Katharen
Van Wikipedia
De Katharen of Albigenzen waren een religieuze groepering die actief was tijdens de late Middeleeuwen in Occitanië, het zuiden van Frankrijk en, minder bekend, ook in West-Duitsland veel aanhangers had. De Katharen beschouwden zich als de ware christelijke Kerk, waarin Jezus de centrale plaats innam. Op basis van hun dualistische opvattingen wezen ze het Oude Testament af. De God die daar ten tonele wordt gevoerd, is schepper van de (slechte) stoffelijke wereld, de Demiurg. De Albigenzen werden als ketters aangezien en door de Rooms-Katholieke Kerk en door de Franse koningen bloedig vervolgd.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
Vanaf de tiende eeuw worden zowel de Westerse als de Oosterse Kerken geconfronteerd met een heropleving van gnostische stromingen. Ook het Katharisme vindt zijn oorsprong in deze dualistische geloofsopvattingen zoals de gnostiek, het paulicianisme en de leer van de bogomielen uit Bulgarije. Het bogomilisme ontwikkelde zich in Bulgarije zelfs tot staatskerk. Ook in Occitanië konden de Katharen aanvankelijk uitgroeien tot een echte "tegenkerk". Het toenmalige culturele klimaat in Zuid-Frankrijk dat gekenmerkt werd door pluriformiteit en verdraagzaamheid, speelt daarin een grote rol. Al deze stromingen ondervonden grote tegenstand van de rooms-katholieke kerk, ook de katharen in Zuid-Frankrijk, aanvankelijk zonder succes.
In 1145 wordt Bernard van Clairvaux naar Zuid-Frankrijk gestuurd om de Katharen te overtuigen zich terug bij de Katholieke Kerk aan te sluiten. Zijn preken vinden geen gehoor. Hij wordt zelfs enkele malen door de plaatselijke bevolking uitgejouwd. Het zelfde dient gezegd te worden van de prediking in 1206 door Dominicus Guzman, de latere stichter van de Dominicanerorde.
Paus Innocentius III komt tot het besluit dat tegen de Albigenzen krachtiger moest worden opgetreden. In 1209 slaagt hij erin een leger te verzamelen voor een kruistocht naar Occitanië. De Franse koning koning Filips - August geeft zijn baronnen toestemming om mee te strijden. Hij neemt zelf niet aan de kruistocht deel.
Het ontkennen van de autoriteit van de Katholieke Kerk door de Albigenzen, samen met de wereldlijke ambities van de paus en de conflicten tussen de Occitaanse adel en de koning van Noord-Frankrijk maken een openlijke oorlog tegen de Katharen mogelijk.
Aanvankelijk staat het leger onder opperbevel van Arnaud-Amaury, abt van de abdij van Citaux. Onder zijn leiding wordt in juli 1209 de volledige bevolking van Béziers uitgemoord, volgens hemzelf en toenmalige kronieken 20 000 mensen. Aan hem wordt de uitspraak toegeschreven 'Doodt hen allen, God zal de zijnen herkennen'. Dat was zijn antwoord op de vraag voorafgaand aan het bloedbad van Béziers hoe men goede katholieken kon onderscheiden van katharen. In juli 1210 worden in Minerve 140 Katharen levend verbrand. Het is de eerste massale verbranding van katharen. Later - en nadat andere edelen uit het kruisvaardersleger geweigerd hadden - neemt Simon de Montfort, een lage edelman uit Noord-Frankrijk, de militaire leiding op zich. Met Simon de Montfort wordt de kruistocht een echte veroveringsoorlog en wordt de inbreng van de Kerk naar het tweede plan verschoven. De godsdienstkwestie verdwijnt hiermee naar de achtergrond. In juni 1215 verovert Simon de Montfort Toulouse en kan hij zich meester van Zuid-Frankrijk noemen. In november 1215 bevestigt het vierde concilie van Lateranen de overwinning van de Montfort; hij krijgt de titel van graaf van Toulouse. Hij sneuvelt echter in 1218. De verdreven edelen, de faidits, komen op aansporen van Raymond VII, de zoon van de verdreven graaf Raymond VI van Toulouse, in opstand en verdrijven de kruisvaarders in 1223. Op 15 januari 1224 verlaat Amaury de Montfort, zoon van Simon de Montfort, met de laatste kruisvaarders Carcassonne.
In 1226 lukte het paus Honorius III de Franse koning Lodewijk VIII, bijgenaamd Lodewijk de Leeuw, te overtuigen zelf een kruistocht te leiden. Zijn vader had dit steeds geweigerd. Dankzij ingenieuze propaganda ontvangen de faidits de koning welwillend. Lodewijk VIII overlijdt echter het zelfde jaar en het leger van de koning wordt uit Occitanië verdreven.
De nieuwe koning Lodewijk IX van Frankrijk, de Heilige Lodewijk, is nauwelijks twaalf jaar als hij zijn vader opvolgt. Zijn moeder Blanca van Kastilië treedt op als regentes. Zij heeft aanvankelijk weinig belangstelling voor een nieuwe kruistocht.
In 1243 start toch een derde kruistocht tegen de Albigenzen. Montségur, het laatste bolwerk van de Katharen, valt in 1244. 215 parfaits worden verbrand op de brandstapel. Met de verovering van Montségur zijn de hoogtijdagen van het Katharisme over. Het katharisme gaat dan ondergronds en als nieuw strijdmiddel tegen de katharen wordt door de rooms-katholieke kerk de inquisitie opgericht. Het zal daarna echter nog 80 jaar duren voor ook de laatste kathaarse parfait is verbrand.
In 1232 heeft paus Gregorius IX bevel gegeven aan de Dominicanen om de taak van de inquisitie op zich te nemen. Deze inquisitie gaat na de val van Montségur de hoofdrol spelen in de vervolging van de Albigenzen. Wat resteerde van parfaits en croyants wordt opgeruimd. Dit gaat door tot het begin van de 14e eeuw, toen Jacques Fournier, de bisschop van Pamiers, de latere Paus Benedictus XII, in en rond Montaillou de laatste katharen opspoorde.
Guillaume Bélibaste (geb. 1280) geldt als de laatst verbrande kathaarse parfait. Hij werd op de brandstapel gezet in 1321 in Villerouge-Termenès. In dit plaatsje is nu met geldelijke steun van de Europse Gemeenschap een museum opgericht dat geheel aan hem en het katharisme is gewijd.
[bewerk] Naamgeving
Degenen die wij tegenwoordig gewoonlijk 'katharen' noemen kenden zelf dat woord niet eens en gebruikten het dus ook niet om zichzelf daarmee aan te duiden. Zijzelf noemden zich gewoonweg christenen of "vrienden van God". In de kronieken van de tijdgenoten van de katharen en in de inquisitieverslagen werden ze Albigenzen genoemd, naar de stad Albi. In de volksmond noemde men ze in hun eigen tijd bonhommes of bonnefemmes, de "goede mannen", "goede vrouwen", en dat ten onderscheid van de vertegenwoordigers van de rooms-katholieke kerk.
Halverwege de 12e eeuw komt het woord "Kathaar" voor de eerste keer voor in een preek van de Duitse monnik Eckbert von Schonau. Maar hij heeft het dan over de ketters in het Rijnland die "Katharen" worden genoemd. Een halve eeuw later wordt het woord ook gebruikt buiten Duitsland in geschriften van tegenstanders. Gebruik in de toenmalige Languedoc is niet teruggevonden. Alain de Lille, een katholieke theoloog, schreef in "De Fida Catholica" ("Over het katholieke geloof", Montpellier 1200) onder meer : "Men noemt ze Katharen van catus (kat) omdat ze het achterste van een kat kussen..." Katten werden geassocieerd met satanisme. In het Rijnland en ook in onze streken werd een kat aanzien als de verpersoonlijking van Satan.
In 1848 schrijft Charles Schmidt, een Elzasser, de "Geschichte der Valdesier und Katharer"; in het Frans wordt de titel "Histoire et doctrine de la secte des Cathares ou Albigeois" (1848). Het woord "Kathaar" in de betekenis waarin we het thans over Katharen hebben, werd dus pas voor het eerst gebruikt in de 19e eeuw, vele eeuwen na de tijd van de katharen zelf.
Vanuit de esoterie heeft men de link gelegd tussen "Kathaar" en het Griekse woord "catharos" wat "gereinigd" betekent. Een argument werd gevonden bij Augustinus die een Afrikaanse manicheïsche secte beschrijft die zich "catharoi" of "zuiveren" noemde; deze leefden echter in de 4e eeuw. Als tegenargument kan dan worden aangevoerd, dat, wanneer ook ten tijde van de Albigenzen "Kathaar" "catharos", "zuivere" zou betekend hebben, als een positieve aanduiding, de Katharen het zelf ook wel hebben hebben gebruikt, wat echter niet het geval is.
Iets gelijkaardigs is terug te vinden betreffende het woord "parfait" of "volmaakte". De Kathaarse geestelijken noemden zichzelf niet "volmaakten", maar gewoon "christenen" of "ware christenen". Het Franse woord "parfait" is afkomstig van de inquisitie. Iemand die het consolamentum had ontvangen, werd door de inquisitie een "volmaakte ketter" genoemd, in het Latijn "hereticus perfectus", later ingekort tot "perfectus" of "parfait”. De term "parfait" is dus een aanduiding van de inquisitie, en niet van de katharen zelf. De Latijnse termen waren echter vertaald uit het Occitaans zodat er nog een bijkomende moeilijkheid is om de feitelijk gebruikte termen en hun werkelijke afkomst te achterhalen.
[bewerk] Beginselen van de leer
De Kathaarse leer is gnostisch van oorsprong. Zoals de andere gnostici zijn de Katharen dualisten, ze gaan er van uit dat er "twee scheppingen" bestaan: de goede, geestelijke schepping en de slechte, stoffelijke schepping. Hun visie is dat de wereld zoals wij die kennen slechts een schijnwereld is. Alle stoffelijke zaken zijn vernederend voor het goddelijke dat in iedere mens aanwezig is. De Katharen kennen zowel een goede als een slechte God. De slechte god was Jahweh, de god van het Oude Testament, die de wereld geschapen had en de geesten had gevangen in stoffelijke lichamen, ze vulde met ellende en lijden. De goede god was de God van Jezus, die liefde predikte. Voor de Katharen was het volstrekt ondenkbaar dat God zijn eigen zoon naar de aarde zou sturen om door zijn lijden en dood de mensen te verlossen. Het kruis is voor hen een verwerpelijk martelwerktuig waarmee gepoogd werd de missie van Christus te doen mislukken. Zijn missie was de Boodschap brengen. De eucharistie is voor de Katharen geen sacrament. Zij kennen wel de zegening van het brood bij het begin van de maaltijd (als herinnering aan de missie van Christus), maar ze verwerpen zonder meer het idee van de transsubstantiatie waarbij Christus aanwezig zou zijn in de hostie. Het is voor hen ondenkbaar dat God zich in zoiets laags en stoffelijks als een stuk brood zou manifesteren. De Katharen geloofden in reïncarnatie.
De Katharen kenden drie niveaus van toegang tot de leer:
- Een chrétien had, na een noviciaat, het consolamentum ontvangen. Dit was het enige sacrament voor de Katharen. Het was een vorm van inwijding in de Heilige Geest en gebeurde door handoplegging. Hierdoor werd de goddelijke geest in de mens in contact gebracht met de Heilige Geest, waardoor de mens in staat werd zijn goddelijke oorsprong te ervaren. Na het consolamentum moest hij leven volgens een strikte regel. Deze regel was ascetisch van aard: verbod om dierlijk voedsel te eten en het gebod om een evangelische moraal te beoefenen: verbod om te vloeken, te liegen en te doden. Het "consolamentum" kon pas ontvangen worden op volwassen leeftijd; de Katharen meenden dat dit bewust moest gebeuren, in alle vrijwilligheid.
- Een croyant geloofde in de juistheid van de Kathaarse leer, maar ondergingen geen wijding. De Kathaarse Kerk legde de croyant geen enkel gebod of verbod op. Dat bracht de roomse Kerk ertoe de Katharen laksheid te verwijten. De stervenden konden een vereenvoudigde vorm van het consolamentum ontvangen.
- Een auditeur was diegene die niet geloofde in de Kathaarse leer, maar er wel welwillend tegenover stond. De meeste Occitaanse faidits (edelen) waren auditeurs.
Kinderen die stierven hadden het consolamentum niet ontvangen. Toch konden ook zij volgens de Katharen de hemel bereiken; door reïncarnatie kregen ze een tweede kans.
In Frankrijk zijn nog burchten van de Katharen bewaard gebleven en te bezoeken.
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe links
Bronnen en referenties: |
|