Kunstmest
Van Wikipedia
Onder kunstmest wordt doorgaans verstaan middelen van niet-biologische oorsprong die ter bemesting van gewassen worden toegevoegd . Dit in tegenstelling tot dierlijke mest (uitwerpselen van koeien, varkens enz.). Patentkali is een kunstmest die ook in de biologische landbouw mag worden gebruikt.
Inhoud |
[bewerk] Gebruik
De Duitser Justus von Liebig (1803-1873) wordt beschouwd als de uitvinder en eerste gebruiker van kunstmest. Von Liebig onderzocht nauwkeurig welke elementen planten nodig hadden om te groeien. Daarna startte hij een proef met kunstmestgiften. In 1845 was zijn land een van de vruchtbaarste plekken van Duitsland geworden.
Als basis voor de eerste kunstmestsoorten dienden onder andere natuurlijke afzettingen van dierenuitwerpselen: Guano (bevat chilisalpeter) van zeevogels, afgezet op eilandjes waar duizenden jaren lang zeevogels hadden gebroed en waar het door vrijwel ontbrekende regenval ook niet wegspoelde, en stikstofrijke vleermuizenuitwerpselen (bat guano) die zich, ook weer in de loop van duizenden jaren in dikke lagen in grotten ophoopt waar enorme vleermuispopulaties in wonen. (6%N + 8% P2O5) uit Peru of Argentinië. Deze natuurlijke voorraden waren al snel uitgeput.
[bewerk] Hoofd- en sporen-elementen
Zowel dierlijke mest als kunstmest hebben tot doel de bodem aan te vullen met stoffen die voor de optimale groei van een gewas nodig zijn. Onderscheid kan gemaakt worden in hoofd- en sporen-elementen. Van de hoofdelementen wordt voor een goede groei door het gewas veel opgenomen en van de sporen-elementen een klein beetje, vandaar deze namen.
[bewerk] Hoofdelementen
De hoofdelementen zijn stikstof, fosfor, kalium, calcium, zwavel en in mindere mate magnesium. Voor het verkrijgen van een goede zuurgraad (pH) van de grond wordt ook calcium toegevoegd.
[bewerk] Sporen-elementen
Sporen-elementen zijn de metalen ijzer, zink, koper, molybdeen, borium en kobalt.
[bewerk] Kunstmestfrabicage
In 1910 lukte het Fritz Haber als eerste om stikstof uit de lucht om te zetten in ammoniak. Ammoniak vormt de basis van de moderne stikstofmeststoffen.
[bewerk] Kunstmeststoffen
Kunstmeststoffen kunnen bestaan uit één element, de enkelvoudige meststoffen of een mengsel van elementen, de meervoudige meststoffen. Daarnaast kunnen ze in vaste of vloeibare vorm voorkomen. In water opgeloste ureum wordt o.a. gebruikt als bladbemesting in de fruitteelt. In de groenteteelt onder glas wordt zeer veel op water geteeld, waarin alle benodigde meststoffen worden opgelost. Omdat sommige meststoffen reacties met elkaar kunnen aangaan en dan niet oplosbare producten geven, wordt hier gebruikgemaakt van een zogenaamde A-bak en een B-bak of van een geautomatiseerde opstelling, vanwaaruit per element vloeibare oplossingen kunstmest gegeven wordt.
[bewerk] Enkelvoudige meststoffen
samenstelling | naam kunstmest |
21% N ((NH4)2SO4) | zwavelzure ammoniak |
46% N (koolzuurdiamide) | ureum |
32%NaNO3 (15,5%N)+ 0,2% borium + 37%Na2O | chilisalpeter of natriumnitraat |
15,5% N (Ca(NO3)2) | kalksalpeter of calciumnitraat |
27% N (NH4NO3) + 6% CaO (+ 4% MgO) | kalkammonsalpeter |
30% K2O + 10% MgO + 42% SO3(17% S) | Patentkali |
48-50% K2SO4 | kali chloorarm (zwavelzure kali) |
KCl + NaCl | kalizout 20% (20% K2O), 40% of 60% |
17, 18 of 20% P2O5 | superfosfaat |
14-18% P2O5 (oplosbaar in 2% citroenzuur) | Thomasslakkenmeel |
80% CaCO3 + 19% MgO | dolokal (60 zuurbindende waarde) |
27%MgO + 55% SO3(22% S) | kieseriet |
25% Cu (CuSO4) | kopersulfaat |
ongeveer 20% Co (CoSO4) | kobaltsulfaat |
25% Mn(MnSO4) | mangaansulfaat |
1-3% Cu (CuSO4) | koperslakkenbloem |
3% Mo | molybdeenfrit |
[bewerk] Meervoudige vaste meststoffen
Enkele voorbeelden.
NPK meststoffen: o.a. 12+10+18 bevat 12%stikstof, waarvan 7% N-NH4 en 5% N-NO3, 10% P2O5 en 18% K2O of 15+20+25 kamerplantenmest of 12+15+18 tuin- en gazonmest
Magnesamon: bevat 20% N (NH4NO3) en 10% MgO
Patentkali: bevat 30% K2O, 10% MgO en 42% SO3(17% S)
[bewerk] Meervoudige vloeibare meststoffen
Vloeibare meervoudige meststoffen worden bijvoorbeeld gebruikt voor de voeding van kamerplanten.
Een voorbeeld van een eenvoudige NPK samenstelling is:
samenstelling | naam bestanddeel |
7% N (waarvan 2% N-NH4, 2% N-NO3 en 3% N-ureum) | nitraat |
3% P2O5 | fosfaat |
6% K2O | kalium |
Een voorbeeld van een NPK samenstelling met sporen-elementen voor geraniums en fuchsia's is:
samenstelling | naam bestanddeel |
5% N (waarvan 2,5% carbamidstikstof, 1,3% ammoniumstikstof en 1,2% nitraatstikstof) | stikstof |
7% P2O5 | fosfaat |
7% K2O | kalium |
0,01% B | boor |
0,01% Cu | koper |
0,02% Fe | ijzer |
0,01% Mn | mangaan |
0,005% Mo | molybdeen |
0,005% Zn | zink |
[bewerk] Milieuverontreiniging
Het gebruik van kunstmest leidt vaak tot een verontreinigd milieu. Doordat de minerale voedingsstoffen goed oplosbaar zijn in water, komt veel voeding gedurende een korte tijd ter beschikking van planten. Een teveel aan voeding wordt uitgespoeld via het grondwater, en eindigt in vijvers en oceanen.
In deze wateren wordt de natuurlijke balans aan voedingsstoffen verstoord, met als gevolg dat ook het leven in die wateren een ander evenwicht zoekt. Dit leidt tot een grotere aanwezigheid van de van nature in water voorkomende blauwalg. In de kunstmatig hoge concentraties kan blauwalg bij heet weer afsterven en stoffen vrijmaken waardoor zwemwater onveilig wordt. Ook botulisme is vermoedelijk een indirect gevolg van het uitspoelen van kunstmest.
Ter voorkoming van deze problemen wordt er in de biologische landbouw veel aan gedaan om uitspoeling van voedingsstoffen te voorkomen -- in ieder geval voorzover dat de natuurlijke uitspoeling zou overtreffen. Voor deze vorm van landbouw geeft men daarom de voorkeur aan het gebruik van organische meststoffen, bijvoorbeeld compost, dierlijke mest of groenbemesting.
[bewerk] Levenloos zand
In de biologische landbouw streeft men naar het vermijden van kortstondige giften van voedingsstoffen zoals die door kunstmest worden veroorzaakt. Dit heeft tot gevolg dat de bodemvruchtbaarheid verbetert, iets waar bij het gebruik van kunstmest aan voorbijgegaan wordt, doordat de stoffen in kunstmest al voorverteerd zijn en geen dierlijke activiteit in de bodem verlangen. De gedachte achter het activeren van dit bodemleven is dat een vruchtbaarder bodem leidt tot compactere planten met een sterker wortelstelsel en meer weerstand tegen ziektes.
Proeven met gecremeerde resten van biologische gewassen en gewassen uit de gebruikelijke landbouw laten zien dat in biologische gewassen meer vaste stof zit. Dit wordt verklaard uit de kortstondige voedingspiek bij gebruik van kunstmest; tijdens deze piek groeit een plant snel, maar worden langere cellen gevormd, die minder sterk zijn en dus ook gemakkelijker ten prooi kunnen vallen aan belagers. Aanhangers van biologisch voedsel beweren dan ook dat biologisch geteelde gewassen voller van smaak zijn.
Van een minder vruchtbare bodem wordt tenslotte gezegd dat die minder bescherming biedt tegen ziektes die een plant vanuit de grond willen aantasten, zoals knolvoet.