Jacques Goudstikker
Van Wikipedia
Jacques Goudstikker (30 augustus 1897 – Het Kanaal, 16 mei 1940) was een belangrijk Joods-Nederlands kunsthandelaar, tijdens het interbellum van de 20e eeuw.
[bewerk] Jeugd- en vormingsjaren
Goudstikker werd geboren als zoon van de kunsthandelaar Eduard Goudstikker en Emmy Sellisberger. Hij doorliep de Middelbare Handelsschool en studeerde in de periode 1919-1921 kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden bij professor Martin, en aan de Universiteit Utrecht bij professor Vogelenzang. Daarnaast werkte hij in de kunsthandel Firma Goudstikker die in 1845 door zijn grootvader en diens broer was opgericht. Nadat Goudstikkers vader in 1924 overleed zette de zoon Jacques de zaak voort. Hij richte zich op internationaal publiek en handelde daarbij voornamelijk in 17e eeuwse Hollandse en Vlaamse meesters. Hij bracht de Nederlandse kunstkenners ook in contact met Italiaanse meesters uit de 15e eeuw; vooral de Florentijnse en Venetiaanse school.
Hij verzamelde ook werk van eigentijdse Nederlandse kunstenaars zoals Jan en Charley Toorop, Breitner en Van Dongen. Zijn catalogi verschenen doorgaans in goed verzorgd Frans. Goudstikker kocht selectief veel Hollandse en Vlaamse meesters op buitenlandse veilingen, met name bij het Berlijnse veilinghuis Lepke. De kunst bij Lepke was deels afkomstig uit Russische particuliere collecties (van de keizerlijke familie Romanov en de Stroganoffs) die door de Sovjets waren aangeslagen en nu in ruil voor buitenlandse valuta werden aangeboden. De erven van de wereldvermaarde Stroganoff-collectie tekenden vanuit hun Parijse ballingsoord tevergeefs verzet aan tegen de betwiste Berlijnse veilingen van hun kunstbezit. De Rotterdamse industrieel Daniël George van Beuningen bracht, dank zij "hofleverancier" Goudstikker een verzameling van wereldklasse bij elkaar. Vermogende investeerders als de krantenmagnaat Randolph Hearst en baron Thyssen behoorden tot zijn klanten. De zaken liepen uistekend, het ging Goudstikker voor de wind. In 1927 verkocht hij de winkel in de Kalverstraat en kocht hij Herengracht 458 te Amsterdam, een monumentaal pand in de Gouden Bocht met plafondschilderingen van Gerard de Lairesse, waar hij de kunsthandel voortzette. De kunsthandel zette hij op 1 oktober 1931 om in de naamloze vennootschap Kunsthandel J. Goudstikker N.V. Hij werd zelf de directeur en was de belangrijkste aandeelhouder.
[bewerk] De succesvolle jaren dertig
In 1930 kocht Goudstikker de aan de Amstel gelegen buitenplaats Huize Oostermeer en zeven dagen later het kasteel Nijenrode te Breukelen. Hij ging in het buitenhuis 'Oostermeer' te Ouderkerk wonen en stelde Nijenrode open voor klanten, maar ook voor publiek. Op deze wijze trachtte Goudstikker ook minder kapitaalkrachtigen in contact te brengen met kunst. Goudstikker was inmiddels voorzitter van de Vereniging van Handelaren in Oude Kunst, en organiseerde in die kwaliteit tentoonstellingen in het Rijksmuseum Amsterdam (1929 en 1936) en het Stedelijk Museum (1934). Ook was hij voorzitter van de Confédération Internationale de Négociants Artificiels. Op en rond Nijenrode organiseerde hij verschillende benefietconcerten (met het Concertgebouworkest) en grote feesten voor de society.
In zijn eigen buitenhuis 'Oostermeer' te Oudekerk aan de Amstel organiseerde Goudstikker vele thematische tentoonstellingen zoals "Hollandse winterlandschappen", "Salomon van Ruysdael" en "Prinses Juliana tentoonstelling". Goudstikker had een goed oog voor de wijze van presenteren van zijn handelswaar. Hij richtte volledige aangepaste interieurs met aangepaste meubels in met beelden en wandtapijten die aansloten op de stijl van de uitgestalde schilderijen. Alzo schiep hij een bijzondere sfeer die de kunst tot zijn recht deed komen. Op 5 december 1936 overleed Goudstikkers eerste vrouw Johanna Bray. Een half jaar later nodigde weduwnaar Goudstikker de Weense zangeres Dési von Halban uit voor een optreden tijdens een Weense avond, 17 juni 1937 op Nijenrode. Het was liefde op het eerste gezicht en op 24 december van dat jaar trad het paar in het huwelijk. In 1939 werd hun zoon Edouard geboren.
[bewerk] Vlucht uit Nederland en overlijden
Na de Duitse inval op 10 mei 1940 aarzelde Goudstikker even, maar op 14 mei 1940, de dag van het bombardement op Rotterdam, vluchtte het gezin met het vrachtschip de SS Bodegraven, dat via het Verenigd Koninkrijk naar Zuid-Amerika zou varen. De gehele handelsvoorraad van de NV Goudstikker liet hij onder de hoede van zijn personeel achter. Het enige wat hij had was een inventaris genoteerd in een boekje voorzien van een zwart lederen kaft.[1]. De Goudstikkers kregen echter geen toestemming om het Verenigd Koninkrijk te betreden en moesten dus meevaren naar Zuid-Amerika. In de nacht van 15 op 16 mei viel Goudstikker, die aan dek een luchtje was gaan scheppen, in het vrachtruim. Hij brak zijn nek en was op slag dood. Het schip legde aan in Liverpool en Goudstikker werd begraven in Laughton. Zijn vrouw en zoon kregen toestemming van boord te gaan om door te reizen naar de Verenigde Staten.
[bewerk] Situatie tijdens de oorlogsjaren 40-45
De kunsthandel bleef met een handelsvoorraad van 1113 genoteerde kunstvoorwerpen onbeheerd achter, aangezien de door Goudstikker aangesteld gevolmachtigde advocaat eveneens begin mei plotseling was overleden. Twee personeelsleden, namelijk A.A. ten Broek en J. Dik sr, namen de leiding van de zaak op zich waarna Ten Broek op 4 juni 1940 tijdens een voor besluitvorming ongeldig bijeengeroepen buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders tot directeur van de NV werd benoemd. Vrijwel direct daarop deed Alois Miedl zijn intrede in de zaak en trok de feitelijke leiding tot zich.
Op 1 juli 1940 sloten Ten Broek en Alois Miedl (een op 3 maart 1903 in München geboren Duitser, die al sinds 1932 in Nederland resideerde en zich als gefortuneerd man onledig hield met diverse investeringsmaatschappijen en die daarnaast zelf een zakenbank exploiteerde) een overeenkomst. Miedl zou voor f 300.000 (omgerekend naar de waarde in 2005 is dit: € 2.000.000) alle onroerende goederen aanschaffen. Alle andere goederen (inclusief alle schilderijen) zou Miedl aanschaffen voor f 2.250.000 (waarde 2005: € 15.500.000). Nadat de overeenkomst was gesloten, dook een andere geïnteresseerde op: Duitslands Reichsmarschall en gulzige verzamelaar van oude kunst: Hermann Göring. Hitler moest zijn gepland Führermuseum in zijn heimat Linz met kunst gevuld krijgen. Voor Göring moest Miedl natuurlijk buigen: de overeenkomst van 1 juli 1940 werd ontbonden. Zij werd vervangen door 2 nieuwe overeenkomsten. Op 13 juli 1940 verkocht Ten Broek aan Göring voor f 2.000.000 (waarde 2005: € 13.750.000) :de rechten op alle schilderijen, tekeningen, antiquiteiten en verdere kunstvoorwerpen, welke zich op 26 juni 1940 in Nederland bevonden en toen eigendom waren van gemelde naamloze vennootschap.
Göring kocht alle 1113 geïnventariseerde schilderijen en kunstvoorwerpen tegen hoogstens een zesde van de werkelijke waarde (een transactie die op naasting lijkt). Bij de verkoop aan Göring behoorden overigens ook 'drie plafondstukken' van Gerard de Lairesse, aanwezig in de zoldering van een van de vertrekken van het pand Herengracht 458 waar Goudstikkers kunsthandel was gevestigd.
Miedl had echter nog altijd zijn zinnen gezet op de kunsthandel, want die wilde hij zelf voortzetten. Hij kocht dus van Ten Broek voor f 500.000 (waarde 2005: € 3.400.000):
- alle aandelen in schilderijen, die deels aan anderen toebehoorden
- de bibliotheek
- de cartotheek
- de wapenverzameling op Nijenrode
- de inventaris van Nijenrode
- de inventaris van Herengracht 458
- alle onroerende goederen (kasteel Nijenrode, buitenhuis 'Oostermeer' te Oudekerk en de kunsthandel aan de Herengracht 458, te Amsterdam)
- het recht op de handelsnaam "Kunsthandel J. Goudstikker NV"
Om zijn dank te uiten, verkocht Göring (op uiterst vriendelijke handelscondities) een deel van de collectie onmiddellijk door aan Miedl, die daarmee zeer lucratief de kunsthandel J. Goudstikker NV voortzette tijdens de oorlogsjaren. Er zou ook toegezegd zijn dat de achtergebleven 70-jarige moeder van J. Goudstikker op bescherming van Göring kon rekenen. Desi Goudstikker, Jacques' weduwe heeft geweigerd de haar door Ten Broek gevraagde toestemming voor de verkoop te verlenen. Ten Broek en partner Dik, de Duitse kopers goed gezinde medewerkers, kregen elk voor hun diensten 180.000 NLG, de rest van het personeel 40.000 NLG. Een riante vergoeding aangezien hun maandloon toen 600 NLG bedroeg.
[bewerk] Naoorlogse periode (tot februari 2006)
De teruggekeerde kunstwerken werden na de oorlog door de Nederlandse Overheid als "vijandelijk vermogen" in beslag genomen, terwijl er eigenlijk het odium: "roofkunst" op rustte. De gerecupereerde kunstwerken werden opgeslagen in het centraal depot van het "Instituut Collectie Nederland" (ICN) te Rijswijk van waaruit zij deels in langdurige bruikleen werden gegeven aan de landelijke musea. Na de oorlog ontstond een decennia durende betwisting over de eigendomsrechten op de schilderijen tussen enerzijds de weduwe von Saher (de naam van haar tweede echtgenoot en overleden in 1996), schoondochter Goudstikker (Marei von Saher, geboren 1945, gehuwd met Edouard die eveneens overleed in 1996) en de Nederlandse staat.
In februari 2006 kreeg de zaak uiteindelijk zijn beslag, nadat de erfgenamen sinds 1997 langs juridische weg de Nederlandse staat tot teruggave dwongen. Vroegere pogingen van de weduwe Goudstikker om haar bezit terug te krijgen eindigden in 1952 in een voor haar zeer nadelige schikking met de Nederlandse Staat. De restitutiecommissie oordeelde dat de weduwe Goudstikker destijds akkoord ging met een schikking, maar nooit afstand gedaan heeft op haar rechten op de kunstwerken. Het betrof een aanzienlijke collectie, 1113 in totaal, waarvan er 267 na de bevrijding terug naar Nederland keerden. Een aantal was sterk beschadigd door de opslag tijdens de oorlog in zoutmijnen op bevel van Hermann Göring. De vorige eigenaars van sommige schilderijen achterhalen, was gezien de onduidelijke herkomst en het grote tijdsverloop een onmogelijke klus. De verzameling bestond ook voor een deel uit door de Sovjet-Unie geconfisqueerd en verhandeld goed. Goudstikker had voor de oorlog op veilingen immers onteigende kunst van de Sovjet-Unie gekocht.
De Nederlandse regering heeft zich op 6 februari 2006 akkoord verklaard om 202 van de 267 schilderijen terug te geven aan Marei von Saher, schoondochter en eerste erfgename van Goudstikker. [2] Veertig andere kunstwerken worden niet teruggegeven, omdat deze in mei 1940 niet toebehoorden aan Goudstikker. 21 andere werken ook niet: de weduwe Goudstikker heeft in 1952 bij akte afstand gedaan van deze werken. Vier terug te geven werken staan als vermist genoteerd: vernietigd, ontvreemd of gewoon onvindbaar. De Nederlandse staat heeft in de jaren vijftig 63 kunstwerken zelf verkocht: deze zijn niet te recupereren. De opbrengst daarvan vloeide in de staatskas. Blijft een saldo van 202 terug te geven schilderijen.
De bevoegde staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen OCW Medy van der Laan (D66) volgde daarmee het advies d.d. 19 december 2005 van de restitutiecommissie. Deze commissie, eind 2001 ingesteld door het Ministerie van OCW, kwam tot het besluit dat het bezitsverlies van Goudstikkers weduwe, Desi, als onvrijwillig dient aangemerkt te worden. Bij weigering tot medewerking aan de verkoop dreigde immers gewoon inbeslagname. Minister Donner van Justitie (CDA) benadrukte in een verklaring dat de teruggave gebaseerd is op moreel-ethische en niet op juridische gronden. Tegelijkertijd was de onderbouwing daarvan weer juridisch. Het Haagse Gerechtshof wees de claim van von Saher in een arrest van 1999 immers af.[3] Minister Donner heeft die "moreel-etische" gronden erbij gehaald omdat hij bang is voor nieuwe claims. Maar met deze restitutie schiep hij hoe dan ook een precedent, het helpt echt niet om de motivering om te buigen (cfr Wilfred Takken in NRC Handelsblad d.d. 10 februari 2006). Er mag ook op gewezen worden dat in 1998 op de "Washington Conference on Holocaust-Era Assets" over in oorlogen gestolen kunst, door 44 landen, waaronder Nederland, afgesproken is dat morele argumenten zwaarder wegen dan strikt juridische. Rond dit belangrijke symbooldossier groeide langzamerhand een consensus: geen roofkunst in Nederlandse musea!
Goudstikker-schilderijen sieren de muren van het Kabinet van de Koningin en van enkele ministeries; ze zijn verspreid over ambtswoningen en vele Nederlandse ambassades en musea, waaronder het Rijksmuseum, het Mauritshuis, Museum Boijmans van Beuningen en het Bonnefantenmuseum. Zie hiervoor: http://www.vn.nl (overzicht: Wie moet welke werken afstaan?). Voor een aantal musea betekent de teruggave een zware aderlating. Het betreft topwerken van de respectievelijke musea die al meer dan 50 jaar op zaal hangen en waar zowel het publiek als de museumstaf ondertussen een affectieve band mee hebben. Voor het Dordrechts Museum is dit een werk van Jan Goyen: "Gezicht op de Oude Maas bij Dordrecht", voor het Rijksmuseum 2 landschappen van Salomon van Ruysdael, voor Museum Boijmans Van Beuningen een mooie Claude Lorrain en voor het Bonnefantenmuseum te Maastricht een op eigen kosten knap gerestaureerd paneel van Lippi (zie hieronder).
Het Keulse Wallraf-Richartzmuseum heeft in april 2006 twee waardevolle kunstwerken terugbezorgd aan de erfgenamen (een werk van de Vlaming David Teniers: "Dorpsgezicht" en een van de Fransman Constant Troyon: "Koe op de weide". Het Albertinum te Dresden heeft een zeventiende-eeuws bloemstilleven van de Nederlandse schilderes Rachel Ruysch (1664-1750) teruggegeven aan Von Saher. Het museum "Het Kunstpalast" te Düsseldorf heeft het doek "Kaartspeler en rokers" van Dirck Hals (1591-1656) teruggegeven. Via Hermann Göring waren deze werken in Duitse handen terechtgekomen. Het Kunsthistorisches Museum in Wenen retourneert het "Portret van Van Schooten" (1656) door Philips Koninck terug aan Marei von Saher. Bij Sotheby's in New York werd onlangs een beeld van de Italiaanse kunstenaar Donatello voor 4,5 miljoen euro geveild. Het beeld was ingebracht door een particulier uit de USA die een deel van de opbrengst afstond aan Marei von Saher.
[bewerk] Afwikkeling restitutie collectie Goudstikker (vanaf februari 2006)
De feitelijke overdracht van de 202 schilderijen zal gebeuren in februari 2007. De Nederlandse musea hopen dat zij een gedeelte van de werken in bruikleen mogen houden. Zij hebben tenslotte de kunstwerken al die tijd goed beheerd en deels gerestaureerd op eigen kosten. Daar tegenover staat dat de Nederlandse Staat het gebruiks- en beeldrecht van de schilderijen gedurende een periode van 60 jaar heeft uitgeoefend zonder daarvoor een tegenprestatie te leveren. Marei von Saher wil een reizende, internationale expositie organiseren met de teruggegeven kunstwerken. Een ander deel wil zij verkopen op een veiling. Het is ironisch, besluit Veraart zijn artikel in de NRC, de schilderijen verdwijnen nu uit de kunsttempels en worden weer handelswaar, wat ze tot 1945 ook waren.
"Het rivierlandschap met veerpont" van Salomon van Ruysdael kan echter het predicaat "onmisbaar en onvervangbaar" meekrijgen. Dat betekent dat het doek wel mag verkocht worden, maar dat het in Nederland moet blijven. M.a.w. het kan een eigendomsbeperking meekrijgen. Nationale trots speelt daarbij ongetwijfdeld een rol. In het begin van de 19e eeuw liet koning Willem I ook de veiling van de Anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp van Rembrandt verbieden en gaf het bevel dit meesterwerk voor zijn "Koninklijk Kabinet van Schilderijen" aan te kopen. Het is nu in het Mauritshuis in Den Haag te bewonderen. De advocaten van von Saher bevestigen dat het overdrachtscontract nagenoeg klaar is en dat de overdracht van de 202 kunstwerken in februari 2007 zal plaatsvinden. Minister van Cultuur Maria van der Hoeven (CDA) zal met Von Saher spreken over de mogelijkheid om bepaalde kunstwerken uit de collectie toegankelijk te houden voor het Nederlandse publiek. Over enkele topstukken die een historisch verlies voor Nederland kunnen betekenen wordt nog onderhandeld.
De feitelijke restitutie van de collectie zal een logistieke uitdaging zijn. Het gaat om kwetsbare objecten van gemiddeld 400 jaar oud die eigenlijk alleen in een museale omgeving behoorlijk kunnen geconserveerd worden. Vooral de vroeg Italiaanse tempera op hout-panelen van het Bonnefantenmuseum te Maastricht zijn bijzonder kwetsbaar. De verzekerbaarheid is op orde omdat de depots van ICN goed beveiligd zijn. Een tijdelijke opslag in de depots van het "Instituut Collectie Nederland" te Rijswijk is gegarandeerd waar ondertussen (februari 2007) alle werken zijn gerigistreerd, gefotografeerd en klaargemaakt voor teruggave. De lege muren van de landelijke musea kan men voorzien van andere collectiestukken. Het ICN kan daarbij adviseren als het objecten uit de rijkscollectie betreft.
Ondertussen beraden museumdirecteuren en plaatselijke politieke partijen zich hoe waardig afscheid te nemen van deze cultuurobjecten. In Delft stelt men voor om een "afscheidstentoonstelling" te organiseren waarbij men uitleg geeft over de kunstwerken en over de weg waarlangs deze in Delft terecht zijn gekomen of over "roofkunst" in brede zin. Staatssecretaris Van der Laan stelt, in een toespraak in de Tweede Kamer dd 21 maart 2006, een "respectvolle" houding jegens de erven Goudstikker voorop. De Nederlandse kunstwereld gaat een rouwproces tegemoet: van verbijstering en ongeloof, over onvrede tot uiteindelijk berusting en aanvaarding.
Een magere troost biedt de volgende gedachte: het zijn vooral véél schilderijen die uit Nederlandse musea verdwijnen, maar échte topstukken zoals een Rembrandt, een Vermeer of een Frans Hals zitten er niet bij; de musea verliezen vooral "volume" en het Bonnefanten een deel van haar Italiaanse kunstverzameling (19 stuks). Het Museum Boijmans verliest een kostbaar landschap van Claude Lorrain. Het Rijksmuseum in Amsterdam zal met pijn het rivierlandschap van Salomon van Ruysdael van de muur moeten halen... Wat kwaliteit betreft is deze ramp voor de meeste andere musea wel te overkomen.
Er hangt het Stedelijk Museum van Amsterdam nog een claim boven het hoofd van de collectie Kasimir Malewitsj (1878-1935), die wederrechtelijk zou zijn verkregen. Anderzijds vergemakkelijkt de huidige regeling Goudstikker, het recupereren van de aan Nederland ontvreemde Koenigscollectie (in Oekraïne en Moskou aanwezig). Op Nijenrode werd in 1946 het Nederlands Opleidings Instituut voor het Buitenland (NOIB) gevestigd.
[bewerk] Epiloog rond Collectie Goudstikker
[bewerk] Tentoonstelling roofkunst
Het Joods Historisch Museum van Amsterdam organiseerde in het najaar 2006 een tentoonstelling rond roofkunst uit rijksbezit met onbekende herkomst. Dit grijpt plaats in de Hollandsche Schouwburg, vanwaar uit tijdens WOII de Joden werden doorverwezen naar het doorgangskamp Westerbork, de wachtplaats voor de Duitse vernietigingskampen.
Er waren een vijftigtal kunstvoorwerpen te bezichtigen van tot nu toe onbekende eigenaars, zoals een marmeren borstbeeld, een bronzen vrouwenhoofd van de Zwitserse beeldhouwster Dora Neher, een romantisch landschap, een stilleven met oesters. Onder elk werk stonden bordjes met teksten als "herkomst verduisterd", "oorlogsdelinquenten" of "erven gezocht". Deze werken werden buit gemaakt op tot nu toe niet getraceerde Nederlandse Joden tijdens de oorlogsjaren. Het "Bureau Herkomst Gezocht" onder leiding van R. Ekkart verrichte in de afgelopen acht jaar speurwerk naar de herkomst van 4 700 kunstwerken die na de oorlog terugkeerden uit Duitsland en vervolgens toevielen aan de Nederlandse Staat.
[bewerk] Catalogus roofkunst
De erven-Goudstikker stuurden begin 2007 een catalogus met 500 afbeeldingen en beschrijvingen van destijds geroofde schilderijen uit de collectie van Jacques Goudstikker naar musea, veilinghuizen, kunsthandels en bibliotheken overal ter wereld met verzoek eventueel aanwezige kunstwerken te melden, m.a.w. zelf actief op zoek te gaan naar geroofde stukken uit de collectie. Het is de bedoeling dat de (Nederlandse] musea de catalogus met hun bezit vergelijken om te zien of zij Goudstikkerwerken in hun collectie hebben. Op deze wijze hoopt Marei von Saher de oorspronkelijke verzameling zoveel als mogelijk te herstellen. Het plan voor een Goudstikkermuseum vond weinig weerklank.
[bewerk] Onderhandelingen voorjaar 2007
In het najaar 2006 en het voorjaar 2007 werden er besprekingen gevoerd tussen het ministerie van OCW (Directeur Rudi Ekkart, Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie) en de zaakwaarnemers van Marei von Saher om enkele kunsthistorisch belangrijke topstukken uit de collectie voor Nederland te behouden. Als die Nederland verlaten, zou dat leiden tot pijnlijke wakken in de nationaal openbaar kunstbezit.
Het betreft:
- vakkundig vervaardigde kunstwerken van hoge kwaliteit
- kunstwerken van belang voor het nationale kunstpatrimonium
- kunstwerken van belang voor hun plaats in het oeuvre van een bepaalde kunstenaar
- kunstwerken bekend uit historische bronnen of waar een kenschetsende historie aan vast zit.
Hier volgt een selectie door dr Bram de Klerck, docent aan de Radboud Universiteit en specialist in oude kunst.
- "Kustlandschap met de roof van Europa" door Claude Lorrain
- "Het gebed van Tobias en Sara" door Jan Steen
- "Rivierlandschap met veerpont" door Salomon van Ruysdael
- "De heilige Lucia" door Jacopo del Casentino
- "De opstanding van Christus" door de Meester van de Virgo inter Virgines
- "Landschap met een episode uit de verovering van Amerika" door Jan Mostaert.
Het schilderij "Het gebed van Tobias en Sara", bestaande uit twee vroeger verenigde delen, hangt momenteel nog in het Haagse Museum Bredius. De ene helft is bezit van de gemeente Den Haag, de andere helft behoort tot de Goudstikkercollectie. De bestuursvoorlichter van de gemeente, Koos Marleveld, signaleert dat hierover "goed telefonisch contact is geweest met de vertegenwoordigers van de familie Goudstikker".
[bewerk] Veiling bij Christie's
Op 22 februari 2007 raakte bekend dat Goudstikkers schoondochter Marei von Saher, meer dan de helft van de 202 schilderijen begin april bij Christie's te New York gaat veilen. Dit ligt voor de hand aangezien zij, niet vermogend, substantiële bedragen nodig heeft om haar advocaten en adviseurs te betalen. [4] Von Saher opperde dat als de Nederlandse regering, met name de toenmalige staatssecretaris Aad Nuis (Cultuur, D66), was ingegaan op eerdere verzoeken om teruggave in 1997, en zelfs in 1950, zij al die adviseurs niet behoefde.
Ook de vermaarde Ruysdael Rivierlandschap met veerpont zal ter veiling aangeboden worden in april 2007.
Christie's veilt de helft van collectie op 19 april te New York, op 5 juli in Londen en op 14 november in Amsterdam. De geschatte opbrengst bedraagt 16,8 tot 26,75 miljoen euro. De andere helft blijft familiebezit en zal in een rondreizende expositie aan het publiek getoond worden. [5]
[bewerk] Kunst en het Art Loss Register
Kunsthandelaar Salomon Lilian uitte op de Maastrichtse kunstbeurs The European Fine Art Fair of TEFAF in het MECC, medio maart 2007, de bedenking een ambivalent gevoel over te houden over de teruggave van oorlogskunst. Hij zei: "Ik vind het terecht dat kinderen of kleinkinderen van joden die in de oorlog beroofd zijn hun bezit alsnog terugkrijgen. Ik ben zelf joods. Maar het is nu vooral big business geworden voor advocaten. Kunsthandelaars zijn er niet blij mee. Wij moeten zo voorzichtig zijn met onze aankopen, ik laat de oorlogsgeschiedenis van elk schilderij checken door het Art Loss Register. Voor mij mag die teruggave nu wel een keertje afgelopen zijn."
[bewerk] Deadline voor claimers roofkunst
De Nederlandse Staat heeft 4 april 2007 als uiterste datum aangegeven voor claims op in de oorlog gestolen kunst. Bij deze komt een einde aan de tienjarige zoektocht naa herkomst van 4 500 kunstvoorwerpen uit veelal joods bezit die tijdens WOII in Duitsland zijn beland en na de bevrijding terugkeerden naar musea en overheidsgebouwen in de zogeheten Nederlands Kunst (NK)-collectie. De erven van de joodse bankier Max Rothstein konden nog op tijd het schilderij "Landschap met kudde bij een poel" van Salomon van Ruysdael claimen. Het schilderij hing al die tijd op de Nederlandse ambassade in Washington.
[bewerk] De kunstverzameling Goudstikker
De waarde van de oorspronkelijke collectie van Jacques Goudstikker in de meidagen van 1940 is niet in geld om te zetten. De kunsthandel Goudstikker was de omvangrijkste, invloedrijkste en meest gespecialiseerde van heel Nederland. Goudstikker verhandelde werken van zeventiende-eeuwse Nederlandse schilders als Rembrandt, Willem van de Velde, Salomon van Ruysdael en Jan van der Heyden op een wijze zoals dat nu met dergelijke topstukken niet meer mogelijk is om de eenvoudige reden dat zij nog uitzonderlijk publiek geveild worden en eigenlijk tot museumstukken uitgegroeid zijn. Enkele andere topstukken: Claude Lorrain, Jan van Goyen, Jan Steen, Gerard ter Borch, Filippino Lippi en Jacopo del Casentino. De waarde van de totale collectie liep indertijd op tot in de honderd miljoen euro. De veilingswaarde van de resterende terug te geven 202 schilderijen wordt geschat op tientallen miljoenen euro's.
Ondanks alles bleef Goudstikker een handelaar in oude schilderijen. De 202 kunstwerken die toekomen aan zijn erven, weerspiegelen zijn nering. Er zijn goede en mindere werken bij, van bekende en obscure meesters. De voortzetting van de handel zou een aanzienlijke winst bij verkoop opleveren, andere mindere werken zouden zacht geprijsd van de hand zijn gaan. Met een paar winkeldochters zou Goudstikker worden opgezadeld of aan inkoopprijs van de hand doen. Goudstikker zou de veiling bij Christie's waarschijnlijk met een meewarige blik gadeslaan. Hij kocht immers ook op veilingen en verkocht met winst. Uiteindelijk heeft in de kunsthandel de rinkelende kassa het laatste woord.
Een klein deel van de handelsvoorraad is kunsthistorisch van groot belang en nu in Rijksbezit:
- 'De aartsengel Rafael voorkomt een zelfmoord', atelier Neri di Bicci, ca. 1450, bladgoud op paneel, 25×53,5 cm (nu in het Bonnefantenmuseum te Maastricht)
- 'Schepen op een turbulente zee' en 'Rivierlandschap met veerpont' van Salomon van Ruysdael' (was in bruikleen bij Rijksmuseum Amsterdam)
- 'Rivierlandschap met kasteel Nijenrode' van Jan van der Heyden, (was in bruikleen bij Rijksmuseum Amsterdam).
- 'Onweer boven meer' van Jan van Goyen (was in bruikleen bij het Leidse Stedelijk Museum De Lakenhal)
- 'Kustlandschap met de roof van Europa door Jupiter' door Claude Lorrain (nu in Musuem Boijmans Van Beuningen, Rotterdam); geschatte opbrengst bij publieke verkoop: 6 tot 7 miljoen euro.
- 'De Astronoom', Gerrit Dou, olieverf op paneel, 26,5×28,6 cm
- 'Gezicht op de Oude Maas te Dordrecht', Jan van Goyen, 1651, paneel, 67,2×98,1 cm (nu in het Dordrechts Museum)
- 'Portret van een dood kindje', Bartholomeus van der Helst (was in bruikleen bij museumgoudA), 1645, 63×86 cm
- 'Madonna in aanbidding voor Christus', Filippino Lippi, 1495-1500, tempera op rond paneel, d 86 cm (nu in het Bonnefantenmuseum te Maastricht) zie afbeelding hierlangs
- 'Landschap met ruïne bij de beek, herders en vee', J.S. Mancadan (in bruikleen bij Fries Museum, Leeuwarden), 53,5x 47 cm
- 'Dominicus', Jan Provoost (was in bruikleen bij Rijksmuseum Twenthe)
- 'Johannes de Doper', Jan Provoost (was in bruikleen bij Rijksmuseum Twenthe)
- 'Het offer van Iphigenia', Jan Steen (was in bruikleen bij Rijksmuseum, Amsterdam), 1671, 135×173 cm
- 'Het gebed van Tobias en Sara' van Jan Steen, Museum Bredius te Den Haag.
[bewerk] Bibliografie
- Pieter den Hollander, De zaak Goudstikker. Uitg. Meulenhoff, 1998, ISBN 90-290-5785-8. (Begin 2007 zal van de hand van Pieter den Hollander een update van dit boek verschijnen getiteld Roofkunst. De zaak-Goudstikker, ISBN 90-290-7789-1, [6]
- Robert E. Edsel, Rescuing Da Vinci. Hitler and the Nazis Stole Europe's Great Art, America and Her Allies Recovered It, Laurel Publishing, 303 blz, 2007.
- Lien Heyting en Bram De Klerck, "Beeldende kunst: Goudstikkers top-6" en "De onmisbare schatten uit de Goudstikkercollectie" in NRC Handelsblad, Cultureel Supplement d.d. 2 februari 2007.
- Lien Heyting, Zien wat anderen niet zien. Salomon Lilian over de globalisering van de kunsthandel, in NRC Handelsblad, Cultureel Supplement d.d.9 maart 2007.
- Adriaan Venema, Kunsthandel in Nederland 1940-1945. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1986. ISBN 90-295-5010-4.
- Wouter Veraart, "Moraal zonder recht is sentiment" in NRC Handelsblad, Cultureel Supplement dd 10 februari 2006.
- Wouter Veraart, Ontrechting en rechtsherstel in Nederland en Frankrijk in de jaren van bezetting en wederopbouw. Uitg. Kluwer.
- Charlotte Wiethoff, De kunsthandelaar J. Goudstikker en zijn betekenis voor het verzamelen van vroege Italiaanse kunst in Nederland, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1981 deel 32, Haarlem, 1981.
- Advies restitutiecommissie inzake het verzoek tot teruggave van: de Amsterdamse Negotiatie Compagnie NV in liquidatie van 267 kunstwerken uit de rijkscollectie (zaaknummer RC 1.15) dd 19 december 2005.
[bewerk] Externe links
[bewerk] Referenties
- ↑ Goudstikkers inventaris
- ↑ Restitutie collectie Goudstikker
- ↑ Claim erven Goudstikker ongegrond
- ↑ Advocaat Dick Schonis
- ↑ Veiling Goudstikker-collectie
- ↑ [http://www.libris.nl/zoekenbestel/content_zoekenbestel_ProductInfo.asp?QueryType=snel&type=boek&key=9029077891& Roofkunst door Pieter den Hollander]