Konstantin Päts
Van Wikipedia
Konstantin Päts (Tahkuranna (Estland), 23 februari 1874 - Boerasjevo (Rusland), 18 januari 1956) was een Estisch staatsman.
Konstantin Päts studeerde rechten aan de Universiteit van Tartu (1894-1898). Van 1898 tot 1899 vervulde hij zijn militaire dienstplicht. Van 1901 tot 1905 was hij redacteur van de Estische nationalistische krant Teataja (De Gazet). In 1904 werd hij in de gemeenteraad van Tallinn gekozen en vanaf 1905 was hij plaatsvervangend burgemeester van die stad. Hij nam actief deel aan de Russische Revolutie van 1905 en moest als gevolg van zijn activiteiten uitwijken naar het buitenland (o.a. Zwitserland en Finland).
In 1909 werd hij door de tsaristische politie gearresteerd en tot negen maanden celstraf veroordeeld. Na zijn vrijlating hervatte hij zijn journalistieke werk. Van 1911 tot 1916 was hij hoofdredacteur van de Tallinna Taetaja (De Gazet van Tallinn).
In november 1917 trok de bolsjewistische regering van Rusland Estland de beperkte mate van autonomie van Estland in. In hetzelfde jaar werd Päts tot voorzitter van de Opperste Raad van het Estse Leger gekozen, dat naar een onafhankelijk Estland streefde. Päts werd ook tot voorzitter van het Bevrijdings- en Reddingscomité van Estland gekozen. Tijdens de bezetting van Estland door de Duitsers (februari-november 1918) werd Päts door hen aangesteld als minister-president van een autonome Estische staat. Op 11 november 1918 werd de Republiek Estland uitgeroepen. Päts bleef premier.
Van november 1918 tot februari 1919 vocht het Estische leger, gesteund door Duitse vrijkorpsen een oorlog uit met het Rode Leger dat van Estland een radenrepubliek wilde maken. In 1920 erkende de Sovjet-Rusland Estland als een soevereine staat.
In mei 1919 trok Päts zich als premier terug en van 1921 tot 1922, van 1923 tot 1924 en van 1931 tot 1932 vervulde hij het ambt van "staatsoudste" (riigivanem).
In de jaren dertig groeide de macht van zowel extreem-links als van extreem-rechts in Estland. In 1933 kwam Päts via een door de rechtse "Bond van Oud-strijders" gepleegde staatsgreep opnieuw als staatshoofd aan de macht. Reeds in 1934 brak hij de macht van de oud-strijders, maar herstelde de democratie niet. Päts sloot vriendschapsverdragen met Finland en de andere Baltische staten. In 1932 sloot hij een niet-aanvalsverdrag met de Sovjet-Unie.
Ofschoon geen dictator, werd zijn macht vergroot door de invoer van de nieuwe corporatistische grondwet van 1937, die de bevoegdheden van de president aanzienlijk vergrootte. In 1937 werd hij officieel "rijksprotector" (riigihoidja) . In 1938 werd hij tot president gekozen.
Als gevolg van het Molotov-Ribbentroppact tussen Nazi-Duitsland en Stalinistisch-Rusland van september 1939 werd Estland op 17 juni 1940 door de Sovjet-Unie bezet. Op 30 juli 1940 werd Päts door de NKVD (geheime politie Sovjet-Unie, voorloper van de KGB) gearresteerd en naar de Sovjet-Unie gedeporteerd. Van 1954 tot 1956 zat hij gevangen in de oblast Kaliningrad, waar hij ook stierf.