Static Wikipedia February 2008 (no images)

aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - en - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu

Web Analytics
Cookie Policy Terms and Conditions Igor Stravinsky - Wikipedia

Igor Stravinsky

Van Wikipedia

Igor Stravinsky
Igor Stravinsky

|Igor Fjodorovitsj Stravinski (Игорь Фёдорович Стравинский) (Oranienbaum, 17 juni 1882New York, 6 april 1971), in het Nederlands overwegend gespeld als Igor Strawinsky, was een van de belangrijkste componisten en dirigenten van de 20e eeuw. De van geboorte Russiche componist verwierf in 1934 de Franse nationaliteit en werd, nadat hij zich eind jaren dertig van de 20e eeuw in de Verenigde Staten vestigde, in 1945 tot Amerikaan genaturaliseerd.


Inhoud

[bewerk] Rusland

Mariinskitheater
Mariinskitheater

Stravinsky's vader was baszanger bij het Keizerlijke Mariinskitheater in St. Petersburg. Vanaf zijn negende kreeg Stravinsky pianolessen van o.a. Leokadiya Kashperova, een leerlinge van Anton Rubinstein, en hij maakte zulke vorderingen dat hij al snel goed genoeg was om Mendelssohns pianoconcert in g te spelen, naast een grote selectie van stukken van Clementi, Mozart, Haydn, Beethoven, Schubert en Schumann. Ondanks zijn aanleg voor muziek wilden zijn ouders niet dat hij een muzikale carrière zou volgen en stonden zij er op dat hij naar de Universiteit van St. Petersburg zou gaan. Daar begon hij, weinig enthousiast, aan de studie strafrecht en rechtsfilosofie. Als rechtenstudent maakte hij in 1902 kennis met de vader van zijn studiegenoot Vladimir, de componist Nikolaj Rimsky-Korsakov. Rimsky-Korsakov was niet onder de indruk van Stravinsky's eerste compositiepogingen. Hij adviseerde hem niet naar het conservatorium te gaan, maar zijn lessen harmonie en contrapunt te vervolgen en zijn werk kritisch te laten beoordelen tijdens privélessen. Rimsky-Korsakov was bereid hem met raad bij te staan (An Autobiography). Stravinsky liet hem in 1903 zijn Pianosonate in fis (W41, noten) zien en horen, en vanaf die tijd begonnen de geregelde lessen van Rimsky-Korsakov. Uit de leerperiode bij Rimsky-Korsakov dateren de Symfonie in Es (1905-1907; W9), Faune et Bergère (1906; W8), de Pastorale (1907; W10), de Scherzo fantastique (1907-1908; W12) en de schetsen voor Le Rossignol (1908; W24)). De Feu d'artifice (1908; W13) die hij ter gelegenheid van het huwelijk van Rimsky-Korsakovs dochter toestuurde kwam te laat: de componist was kort ervoor overleden. De band met Rimsky-Korsakov was sterk en diens dood heeft Stravinsky aangegrepen; de Chant Funèbre die Stravinsky ter nagedachtenis aan Rimsky-Korsakov componeerde ging tijdens de Russische revolutie verloren. In 1905 had hij zijn rechtenstudie voltooid en een jaar later trouwde hij met zijn nicht Katerina Nossenko. Zij was al op zijn 10e jaar in zijn leven gekomen "als een lang gewenste zus. We waren elkaar, tot haar dood, buitengewoon na, meer na dan geliefden soms zijn" (An Autobiography). Uit dit huwelijk werden Théodore Stravinsky (1907-1938), Ludmilla (1908-1938), Soulima Stravinsky (1910-1994) en Maria Milena (1914-?) geboren.


[bewerk] Diaghelev en de 'Ballets russes'

Een zeer belangrijke impuls voor Stravinsky was de ontmoeting met Serge Diaghilev, de artistiek leider van de "Ballets russes", die in 1909 een uitvoering van de Scherzo fantastique en Feu d'Artifice bijwoonde. Diaghelev nodigde Stravinsky uit om voor Les Sylphides, een ballet op muziek van Chopin, de orkestraties voor de Nocturne en de Valse brilliante voor zijn rekening te nemen. Daarnaast vroeg Diaghelev om een orkestratie van Griegs Kobold voor het ballet Le Festin. De opdrachten van Diaghelev zouden voor Stravinsky definitief de doorbrak betekenen. Voor het seizoen van 1910 wilde hij muziek voor een ballet gebaseerd op het Russische sprookje De Vuurvogel. De als eerst benaderde componist Anatoli Liadov weigerde door de weinige tijd die hem geboden werd; Diaghelev gaf de opdracht daarop aan Stravinsky. Maart 1910 was het werk klaar en in mei van dat jaar ging Stravinsky (voor het eerst) naar Parijs om de repetities van zijn L'Oiseau de Feu (De Vuurvogel; W16) bij te wonen. In Parijs maakte hij kennis met 'tout Paris culturel': de componisten Claude Debussy, Maurice Ravel, Florent Schmitt, Maurice Delage, Erik Satie, Giacomo Puccini en Manuel de Falla, de actrice Sarah Bernhardt en de auteurs Marcel Proust, Paul Morand, St. John Perse en Paul Claudel. Stravinsky haalde zijn gezin in Ustilug in Rusland op en nadat zijn vrouw de laatste voorstelling van De Vuurvogel had bijgewoond verbleef de familie Stravinsky in La Baule in Bretagne. Hier schreef Stravinsky de Deux Poèmes de Paul Verlaine (Twee gedichten van Verlaine: 'Un Grand Sommeil' en 'La Lune blanche'; W17). Omdat Katerina zwanger was werd besloten niet naar Rusland terug te keren, maar in Zwitserland de geboorte (van Soulima) af te wachten.

Diaghelev had tijdens het balletseizoen om een tweede ballet gevraagd. Stravinsky vertelde hem over een nieuw werk dat hij in gedachten had en dat gebaseerd zou zijn op een heidens ritueel. Maar bij Diaghelevs bezoek aan Stravinsky in Lausanne bleek deze begonnen te zijn aan een geheel andere compositie, een voor piano en orkest. Diaghelev wilde dit werk echter toch als vervanger van het stuk over het heidens ritueel als ballet gebruiken: op 13 juni 1911 ging Petrouchka (W18) in het Théâtre du Chatelet in première. Omdat het balletseizoen dat jaar kort was en de Ballets Russes tijdens hun optreden in Londen zijn werken toch niet zouden uitvoeren (te modern voor het Britse publiek dacht Diaghelev), keerde Stravinsky terug naar zijn huis in Ustilug in Rusland, van plan om zijn werk over het heidens ritueel te componeren. In Ustilug kreeg dit werk, Le Sacre du Printemps (Vesna svjaščennaja, Gewijde Lente; W21), zijn vorm. Tussendoor componeerde hij ook nog de Deux poésies de Konstantin Balmont (Twee gedichten van Balmont ('De Bloem' en 'De Duif'; W19) en Zvezdoliki (Le Roi des Étoiles; W20) voor mannenkoor en orkest. Allerlei problemen verhinderden de première van de Sacre, die werk uitgesteld tot 1913. Het gaf Stravinsky meer tijd voor de orkestratie en in 1912 vestigde hij zich met zijn familie weer in Zwitserland, in Clarens aan het Meer van Genève.

Tijdens een bezoek aan Berlijn voor een voorstelling van Petrouchka ontmoette hij een aantal malen Arnold Schoenberg en zag hij bovendien een uitvoering van diens Pierrot Lunaire, een werk waar hij niet in eerste instantie van onder de indruk was maar waarvan hij het grote belang veel later inzag. Ook ontmoette hij daar de Schoenberg leerlingen Alban Berg en Anton Webern, een gebeurtenis die hij zich later niet kon, of – veelbetekenend? – kon, herinneren. "Mijn Eerste en Laatste Avondmaal met de hypostatische drieëenheid van de twintigste eeuwse muziek" (Dialogues), zoals hij spottend verwoordde. Het is nooit tot een vriendschap gekomen tussen de twee componisten giganten van de 20e eeuw, hoewel ze later zelfs beiden in Los Angeles woonden. Het dédain was wederzijds: de een deed de ander af als één van die componisten die niet voor nu schrijven, maar angstvallig proberen de muziek van de toekomst te ontdekken (Stravinsky impliciet verwijzend naar Schoenberg in een interview), de ander sprak spottend over 'Modernsky' (Schoenberg over Stravinsky in zijn koorwerk Vielseitigkeit).

Terwijl de repetities voor de Sacre in volle gang waren, voltooide hij terug in Clarens de orkestratie ervan; het werk was op 8 maart 1913 af. Op het verzoek van Diaghelev om Moessoegski's Chovansjtsjina voor uitvoering geschikt te maken stelde Stravinsky voor ook Ravel hier voor in te schakelen. Tijdens Ravels verblijf in Clarens liet Stravinksy hem zijn Trois Poésies de la Lyrique Japonaise (W22) zien en Ravel componeerde er en speelde voor Stravinsky de eerste twee van zijn Trois Poèmes de Mallarmé. De Sacre du Printemps ging op 29 mei 1913 in het Théatre des Champs-Elysées in Parijs in première. Hoewel de première tumultueus verliep en het lawaai de muziek schijnt te hebben overstemd – opmerkelijk bij een toch allesbehalve rustig werk - , was de derde uitvoering van de Sacre al een succesvolle. Een jaar later werd de naam van de componist in Parijs na een uitvoering al vol bewondering gescandeerd. De Sacre is altijd een populair werk gebleven dat het goed 'deed' bij het publiek. Geen enkel van Stravinsky's werken heeft een vergelijkbare populariteit (dus niet: kwaliteit) als de Sacre.

Kort na de première kreeg Stravinsky tyfeuze koorts en hij was noodgedwongen zes weken aan bed gekluisterd. Na het herstel keerde hij vanuit Frankrijk terug naar Ustilug waar hij, zich nog niet sterk genoeg voelend voor een groot werk, begon aan het componeren van Trois petites chansons – Souvenir de mon enfance (W23). Eerder dat jaar had hij het verzoek van een Moskous theater ontvangen om zijn opera De Nachtegaal gereed te maken voor opvoering. Stravinsky had slechts de eerste acte voltooid in 1909 en sindsdien niet meer naar het werk omgekeken, maar zijn voorstel om die acte als een zelfstandig stuk op te voeren werd door de opdrachtgevers afgewezen. Stravinsky ging in Clarens in Zwitserland aan het werk. Het Moskouse theater ging echter failliet en Diaghelev stelde toen voor het werk door de 'Ballets russes' te laten uitvoeren. Het verschil tussen acte 1 en de rest bleek zo groot dat men Stravinsky voorstelde de eerste acte te herwerken. Dit weigerde hij. Het werk ging op 26 mei 1914 in Parijs in première. Terug in Zwitserland componeerde Stravinsky de Trois Pièces (W25) voor strijkkwartet en Pribaoutki (W26), een viertal liederen voor mannenstem en acht instrumenten.


[bewerk] De Zwitserse periode

Stravinsky keerde bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog niet vanuit Zwitserland naar Rusland terug. Hij wijdde zich aan de bestudering van de verschillende verzamelingen Russische volkspoëzie en volksverhalen die hij had verzameld en die hij zou gebruiken bij een aantal nieuwe werken. De winter van 1914-1915 werd in Chateau d'Oex 'boven' Montreux doorgebracht, vooral ten behoeve van het herstel van zijn vrouw die tbc had en die bovendien was bevallen van de tweede dochter van het echtpaar (Maria Milena). Naast het componeren van een klein werk voor piano, de Trois pièces faciles (W28), maakte Stravinsky er een aanvang met het componeren van Les Noces (W37). Bovendien schreef hij een duet van een kat en een geit die hij later in Renard (W31) zou opnemen.

Op uitnodiging van de Prinses Edmond de Polignac begon Stravinsky in 1916, in zijn nieuwe woonplaats Morges, net voorbij Lausanne richting Genève, aan de compositie van Renard, een burlesque over dieren. Het oorspronkelijk in het Russisch geschreven verhaal werd door de Zwitserse auteur Charles-Ferdinand Ramuz in samenwerking met Stravinsky in het Frans vertaald. Het werk werd onderbroken voor een bezoek aan Madrid om de voorstellingen van Diaghelevs 'Ballets russes' bij wonen. Indrukken daar opgedaan (mechanische piano's, Spaanse zang en dans, gitaarspel) werden bij terugkeer vertaald in een aantal composities: de Española uit de Cinq pièces faciles (1916/1917; W32) voor piano en de Etude ('Madrid' 1917; W38) voor pianola; in de Marche Royale uit L'Histoire du Soldat (1918; W41) verwerkte hij een pasadoble die hij gehoord had in Sevilla. Renard werd afgerond en ging in 1922 in Parijs in première.

Op Diaghelevs voorstel om Le Rossignol in balletvorm te brengen, kwam Stravinsky met het idee om het werk in zijn geheel om te vormen tot een symfonisch gedicht dat voor balletdoeleinden kon worden gebruikt. Diaghelevs stemde in en Stravinsky bewerkte delen van de opera tot Le Chant du Rossignol – poème symphonique (1917; W24A). Stravinsky voegde zich bij Diaghelev in Rome om tijdens een serie voorstellingen zijn L'Oiseau de Feu en Feu d'Artifice te dirigeren. De Russische revolutie had juist plaatsgevonden en nog vol van hoop van de veranderingen die hiermee zouden kunnen komen vond men het niet gepast om het galaconcert met het gebruikelijke tsjaristische volkslied te beginnen; Stravinsky bewerkte het Lied van de Wolgaslepers (1917; W-B.V). Picasso, die Stravinsky in Rome voor het eerst ontmoette, versierde het manuscript en hij maakte er ook het eerste van de drie portretten die hij van Stravinsky zou maken.

Naast voortzetting van het werk aan Les Noces na terugkeer uit Rome werd er ook een 'souvenir' aan de Cinq pièces faciles toegevoegd, de 'Napolitana'. Les Noces werd in het voorjaar 1917 afgerond, de instrumentatie pas in 1923 en de première vond plaats in Parijs in hetzelfde jaar. De dood van zijn geliefde kindermeisje, die dat nu van zijn eigen kinderen was, en de dood van zijn broer Gury aan het front drukten een zwarte stempel op 1917, met daarnaast het probleem van een toenemend tekort aan geld. Aangezien de VS en Rusland de Conventie van Bern van 1886 niet hadden getekend, en hij nog steeds Russisch burger was liep hij inkomsten mis van de uitvoeringen van zijn werken in de VS. Het inschakelen van een Amerikaanse redacteur voor zijn gepubliceerde muziek in de jaren twintig en het aannemen van de Franse nationaliteit in 1934 waren later middelen om althans iets aan zijn financiële situatie te doen.

Eind 1917 waren de Cinq pièces faciles voltooid, twee delen van de Trois histoires pour enfants (W33), de Vier Russische boerenliederen (Podbljoednja; W35) en de Etude voor pianola voltooid. De oorlog maakte het in 1918 moeilijk om uitvoeringen, zeker op grote schaal, te geven. In samenwerking met Ansermet en Ramuz ontstond het idee voor een stuk 'om te lezen, te spelen en te dansen', L'Histoire du soldat. Ansermet had voor Stravinsky uit Amerika een bundel ragtimes in de vorm van piano-uittreksels en instrumentale partituren meegenomen. Stravinsky zou de rhytmische stijl verwerken in de Ragtime in L'Histoire du soldat. Het stuk ging in Lausanne met succes in première. Het toonde aan dat hij in staat was 'het Russische element in zijn muziek achter zich te laten en een meer eclectisch internationaal idioom te omvatten' (White). Na de Geschiedenis van de Soldaat (waarvoor Nijhoff de Nederlandse vertaling maakte) verwerkte Stravinsky in nog een werk ragtimerhytmiek, de Ragtime voor elf instrumenten (W42). Volgens Stravinsky (Dialogues) is zijn ragtime een concertportret, een verwerking zoals een foto – op de manier zoals Chopins Valses geen walsen zijn om te dansen, maar portretten van walsen, net zoals zijn Piano-Rag-Music (1919; W44) en de Trois pièces voor klarinetsolo (1919; W45) geen improvisaties zijn, maar portretten ervan.

Begin 1919 stelde Stravinsky een orkestsuite samen uit L'Oiseau de Feu en schreef hij een groep van vier liederen uit materiaal uit zijn Russische periode, de Quatre chants russes (1919, W43) voor zangstem en piano. Tijdens een ontmoeting tussen Stravinsky en Diaghelev in Parijs wist Diaghelev Stravinsky over te halen om een nieuw werk te baseren op composities van Pergolesi; Picasso zou de decor- en kostuumontwerpen maken. Inmiddels is vast komen te staan dat enkele composities die Stravinsky bewerkte voor Pulcinella (1920; W46) niet van Pergolesi zijn maar van tijdgenoten van hem, onder wie de Nederlandse Unico Wilhelm van Wassenaer. Diaghelev was allesbehalve tevreden met het resultaat: geschokt door de Picasso-ontwerpen, teleurgesteld in de muziek. In zijn gesprekken met Robert Craft zei Stravinsky erover dat Diaghelev een strakke, gemanieerde orkestratie van iets zoetigs had verwacht, en dat hij de satirische toon niet kon waarderen. De première van het werk in Parijs in 1920 was echter een groot succes, evenals de uitvoering in het Royal Opera House, Covent Garden in Londen een maand later. Stravinsky woonde die laatste uitvoeringen niet bij: nu de oorlog voorbij was wilde hij zijn vertrek uit Zwitserland regelen en in één van de belangrijke musicale centra van Europa gaan wonen.

Igor Stravinsky
Igor Stravinsky

[bewerk] De Franse Periode

Het verblijf in Frankrijk begon in 1920 met een vakantie in Carantec in Bretagne. Daar zette Stravinsky zich aan de compositie van een strijkkwartet, het Concertino voor strijkkwartet (1920; W47) en een koraal voor piano voor La Revue Musicale. Dit laatste werk werd later bewerkt en geïntegreerd in de Symphonies d'instruments à vent à la mémoire de Claude Debussy (1920; W48). Stravinsky had grote sympathie voor zijn oudere collega, een sympathie die wederzijds leek te zijn. Debussy had in 1915 het derde deel van zijn werk voor twee piano's En blanc et noir aan hem ('À mon ami Igor Stravinsky') opgedragen. Brieven aan vrienden die na Debussy's dood werden gepubliceerd lieten echter een zeer kritische houding zien ten opzichte van Stravinsky's werk (Correspondance).

Het zou tot 1934 duren (na zijn naturalisatie tot Frans staatsburger) dat de Stravinsky's zich permanent zouden vestigen in Parijs. De eerste tien jaar in Frankrijk woonde de familie in Anglet bij Biarritz, Nice en Voreppe bij Grenoble. Vóór het verblijf in Anglet verbleven de Stravinsky's gedurende de herfst en de winter van 1920 in het huis van Gabrielle Coco Chanel bij Parijs en daar werd het werk aan het Concertino en de Symphonies voortgezet. Stravinsky componeerde er ook Les cinq doigts (W49), een achttal makkelijke pianostukken. Koussevitzky voerde, in aanwezigheid van Stravinsky, de Symphonies voor het eerst uit in Londen in 1921.

Terug in Anglet maakte Stravinsky eind zomer 1921 de virtuoze pianotranscriptie van drie delen uit Petrouchka, de Trois mouvements de Pétrouchka. Na verhuizing naar Biarritz werd een begin gemaakt met een nieuw operaproject, resultaat van zowel Diaghelevs als Stravinsky's bewondering voor Poesjkin. Boris Kochno, dichter, danser en geliefde van Diaghelev, schreef, op basis van Poesjkins 'Het huisje in Kolomna', het libretto voor Mavra (W50), een opera buffa in één akte. Hoewel de eerste uitvoering met grote zorg was omkleed, bleef een positieve reactie van het publiek uit. Geplakt tussen Petrouchka en de Sacre viel het intiemere kamerstuk weg; maar vooral was het publiek gedesillusioneerd omdat ze niet een voortzetting kreeg van wat ze van Stravinsky kende. Het publiek was gewend geraakt om Stravinsky als een revolutionair te beschouwen van wie men niet minder dan weer een werk verwachtte dat 'sensationeel' was, zou Theodore, Stravinsky oudste zoon, later naar aanleiding van deze première zeggen (White).

In Biarritz begon Stravinsky aan een instrumentale sonate dat het Octet (1924; W51) voor acht blazers zou worden, die mei 1923 werd voltooid en eind '23 in première ging. In 1923 ging ook Les Noces met succes in première met Marcelle Meyer, Georges Auric, Francis Poulenc en Vittorio Rieti als pianisten in het orkest. Het Octet werd voor het eerst in oktober 1923 uitgevoerd tijdens een van de Koussevitzky concerten in Parijs en het was de eerste keer dat Stravinsky zelf een werk ten doop hield. Koussevitzky was zo tevreden met het succes van het Octet dat hij Stravinsky om een nieuw werk vroeg. Stravinsky's voorstel om een pianoconcert te schrijven deed Koussevitzky op zijn beurt voorstellen dat de componist het dan het zelf het best zou uitvoeren. Het Concert voor piano en blaasinstrumenten (W52) dat Stravinsky schreef werd eerst in een privéconcert uitgevoerd. Na de première in Parijs ging Stravinsky op toernee als solist in zijn eigen concert, beginnend in januari 1924 in Antwerpen en Brussel. Een toernee in de VS volgde en twee nieuwe composities, de Sonate (W53) en de Serenade in A (W54) voor piano, waarbij de laatste zo was gecomponeerd dat elk van de vier delen op een kant van een 78-toeren plaat paste.

In het najaar van 1925 nam Stravinsky het besluit een opera-oratorium te componeren naar Sophocles en op een Latijnse tekst. Jean Cocteau zou het libretto schrijven met een vertaling in het Latijns van Jean Daniélou. Stravinsky ging intussen weer op toernee, dat hem in 1926 o.a. naar Rotterdam, Amsterdam en Haarlem bracht. Een tussenstop in Padua, waar een processie werd gehouden, inspireerde hem tot zijn eerst religieuze werk, het Pater Noster (W55). De rest van het jaar en begin 1927 werd gewerkt aan zijn nieuwe opera-oratorium, Oedipus Rex (W56). De ontvangst bij publiek en critici was koel. En weer waren er de vergelijkingen, tot ergernis van Stravinsky, met de muziek van de vroegere balletten.

Hetzelfde jaar kreeg Stravinsky van een rijke Amerikaanse mecenas, Mrs. Elizabeth Sprague Coolidge, de opdracht voor een ballet met een lengte van ongeveer dertig minuten, bestemd voor uitvoering in de Library of Congress in 1928. De opdracht gaf hem de kans om zijn voornemen uit te voeren om een ballet te componeren gebaseerd op episodes uit de Griekse mythologie. Als thema koos hij Apollo, leider van de muzen met daarbij de muzen Kalliope, Polyhymnia en Terpsichore. Het ballet zou een strak klassiek karakter krijgen, met een instrumentatie van uitsluitend strijkers. In de zomer van 1927 schreef Stravinsky in Echarvines aan het Meer van Annecy aan zijn ballet Apollon Musagète (W57; later gaf Stravinsky de voorkeur aan de naam 'Apollo'). Apollon Musagète ging in april 1928 in première. Terwijl hij werkte aan dit ballet ontving Stravinsky een andere opdracht. Ida Rubinstein wilde eveneens een ballet voor haar nieuwe balletgezelschap. Diaghelev had echter de eerste rechten op uitvoering van Apollon Musagète. Na de première van Apollon Musagète ging Stravinsky voor Rubinstein in Echarvines aan het werk aan wat Le Baiser de la Fée (W58) zou worden en dat eind november 1928 voor het eerst in Parijs werd uitgevoerd. Hetzelfde jaar bracht bovendien het begin aan een nieuwe compositie voor piano en orkest, het Capriccio (W59), dat hij speciaal componeerde voor het nieuwe orkest van Ansermet, het Orchestre Symphonique de Paris, en waarvoor hij zelf de solist zou zijn.

Tijdens zijn werk aan Le Baiser de la Fée bereikte Stravinsky het bericht van Diaghelevs dood. Het raakte hem diep, ondanks dat de twee kunstenaars uit elkaar gegroeid waren. Bij een hele reeks grote werken was er de betrokkenheid van Diaghelev geweest en die werken waren bovendien alle in Frankrijk in première gegaan. Het enige werk dat voor Stravinsky's verdere verblijf na Diaghelevs dood nog in Frankrijk in première ging was Persephone (W64), een tweede ballet waarvoor Ida Rubinstein de opdracht had gegeven. Stravinsky's werk kreeg steeds vaker een kritisch onthaal in Frankrijk; de belangstelling voor zijn werk in de VS daarentegen nam juist toe.

Uit de VS kreeg Stravinsky de opdracht voor een symfonisch werk ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Boston Symphony Orchestra. Stravinsky onderbrak het werk aan zijn compositie, de Psalmensymfonie, telkens voor concerttoernees, waarbij hij of solist of dirigent was. Na deze symfonie resulteerde een ontmoeting tussen Stravinsky en de violist Samuel Dushkin in het componeren van een vioolconcert. De samenwerking tussen de componist en de violist bleek succesvol; ook het werk bleek, ondanks de niet altijd even positieve kritieken, een succes wat betreft concertuitvoeringen. Stravinsky en Dushkin voerden het Concert voor viool en concert (W61) in heel Europa uit. Stravinsky realiseerde zich tijdens het toernee temeer dat een succesvolle uitvoering sterk afhankelijk is van de kwaliteit van het orkest. Hij besloot een recitaltoernee met Dushkin te ondernemen met een repertoire voor viool en piano. Hierdoor konden ze plaatsen bezoeken die niet gezegend waren met een kwalitatief goed orkest. Voor dit doel werd het Duo Concertant (W62) gecomponeerd. Het programma werd uitgebreid met arrangementen: een Suite Italienne op basis van Pulcinella en een Divertimento (W58A) gebaseerd op Le Baiser de la Fée. Een reeks kortere transcripties zorgde voor verdere aanvulling: een versie van de Pastorale, twee stukken (Scherzo en Wiegelied) uit L'Oiseau de Feu, de Russische dans uit Petrouchka en twee delen – de Chinese Mars en het Lied van de Nachtegaal - uit Le Rossignol. Later werd nog een transcriptie uit Mavra toegevoegd. Van mei 1933 tot januari 1934 werd Stravinsky in beslag genomen door het werk aan de opdracht van Ida Rubinstein, het melodrama Perséphone, op een tekst van André Gide.

Vijf jaar voor zijn vertrek naar de VS werd Stravinsky op 10 juni 1934 Frans staatsburger. In 1935 bezocht hij voor een tweede maal de VS, samen met Dushkin, voor het uitvoeren van zijn eigen werken. Met zijn zoon Soulima trad hij eveneens op, met zijn zoon als solist in zowel het Capriccio en het Pianoconcert als met hem samen in het speciaal voor hun toernee gecomponeerde Concert voor twee piano's (W66). Stravinsky bezocht de VS voor een derde maal waarbij zijn nieuwe ballet Jeu de Cartes (W67) werd uitgevoerd, een opdrachtwerk van het American Ballet. Tijdens dit bezoek kreeg hij de opdracht van het echtpaar Woods Bliss voor het schrijven van een concerto grosso, het Concert in Es Dumbarton Oaks (W70), later gevolgd door ook een opdracht voor een symfonie. Maar ook werd tijdens dit bezoek bij hem tbc geconstateerd. Stravinsky's vrouw Catherine en zijn twee dochters waren al opgenomen in het sanatorium van Sancellemoz. Nadia Boulanger dirigeerde de eerste uitvoering van Dumbarton Oaks, omdat Stravinky zelf te ziek was om dat te doen. In 1938 overleed Stravinsky's dochter Ludmila. Stravinsky begon aan het tweede opdrachtwerk van het echtpaar Woods Bliss, de Symfonie in C. In 1939 stierf zijn vrouw; na de dood van zijn vrouw bracht Stravinsky zelf vijf maanden door in het sanatorium in Sancellemoz.

De dood van zijn vrouw en dochter, het Nazi-geweld – ook Stravinsky's werk was tot Entartete Musik verklaard - , de oorlog die was uitgebroken en daartegenover de belangstelling in de VS voor Stravinsky's werk zullen een vertrek in september 1939 naar New York niet moeilijker hebben gemaakt.


[bewerk] De Amerikaanse jaren

[bewerk] De periode tot de naturalisatie

Kort na aankomst in Amerika in september 1939 gaf Stravinky aan de Harvard, in het Frans, de lezingen waar hij tijdens zijn laatste verblijf in de VS toe was uitgenodigd. De lezingen, over componeren, stijl en Russische muziek, werden later gebundeld onder de titel Poétique Musicale. In januari 1940 arriveerde Vera de Bosset vanuit Genua in New York. Stravinsky had sinds 1921 een verhouding met haar, een situatie die Stravinsky's vrouw Catherine als een fait accompli had aanvaard. In maart 1940 huwde Stravinsky met Vera de Bosset, met wie hij tot zijn dood getrouwd bleef. Het echtpaar vestigde zich in Los Angeles en vroeg in augustus 1940 de Amerikaanse nationaliteit aan.

De eerste muzikale activiteit was het afronden van de Symfonie in C, die in 1940 in Chicago in première ging. Voor het Ballet Theatre in New York maakte Stravinsky een orkestbewerking van de pas de deux van de Blauwe Vogel en Prinses Florine uit Pjotr Iljitsj Tsjaikovski's ballet Schone Slaapster (Bluebird 1941; WB-VIII). Kort erop kreeg hij van het Werner Janssen Orchestra uit Los Angeles de opdracht voor een orkestwerk. Stravinsky maakte er een ballet zonder thema van met de titel Danses Concertantes (1941/42; W73).

Los Angeles betekende ook de zeer directe nabijheid van Hollywood. Na het afslaan van het aanbod om filmmuziek te componeren of gedwongen te worden er in deel te nemen (Walt Disney's Fantasia) schreef hij toch muziek voor de film, filmprojecten die weliswaar niet werden uitgewerkt maar wel uiteindelijk muziek opleverden: Four Norwegian Moods (1942; W75) en Scherzo à la Russe (1944; W78). Andere filmprojecten liepen eveneens op niets uit, maar die met Orson Welles leverde wel het middendeel van Ode (1943; W76) en die met Franz Werfel het tweede deel van de Symphony in Three Movements (1942/45; W82). Maar ook op het vlak van ander amusement leverde Stravinsky een muzikaal aandeel: in 1942 componeerde hij voor het circus van het Ringling Brothers and Barnum and Bailey Circus de Circus Polka (1942; W74) voor een groep jonge olifanten. Twee jaar later vroeg de muziekuitgever Nathaniel Shilkret een aantal componisten ieder een deel te schrijven voor een werk gebaseerd op het Boek Genesis. Stravinsky leverde zijn aandeel, naast Schoenberg, Darius Milhaud en Castelnuovo-Tedesco, in de vorm van Babel (1944; W77). Weer volgde een compositie voor het ballet: de Scènes de Ballet uit 1944 (W79). Onder de indruk van het spel van Woody Herman schreef Stravinsky voor diens jazzband het Ebony Concerto (1945; W83).

Eind 1945 kreeg Stravinsky de Amerikaanse nationaliteit.


[bewerk] De afsluiting van de neoclassicistische periode

In 1945 ontmoette Stravinsky Ralph Hawkes van de Britse muziekuitgeverij Boosey and Hawkes. Stravinsky kwam met Boosey and Hawkes overeen dat zij niet alleen alle nieuwe werken van Stravinsky zouden gaan publiceren, maar ook alle werken zouden gaan uitbrengen die eerder door Editions Russe de Musique – d.w.z. van Petrouchka tot Perséphone - waren gepubliceerd. Deze overeenkomst gaf Stravinsky de mogelijkheid om een fors aantal van zijn eerdere werken te herzien en te bewerken en daarmee weer het auteursrecht onder zijn hoede te brengen. Petrouchka werd bewerkt voor kleiner orkest, de Symphonies d'instruments à vent kreeg een ingrijpende wijziging door een andere instrumentatie, verder werden Apollo, Oedipus Rex, de Pulcinella suite, het Divertimento, het Capriccio, Perséphone, het Concert voor twee piano's, The Fairy's Kiss, het Octet en Le Rossignol bewerkt; een zelfde behandeling ondergingen twee werken die van een andere uitgever waren: het strijkkwartet Concertino werd bewerkt voor een kamermuziekensemble van 12 intrumenten en de het a capella werk Russische Boerenliederen kreeg een instrumentale begeleiding. De Balmont-liederen en vier van zijn liederen uit zijn Russische periode kregen een begeleiding voor kamerensemble, de Cing doigts voor piano kreeg een transciptie voor vijftien instrumenten onder de titel Eight Intrumental Miniatures (W49A).

Stravinsky's eerste nieuwe werk in de VS was het Concert in D voor strijkorkest (W84) dat in Bazel in 1947 zijn eerste uitvoering kreeg – en daar zijn bijnaam ook aan ontleent, het Bazel Concert. Qua muzikaal idioom lag het werk dicht bij 'Dumbarton Oaks'. Dat idioom veranderde ingrijpend met een nieuwe werk. In opdracht van Lincoln Kirstein van de Ballet Society schreef Stravinsky in 1947 in nauwe samenwerking met George Balanchine het ballet Orpheus (W86). Zijn studie van o.a. het werk van 17e eeuwse componisten als Claudio Monteverdi had een grote invloed op dit werk met een nadrukkelijkere polyfonie en contrapunt. In zijn volgende voltooide compositie, de Mis (1944-1947; W87), werd dit nog verder doorgevoerd.

Stravinsky's financieel zekere situatie door het contract met zijn nieuwe uitgever gaf hem het gevoel dat hij een langere periode kon uittrekken – uiteindelijk 3 jaar – voor het componeren van een avondvullende opera, zijn eerste werk in het Engels en bovendien zijn eerste avondvullende podiumwerk. Het idee voor het onderwerp voor zijn opera had hij in 1947 al tijdens een bezoek aan het Chicago Art Institute opgedaan: een opera gebaseerd op de gravurenreeks The Rake's Progress van de 18e eeuwse schilder en gravurist William Hogarth. Stravinsky's buurman en vriend Aldous Huxley adviseerde hem de dichter W.H.Auden te kiezen als librettist. Bij een eerste ontmoeting tussen beide mannen 'klikte' het direct. Auden riep de hulp in van zijn vriend Chester Kallman en maart 1948 werd het complete libretto aan Stravinsky geleverd. Stravinsky werkte ongeveer een jaar per akte aan de opera en toen hij de drie akten in 1951 af had voegde hij er nog een vaudeville kwintet aan toe. De partituur was april 1951 gereed. Het nieuws dat Stravinsky een grote opera schreef deed operahuizen als het Metropolitan Opera House en het Royal Opera House Covent Garden hun best doen om het werk als eerste uitgevoerd te krijgen. The Rake's Progress (W88) was echter kleinschalig, in de vorm van en gebaseerd op de Lorenzo da Ponte opera's van Mozart, en meer geschikt voor een klein theater. Als onderdeel van het 14e Internationale Festival van Comtemporaine Muziek in Venetië ging het werk op 11 septmeber 1951 in première in het Teatro la Fenice, o.l.v. de componist en met Elisabeth Schwarzkopf in de rol van Anne Truelove.

Met de Rake's Progress sloot Stravinsky min of meer zijn neo-classicistische periode af die begonnen was met het Octet. In 1947 ontmoette Stravinsky Robert Craft. Deze zou niet alleen zijn assistent en huisvriend worden, maar Craft liet hem ook intensiever kennismaken met het werk van Anton Webern en met seriële muziek in het algemeen.


[bewerk] Stravinsky de serialist

De verhalen over Robert Crafts invloed op Stravinsky's creatieve proces zijn talrijk en niet alle even positief. Zelf zei Craft over zijn rol in 'Influence or Assistance' (opgenomen in 'Present Perspectives'): "…zonder mij was Stravinsky niet de kant opgegaan na de Rake's Progress die hij is opgegaan. Die muziekliefhebbers die liever een andere opera hadden gehad (…), meer pas de deux, en nog eens een aantal concerten zullen het idee hebben dat ze beduveld zijn; anderen, bewonderaars van Abraham and Isaac, van de Variaties en de Requiem Canticles, zullen me danken". Stravinsky schreef er zelf over in een brief aan de muziekredacteur van de Los Angeles Times in 1970. "Iedereen die mijn Agon, mijn Variaties, mijn Requiem Canticles bewondert, is enige dankbaarheid verschuldigd aan de man die mijn creatieve leven deze laatste jaren heeft gesteund" (brief opgenomen in 'Themes and Conclusions').

Anton Webern
Anton Webern

In de jaren tussen 1952, dus na de Rake's Progress, en 1957 verdiepte Stravinsky zich intensief in het werk van Anton Webern. De composities volgend op de Rake's Progress vertonen de eerste interesses bij Stravinsky in seriële technieken. De Cantata (W89) uit 1951-1952, een werk waaraan hij al begonnen was voor de première van de Rake's Progress, is een streng contrapunctisch werk, maar procedés uit de twaalftoonstechniek worden er al in toegepast. Ook in het Septet (W90) uit 1952-1953 is er een verbreding naar tonenreeksen, evenals in de Three Songs from William Shakespeare (W91) uit 1954.

Het succes van de Rake's Progress deed de Boston University, verantwoordelijk voor de eerste Amerikaanse produktie van het werk, besluiten Stravinsky in 1953 de opdracht te geven voor een nieuwe opera. Dylan Thomas zou het libretto schrijven voor de opera. Voor het echter zo ver kwam overleed de dichter en de diep geroerde Stravinsky schreef in 1954 een tombeau voor hem, de elegie In Memoriam Dylan Thomas (W92).

Tijdens een bezoek aan Venetië in 1954 besprak Stravinsky de mogelijkheid om een werk te componeren voor het Internationale Festival van Contemporaine Muziek in Venetië. Het resultaat was Canticum Sacrum ad Honorem Sancti Marci Nominis, een cantate opgedragen aan de stad Venetië en ter ere van zijn beschermheilige. Omdat het werk slechts 17 minuten duurt besloot Stravinsky een arrangement te maken voor dezelfde bezetting als de Canticum Sacrum van Bachs kerstkoraal, 'Einige canonische Veraenderungen über das Weynacht-Lied: Von Himmel hoch da komm ich her' ([[BWV 769a). Deze Chorale Variations (W-B.X) gingen in 1956 samen met de Canticum Sacrum in Venetië in première. Het werk aan Agon (W95), een opdrachtwerk voor het New York City Ballet waaraan Stravinsky in 1953 was begonnen, werd na de onderbreking voor In Memoriam Dylan Thomas en de Canticum Sacrum voortgezet. De eerste concertuitvoering onder Robert Craft vond plaats op 17 juni 1957 plaats ter gelegenheid van Stravinsky's 75e verjaardag, de eerste balletuitvoering ervan een half jaar later. Net als de Canticum Sacrum is Agon een synthese van tonale en seriële procedés.

In 1957 vonden veel speciale concerten plaats in verscheidene landen om Stravinsky te eren ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag en in de herfst van dat jaar was hij o.a. de gast van Prins Max Egon zu Fürstenberg, beschermheer van de Donaueschinger Musiktage. Ter nagedachtenis aan diens dood schreef Stravinky later in 1959 het Epithaphium (W98). Een nieuwe opdracht voor het festival in Venetië resulteerde in Threni (1957-1958; W96) voor solisten, koor en orkest. Het werk onderscheidt zich niet alleen van de vorige composities door zijn introverte karakter, maar het is ook het eerste werk dat volledig dodecafonisch is opgezet. Threni werd gevolgd door een compositie voor piano en orkest, de Movements (W97), een werk dat Stravinsky zelf als een keerpunt beschouwde in zijn latere muziek: een overgang van het algemene canonprincipe naar de procedés van de dodecafonie.

Plannen voor de viering van zijn 80e verjaardag in 1962 waren grootser dan die voor zijn 75e en drie werken kregen hun eerste uitvoering in dat jaar. A Sermon, a Narrative and a Prayer (W100), in opdracht van Paul Sacher voor het Basler Kammerorchester, was weliswaar al in 1961 afgerond, maar kreeg zijn première in 1962. CBS gaf de opdracht voor de compositie van The Flood (W102), een 'musical play' op een tekst van Robert Craft gebaseerd op het boek Genesis. Het werk werd op televisie vertoond net voor Stravinsky's verjaardag. Het derde werk uit 1962 is een a cappella werk dat Stravinsky schreef op tekst van T.S.Eliot, Anthem. The dove descending breaks the air (W101). Hoogtepunt voor in het eerbetoon was voor Stravinsky een ontvangst door president John F. Kennedy op het Witte Huis.' In het jaar van zijn 80e verjaardag kreeg Stravinsky ook de officiële uitnodiging om de Sovjet Unie te bezoeken. Stravinsky bracht in 1962 een bezoek van twee weken aan zijn geboorteland.

In opdracht van het Israëlische Festival schreef Stravinsky in 1962 de ballade voor bariton en kamerorkest Abraham and Isaac (W103), welk werk in 1964 in première ging. Dat jaar schreef hij op een tekst van W.H.Auden de Elegy for J.F.K. (W104) naar aanleiding van de moord op Kennedy het najaar ervoor. Ook Stravinsky's volgende composities zijn verbonden met de dood: op de dag van de moord op Kennedy overleed zijn vriend Aldous Huxley die hij eerde met een set variaties voor orkest, de Variations Aldous Huxley in Memoriam (W106), in 1965 overleed T.S.Eliot naar aanleiding waarvan Stravinsky Introitus (W107) schreef en in 1965-1966 volgden de Requiem Canticles (W108). Ernstige gezondheidsproblemen in 1967 verhinderden alle activiteit. In 1968 bewerkte hij nog de pianopartij van twee liederen van Hugo Wolf voor klein orkest. In 1969 verhuisde het echtpaar Stravinsky vanuit Los Angeles naar New York.

Op 6 april 1971 overleed Igor Stravinsky in zijn appartement in New York. De uitvaartdienst werd in Venetië in de Santi Giovanni e Paolo gehouden, waarna Stravinsky werd bijgezet op de begraafplaats op het eiland San Michele.


[bewerk] Overige, niet in de tekst genoemde werken van Stravinsky

  • Tarantella (1898; W1), voor piano (niet gepubliceerd)
  • Stormwolk (1902; W2), voor zang en piano (niet gepubliceerd)
  • Scherzo (1902; W3), voor piano
  • Cantata (1904; W5), voor gemengd koor en piano (ongepubliceerd; verloren gegaan)
  • De paddestoelen trekken ten strijde (1904; W6), voor bas en piano (niet gepubliceerd)
  • Dirigent en Tarantula (1906; W7), voor zang en piano (niet gepubliceerd; verloren gegaan)
  • Deux Mélodies, opus 6 (1908?; W11), voor mezzo-sopraan en piano (gepubliceerd in 1912?)
  • Vier etudes, opus 7 (1908; W15), voor piano
  • Canon on a Russian Popular Tune ('Canon for Concert Introduction or Encore; 1965; W16A), voor orkest
  • Valse des fleurs (1914; W27), voor twee piano's (verloren gegaan na 1949)
  • Souvenir d'une marche boche (1915; W29), voor piano
  • Berceuses du chat (1915-1916; W30), voor contra-alt en drie klarinetten
  • Valse pour les enfants (1917; W34), voor piano
  • Canon (1917; W36), voor twee hoorns (niet gepubliceerd)
  • Quatre études pour orchestre (1928; W38A), voor orkest
  • Berceuse (1917; W39), voor zang en piano
  • Suite nr. 1 (1917-1925; W32A), voor klein orkest
  • Duet (1918; W40), voor twee fagotten
  • Four Songs (1953-1954; W43A), voor zang, fluit, harp en gitaar
  • Suite nr. 2 (1921; W32B), voor klein orkest
  • Credo(1932; W63), voor gemengd koor a cappella
  • Ave Maria (1934; W65), voor gemengd koor a cappella
  • Preludium (1936-1937; W68), voor jazz band
  • Petit Ramusianum Harmonique (1938; W69), voor zang (in samenwerking met Charles-Albert Congria
  • Tango (1940; W72), voor piano
  • Sonata (1943-1944; W80), voor twee piano's
  • Élégie (1944; W81), voor viool of altviool solo
  • Petit Canon pour la fête de Nadia Boulanger (1947; W85), voor twee tenoren (niet gepubliceerd)
  • Greeting Prelude 'For the eightieth birthday of Pierre Monteux' (1955; W93), voor orkest
  • Double Canon 'Raoul Dufy in Memoriam' (1959; W99), voor strijkkwartet
  • Fanfare for a New Theatre (1964; W105), voor twee trompetten
  • The Owl and the Pussycat (1965-1966; W109), voor sopraan en piano


[bewerk] Alle bewerkingen en transcripties van werken van andere componisten

  • Edvard Grieg, Kobold (1909; W-BI), orkestratie voor het ballet Le Festin (niet gepubliceerd)
  • Frédéric Chopin, Nocture in as en Valse brilliante in Es (1909; W-BII), orkestratie voor het ballet Les Sylphides
  • Ludwig van Beethoven, Mephistopheles' Lied vom Floh (opus 75/3) en Modest Moessorgski's Lied van de Vlo (1910; W-BIII), voor bas (bariton) en orkest
  • Modest Moessorgski, Chovanstsjina (1913; W-BIV), orkestratie
  • Lied van de Wolgaslepers 'Hymne à la Nouvelle Russie' (1917; W-BV), voor blaasinstrumenten en slagwerk
  • Modest Moessorgski, Proloog van Boris Godoenov (1918; W-BVI), voor piano
  • La Marseillaise (1919; W-BVII), voor viool solo
  • Pjotr Iljitsj Tsjaikovski, 'Variations d'Aurore' en 'Entr'acte symphonique' uit De Schone Slaapster (1921; W-BVII), orkestratie
  • The Star-Spangled Banner (1941; W-BVIII), geharmoniseerd en georkestreerd
  • Johann Sebastian Bach, Einige canonische Veraenderungen über das Weynacht-Lied 'Vom Himmel hoch da komm ich her' (1956; W-BIX), voor koor en orkest
  • Carlo Gesualdo di Venosa, Tres Sacrae Cantiones (1957; W-BIX), voor koor
  • Carlo Gesualdo di Venosa, drie madrigalen (1960; W-BX), voor orkest
  • Jean Sibelius, Canzonetta (opus 62a) (1963; W-BXI), voor acht instrumenten
  • Hugo Wolf, Zwei geistliche Lieder uit Spanisches Liederbuch (1968; W-BXII), voor mezzo-sopraan en negen instrumenten
  • Johann Sebastian Bach, Twee preludes en fuga's uit Das Wohltemperierte Klavier (ca. 1969; zonder White-nummer)


[bewerk] Noten

  • W-nummers verwijzen naar oeuvre-catalogus van White


[bewerk] Literatuur

  • Andriessen, Louis en Elmer Schönberger (1983), Het apollinisch uurwerk, Amsterdam, De Bezige Bij
  • Carr, Maureen A. (2002), Multiple Masks. Neoclassicism in Stavinsky's Works on Greek Subjects, Lincoln en Londen, University of Nebraska Press
  • Craft, Robert (1982), Igor und Vera Strawinsky. Ein Fotoalbum 1921 bis 1971 (vertaling van de oorspr. Engelstalige versie), Herrsching am Ammersee, Schuler Verlagsgesellschaft
  • Craft, Robert (1984), "Influence or Assistance" in: Present Perspectives. Critical Writings, New York, Knopf, pp.246-264
  • Craft, Robert (1982), Stravinsky. Selected Correspondence Volume I, Londen, Faber & Faber
  • Craft, Robert (1985), Stravinsky. Selected Correspondence Volume III, Londen en Boston, Faber & Faber
  • Craft, Robert (1992), Stravinsky: Glimpses of a Life, New York, St. Martin's Press
  • Craft, Robert (1994), Stravinsky. Chronicle of a Friendship. Revised and Expanded Edition, Nashville en Londen, Vanderbilt University Press
  • Debussy, Claude (2005), Correspondance 1872-1918 (red. François Lesure en Denis Herlin met annotaties van François Lesure, Denis Herlin en Georges Liébert), Parijs, Gallimard
  • Dömling, Wolfgang (1989), Stravinsky (Ned. vertaling van Igor Stravinsky, in Selbstzeugnissen und Bilddokumenten, 1982), Haarlem, Gottmer
  • Griffiths, Paul (1992), Stravinsky, The Master Musicians, New York, Schirmer
  • Haimo, Ethan en Paul Johnson (red.)(1987), Stravinsky Retrospectives, Lincoln en Londen, University of Nebraska Press
  • Joseph, Charles M. (2001), Stravinsky Inside Out, New Haven en Londen, Yale University Press
  • Joseph, Charles M. (2002), Stravinsky and Balanchine, New Haven en Londen, Yale University Press
  • Overbeeke, Emanuel (1994), Stravinsky in de spiegel van zijn tijd, Haarlem, Gottmer
  • Schönberger, Elmer (red.)(1987), Stravinsky. 8 concerten, Hilversum, VARA
  • Stravinsky, Igor (1972), Themes and Conclusions, Londen, Faber & Faber
  • Stravinsky, Igor (1975), An Autobiography (Eng. vertaling (1936) van Chroniques de ma Vie, 1935), Londen, Calder & Boyars
  • Stravinsky, Igor en Robert Craft (1960), Memories and Commentaries, Londen, Faber & Faber
  • Stravinsky, Igor en Robert Craft (1982), Dialogues and a Diary, Londen, Faber & Faber
  • Stravinsky, Vera en Robert Craft (1978), Stravinsky in Pictures and Documents, New York, Simon and Schuster
  • Walsh, Stephen (2000), Stravinsky. A Creative Spring. Russia and France, 1882-1934, Londen, Cape
  • Walsh, Stephen (2006), Stravinsky. The Second Exile. France and America, 1934-1971, New York, Knopf
  • White, Eric Walter (1979), Stravinsky. The Composer and his Works, Londen, Faber and Faber
 
Static Wikipedia 2008 (no images)

aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - en - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu -

Static Wikipedia 2007 (no images)

aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - en - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu -

Static Wikipedia 2006 (no images)

aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu