als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan:
- Het dubbele taalaanbod moet consequent zijn. In een taalgemengd gezin spreken beide ouders steeds hun eigen moedertaal met het kind.
- Er dient voldoende tijd voor het dubbele taalaanbod te worden vrijgemaakt, bijvoorbeeld voorlezen voor het slapengaan. Er moet dus minstens evenveel, en liefst meer, mondelinge communicatie in de twee talen zijn dan bij een eentalige opvoeding.
- Het aanbod moet in beide talen van goede kwaliteit zijn. De input dient dus bij voorkeur van moedertaalsprekers van beide talen te komen.
- Beide talen moeten evenwaardig gewaardeerd worden. Vooroordelen over de talen of de sprekers ervan dienen achterwege te worden gelaten. Een positieve waardering verhoogt de motivatie voor beide talen.
- Er mogen geen intellectuele beperkingen zijn bij het kind. Een vroege tweetalige opvoeding kan bij intelligente kinderen een zeer goede, tweetaligheid opleveren, vaak beter en vooral spontaner dan volwassenen door studie kunnen verwerven, maar bij minder begaafde kinderen bestaat het risico dat ze geen van beide talen echt goed onder de knie krijgen. Bovendien komen er dan vaak negatieve reacties uit de omgeving, omdat bij geen enkele taalgroep echt thuis horen, wat het probleem ook emotioneel nog verergert.
Aangezien al deze voorwaarden samen aanwezig moeten zijn, wordt een veralgemeende opgelegde tweetalige opvoeding in kinderdagverblijven, peutertuinen en kleuterklassen niet als opportuun beschouwd.