Frederik Willem I van Pruisen
Van Wikipedia
1688-1740 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Koning van Pruisen | ||||||
|
||||||
|
Frederik Willem I (Berlijn, 14 augustus 1688 - Potsdam, 31 mei 1740), bijgenaamd de Soldatenkoning, was koning van Pruisen van 1713 tot 1740.
Inhoud |
[bewerk] Biografie
Na de Vrede van Utrecht concentreerde Frederik Willem zich op het uitbouwen van het Pruisisch leger, omdat Sachsen in oorlog was met Zweden (zie Grote Noordse Oorlog). Frederik Willem was een zeer kundige bestuurder en administrateur en de grondlegger van de Pruisische ambtenarenstaat. Hij stelde regels op voor ambtenaren, waarin alle taken stonden beschreven. Als een minister niet op een vergadering kwam, hield Frederik Willem zijn loon in. In 1717 voerde hij een leerplicht in, de belastingen werden hervormd en in 1733 en voerde hij de dienstplicht in.
Frederik Willem was tegen alle overbodige uitgaven, uitgezonderd het leger. In 1717 ruilde hij met August de Sterke 151 stuks chinees porselein tegen een regiment van 600 soldaten. Hij hief het orkest op dat de zes Brandenburger Concerten van Johann Sebastian Bach, die op een aanstelling vlaste, had moeten spelen. Hij leefde sober en werkte hard voor het welzijn van zijn volk. Iedere opsmuk liet hij weghalen of wit overschilderen. 's Avonds rookte hij pijp en dronk zijn bier, waarbij allerlei onderwerpen ter sprake kwamen. Hij was een absolute monarch, maar wars van alle franje.
Frederik Willem was - op het manische af - heel erg betrokken bij zelfs maar de kleinste zaken in zijn land. In zijn slot brandde geen kaars te veel. Hij was een vader voor zijn volk op oudtestamentische wijze: hij moedigde boerenbedrijven aan, legde moerassen droog, sloeg graan op in tijden van overschot en verkocht het in minder goede tijden. In 1727 werd hij overvallen door melancholie en beïnvloed door het pietisme. De koning lag de hele dag in bed te bidden of psalm te zingen. 's Nachts dwaalde hij door het paleis. Frederik Willem leed aan porfyrie, een erfelijke aandoening. Men vreesde dat hij gek zou worden en soms was dat ook zo. Herman Boerhaave weigerde een aanstelling in Berlijn.
Frederik Willem kon erg streng en hard zijn. Hij wilde dat zijn oudste zoon (Frederik II) een goed soldaat zou worden. "Fritz" kreeg op zijn zesde al zijn eigen regiment toegewezen en werd geslagen als hij van een paard afviel of als hij bij koud weer handschoenen droeg. Toen Frederik in 1730 probeerde naar Frankrijk te vluchten, werd hij gedwongen toe te kijken hoe zijn vriend Von Katte voor zijn ogen werd onthoofd. Toen Frederik Willem terugkeerde naar Berlijn begroette hij zijn vrouw met een leugen: Je onwaardige zoon is dood. Een jaar later dwong hij Frederik te trouwen met een vrouw die voornamelijk giechelde.
Frederik Willem moest niets hebben van musici, wetenschappers en intellectuelen, en ook niets van alles wat Frans was. De soldatenkoning was gefascineerd door zijn leger, dat door de staat moest worden ondersteund. (Hij hield van soldaten als een vrek van zijn geld). Frederik Willem richtte in 1726 een regiment op, de Potsdammer Reuzen, waarin hij de langste mannen van zijn leger plaatste. De boekhouding van dat regiment, waaraan hij een vermogen spendeerde, liet hij vlak voor zijn dood verbranden.
De enige luxe die hij zich tijdens zijn leven veroorloofde was het jachtslot Stern, rond 1731 gebouwd door Cornelis van den Bosch, een Haarlemmer, die deel uitmaakte van het regiment Lange Kerls. Potsdam werd in 1732 uitgebouwd als garnizoensstad, onder de leiding van de Amsterdamse timmerman Jan Bouman, die daar de Hollandse wijk opzette. Eerder dat jaar hielp hij 14.000 protestante kolonisten uit Salzburg zich in en rond Koningsbergen in Oost-Pruisen te vestigen.
Het Pruisische leger werd gedurende zijn ambtstermijn een efficiënt oorlogsinstrument: 80.000 man, een van de sterkste in Europa. Hij bezigde een goed financieel beleid, wat bij zijn dood leidde tot een groot overschot in de schatkist.
[bewerk] Huwelijk en kinderen
Hij was getrouwd met Sophia Dorothea van Hannover (1687 - 1757), de dochter van George I van Groot-Brittannië, met wie hij 14 kinderen had:
- Frederik Lodewijk (1707-1708)
- Frederika Sophia Wilhelmine (1709-1758), gehuwd met markgraaf Frederik van Brandenburg-Bayreuth (1711-1763) en de lievelingszuster van Frederik II
- Frederik Willem (1710-1711)
- Frederik II (1712-1786) getrouwd met Elisabeth Christine van Brunswijk-Wolfenbüttel, dochter van hertog Ferdinand Albrecht II van Brunswijk-Bevern
- Charlotte (1713-1714)
- Frederika (1714-1784), gehuwd met markgraaf Karel van Brandenburg-Ansbach (1712-1757)
- Philippina Charlotte( 1716-1801), gehuwd met hertog Karel I van Brunswijk (1713-1780)
- Lodewijk Karel (1717-1719)
- Sophia Dorothea (1719-1765), gehuwd met markgraaf Willem van Brandenburg-Schwedt (1700-1771)
- Louisa Ulrika (1720-1782), gehuwd met koning Adolf Frederik van Zweden (1710-1771)
- August Willem (1722-1758), gehuwd met Louise Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel (1722-1780), dochter van hertog Ferdinand Albrecht II van Brunswijk-Bevern
- Anna Amalia (1723-1787), abdis van Quedlinburg
- Frederik Hendrik (1726-1802), gehuwd met Wilhelmina van Hessen-Kassel (1726-1808), dochter van landgraaf Maximiliaan van Hessen-Kassel
- August Ferdinand (1730-1813), gehuwd met prinses Anna (1738-1820), dochter van Frederik Willem van Brandenburg-Schwedt.
Bronnen en referenties: |
|