Lijkwade van Turijn
Van Wikipedia
deel van de serie over Christelijke relieken |
|
Ook bekend als |
|
Overblijfselen van de Heiligen uit het christendom |
|
Bewaard in reliekschrijnen |
|
Relieken |
|
Relieken van heiligen |
|
Relieken in Nederland |
De Lijkwade van Turijn is een eeuwenoude tweedegraads relikwie van Christus.
Inhoud
|
[bewerk] Inleiding
Het is een linnen kleed waarop vaag een afbeelding van een gekruisigde man te zien is. Volgens sommige christenen is de lijkwade het kleed waarin Jezus werd gewikkeld en begraven nadat hij aan het kruis gestorven was. Veel anderen beschouwen de lijkwade als een knappe vervalsing uit de late Middeleeuwen. De lijkwade wordt momenteel bewaard in de Kathedraal van Johannes de Doper in Turijn.
De Lijkwade van Turijn is 4,36 meter x 1,10 meter groot. Op de lijkwade is een afbeelding te zien van de voor- en achterkant van een naakte man, die zijn handen gekruist houdt boven zijn kruis. De man is gespierd, heeft een baard en een snor en lang haar. Hij heeft een lengte van zeker 1,75 meter, als gecorrigeerd wordt voor het feit dat het lichaam mogelijk wat gebogen heeft gelegen (bepaalde anatomische details zouden daarop wijzen), is de man mogelijk meer dan 2 meter lang geweest.
Afgaande op enkele plekken op de lijkwade, die bloedvlekken lijken te zijn, toont het lichaam van de man verschillende wonden op:
- (ten minste) één pols. Deze wond lijkt te zijn veroorzaakt door een doorboring. De andere pols is niet zichtbaar, omdat deze zich tussen de bovenste pols en het lichaam bevindt;
- de zijde. Deze wond lijkt te zijn veroorzaakt door een doorboring;
- de schedel;
- de rug en de benen. Deze wonden lijken te zijn veroorzaakt door geseling.
Met zijn (minstens) 1,75 meter is de man vrij lang voor iemand die in de 1e eeuw na Christus geleefd zou hebben, maar ook voor iemand die in de (late) Middeleeuwen leefde.
[bewerk] Geschiedenis van de lijkwade
[bewerk] 13e eeuw en eerder
De eerste berichten over het bestaan van een lijkwade van Jezus stammen van ver voor de 14e eeuw. Ian Wilson bracht naar voren dat de Lijkwade van Turijn mogelijk hetzelfde kleed is als het Kleed van Edessa. Echter, volgens sommigen werd de Afbeelding van Edessa al naar Edessa gebracht tijdens het leven van Jezus en kan deze dus niet een afbeelding zijn van het dode lichaam van Jezus. Anderen zijn het hier niet mee eens, en wijzen verder op enkele overeenkomsten die erop zouden kunnen wijzen dat de Afbeelding van Edessa en de Lijkwade van Turijn één en hetzelfde kleed zijn.
Sinds de verovering van Constantinopel door kruisvaarders in 1204 is niets meer van het Kleed van Edessa vernomen. Een mogelijke verklaring of theorie hiervoor is dat de kruisvaarders het Kleed van Edessa mee naar Frankrijk genomen hadden, en het sindsdien als de Lijkwade bekend staat.
[bewerk] 14e eeuw
In de 14e eeuw dook de Lijkwade van Turijn voor het eerst op. In 1357 liet de weduwe van de ridder Geoffroi de Charney de lijkwade zien in een kerk in Lirey (Frankrijk), in de buurt van Troyes. Afbeeldingen uit die tijd laten duidelijk de lijkwade zien.
De lijkwade werd tentoongesteld, maar de bisschop van Troyes verbood de tentoonstelling. Na 32 jaar leefde de belangstelling voor de lijkwade ineens weer op, waarop de lijkwade door de Franse koning Karel VI in beslag werd genomen. De koning bracht de lijkwade over naar Troyes. In 1389 verklaarde de toenmalige bisschop van Troyes de lijkwade als een geschilderde vervalsing, hoewel hij de lijkwade nooit gezien had. Toen de tegenpaus Clemens VII een maand later aflaten beloofde voor iedereen die de lijkwade erkende, begon de cultus opnieuw.
[bewerk] 15e eeuw
In 1418 dook de Lijkwade van Turijn opnieuw op, toen Humbert van Villesexel, graaf de la Roche, heer van Saint-Hippolyte-sur-Doubs die met de kleindochter van Geoffroy de Charney getrouwd was, de lijkwade over liet brengen naar zijn kasteel in Montfort. Officieel gebeurde dit om de lijkwade te beschermen tegen bandieten. Met de Kerk was Humbert overeengekomen dat de lijkwade onmiddellijk zou worden teruggebracht naar Lirey zodra het gevaar geweken was. Later werd de lijkwade verplaatst naar Saint-Hippolyte-sur-Doubs.
Na de dood van Humbert in 1438 werd geprobeerd de lijkwade terug te krijgen naar Lirey, maar vijf jaar later werd besloten dat de lijkwade in het bezit van de weduwe van Humbert, Margaretha, mocht blijven. Margaretha liet de lijkwade zien op tentoonstellingen in onder meer Luik en Genève. Volgens sommige historici verspreidde Margaretha opzettelijk het gerucht over de echtheid van de lijkwade om meer te verdienen aan de tentoonstelling. Vast staat in ieder geval dat ze veel geld verdiende met het tentoonstellen van de lijkwade.
In 1454 verkocht Margaretha de lijkwade in ruil voor een kasteel in Varambon (in de buurt van Lyon) en een aanzienlijke hoeveelheid geld aan Lodewijk van Savoye en zijn broer Hughues Forrier van Savoye. Toen de geestelijken in Lirey hoorden van de verkoop van de lijkwade, dreigden ze Margaretha te excommuniceren als zij de lijkwade niet terugbracht of de kerk in Lirey niet financieel compenseerde. Margaretha stierf echter in 1460 zonder haar verplichting aan de kerk te volbrengen. In 1464 werd afgesproken dat Lodewijk van Savoye jaarlijks een bedrag aan de geestelijken in Lirey zou schenken, in ruil waarvoor zij zouden erkennen dat de lijkwade zijn eigendom was. Lodewijk van Savoye overleed een jaar later, maar zijn zoon Amadeus IX nam de verplichting over. Ironisch genoeg werd een groot deel van het geld door de kerk in Lirey gebruikt om een nieuwe kerk te bouwen om uiteindelijk de lijkwade weer in tentoon te stellen.
Hertog Lodewijk van Savoye bewaarde de lijkwade inmiddels in een nieuwe kapel, die korte tijd later door paus Paulus II tot kerk werd benoemd. De lijkwade was een bekende en populaire relikwie geworden. De gelovigen geloofden niet alleen dat de lijkwade authentiek was, maar ook dat de lijkwade magische eigenschappen had. De lijkwade was zelfs zo bekend dat Europese vorsten privé-sessies aanvroegen om het kleed in alle rust te kunnen vereren. De lijkwade werd ook gebruikt bij koninklijke bruiloften en begrafenissen.
In 1471 werd de lijkwade overgebracht naar Vercelli en in de volgende jaren naar Turijn, Ivrea, Susa, Chambéry, Avigliano, Rivoli en Pinerolo. In 1481 kwam hij weer terug in de kapel van Lodewijk van Savoye, waar de lijkwade in een kist werd opgeborgen die afgedekt werd met vuurrood fluweel, zilveren spijkers en een gouden sleutel.
[bewerk] 16e eeuw en verder
In 1532 brak er een brand uit in de kapel. Door gesmolten zilver van de kist en (mogelijk) door bluswater raakte de lijkwade beschadigd. De lijkwade werd door nonnen hersteld. In 1578 werd hij naar Turijn verplaatst, waar hij tot op de dag van vandaag is.
De populariteit en de bekendheid van de lijkwade nam in de volgende eeuwen langzaam af. Pas na de ontdekking van de details in de negatieve opnames nam de belangstelling voor en de discussie over de echtheid ervan weer toe.
Sinds 1983 is de lijkwade eigendom van de Heilige Stoel. De Rooms-Katholieke Kerk gaf in 1988 toestemming aan een aantal wetenschappers om een vezel uit de lijkwade te halen voor wetenschappelijk onderzoek.
In 1997 werd de lijkwade opnieuw bedreigd door brand, mogelijk veroorzaakt door brandstichting. De Turijnse brandweerman Mario Trematore redde de lijkwade. In 2002 werd hij opnieuw tentoongesteld. De (meestal verborgen) achterkant werd bij die gelegenheid gescand en gefotografeerd.
[bewerk] Authenticiteit
De Lijkwade van Turijn is zo lang hij bestaat onderwerp geweest van speculatie over de echtheid. Generaties theologen en wetenschappers hebben uitspraken gedaan en analyses uitgevoerd. Sommige aanwijzingen wijzen in de richting van een vervalsing uit de late Middeleeuwen, andere wijzen juist weer op onverklaarbare details die het vrijwel onmogelijk zouden maken dat de lijkwade een vervalsing uit de Middeleeuwen is.
Rondom de analyse van de authenticiteit van de lijkwade is een heuse tak van wetenschap ontstaan, de sindonologie (van het Griekse woord sindón, dat kleed betekent). De term wordt vooral gebruikt door voorstanders van de theorie dat de lijkwade authentiek is.
[bewerk] Negatieven
De Italiaanse amateurfotograaf Secondo Pia fotografeerde de lijkwade op 28 mei 1898. Tijdens het afdrukken ontdekte hij dat de afbeelding veel duidelijker zichtbaar was op het negatief van de foto. Ook werden veel nieuwe details, die met het blote oog niet waarneembaar waren, zichtbaar op het negatief. De afbeelding is mogelijk zelf een negatief die afgedrukt is op het kleed, zoals gebeurt wanneer het kleed rond een zwetende, ingebalsemde man geslagen wordt. Moderne drie-dimensionale analyses van de afdruk op het kleed geven een bevestiging van de theorie dat de afdruk op het kleed ook werkelijk afkomstig is van de afdruk van een menselijk lichaam.
De ontdekking van het negatief van de afbeelding gaf nieuwe ondersteuning aan de theorie dat de afbeelding op de lijkwade daadwerkelijk afkomstig is van Christus. Voor zover bekend was geen enkele kunstenaar van voor de 19e eeuw bekend met fotografie.
Volgens sommige Christenen die geloven dat de lijkwade de afbeelding van Jezus bevat, is de afbeelding ingebrand op het moment van de opstanding van Christus.
Anderen geloven dat het een afdruk is van de balsem die op het lichaam van Jezus aangebracht werd nadat hij van het kruis gehaald werd, en die zich mengde met zijn zweet. De balsem werd gebruikt om zijn gehavende lichaam te helen. Jezus werd na het aanbrengen van de balsem gewikkeld in het kleed, dat daardoor het mengsel van balsem, zweet en bloed absorbeerde. Deze theorie wordt soms in verband gebracht met de theorie dat Jezus niet stierf op het kruis. (zie ook Jezus (historisch-kritisch benaderd)#Na de kruisiging)
[bewerk] Theorieën over de ouderdom van de lijkwade
[bewerk] Koolstof-14 datering
In 1988 stond het Vaticaan toe dat een vezel uit een hoekpunt van de lijkwade werd genomen. Op deze vezel werd onafhankelijk van elkaar koolstof-14-datering uitgevoerd door drie onderzoeksinstituten: de universiteit van Oxford, de universiteit van Arizona en het Swiss Federal Institute of Technology. Alle drie de onderzoeksinstituten kwamen tot een datering tussen 1260 en 1390. Deze datering is consistent met de eerste berichten over de lijkwade (1357). Hiermee leek de discussie over de echtheid voor eens en voor altijd uit de wereld.
Maar vrijwel direct na de bekendwording van de resultaten van de koolstof-14 datering werden er kritische vragen gesteld bij de betrouwbaarheid van deze methode in dit onderzoek. Argumenten tegen de betrouwbaarheid van Koolstof-14 datering die naar voren gebracht werden, waren het effect van de brand uit 1532 (de vezel bevond zich vlak bij een brandplek), besmetting van de vezel door de onderzoekers en zelfs neutronen die bij de opstanding van Jezus vrijgekomen zouden zijn.
Het sterkste tegenargument was dat Koolstof-14 datering bij kleden nog wel eens een foutieve (te jonge) datering aangeeft doordat in de loop der eeuwen bacteriën een dun laagje bioplastic achterlaten op het kleed. Een bekend voorbeeld hiervan dat geleid heeft tot een onjuiste datering is een mummie in het British Museum: bij Koolstof-14 datering werden de botten van de mummie 800 tot 1000 jaar ouder gedateerd dan het kleed waarin het lichaam gewikkeld was. Later werd ontdekt dat de vorming van bioplastic vooral optreedt in hoeken van kleden (omdat deze het meest aangeraakt worden en daarom de grootste kans hebben op besmetting met bacteriën) en voor de datering van de Lijkwade van Turijn was een vezel uit de hoek gebruikt. De theorie van het bioplastic kreeg een onverwachte steun in de rug toen Harry E. Gove, de uitvinder van de Koolstof-14 dateringsmethode, verklaarde dat op sommige kleden de datering te jong kon uitvallen door de vorming van bioplastic. Tegenstanders van de bioplastic-theorie rekenden uit dat om een verschil van 13 eeuwen te kunnen verklaren, de afzetting van bacteriën minstens tweemaal het gewicht van de lijkwade had moeten wegen. Desalniettemin werd bij een microscopisch onderzoek in 1993 door professor Leoncio A. Garza-Valdes, hoogleraar microbiologie aan de universiteit van San Antonio een grote hoeveelheid bacteriën aangetroffen op de lijkwade. Dit leidde tot haar conclusie dat met de Koolstof-14 methode niet het linnen zelf, maar een mengeling van linnen, bioplastic en bacteriën was onderzocht. Andere onderzoekers pleitten daarom voor een nieuw Koolstof-14 dateringsonderzoek op een volledig schoongemaakte vezel om meer duidelijkheid te krijgen.
Recent onderzoek door Anna Arnoldi van de universiteit van Milaan en Raymond N. Rogers van de universiteit van Californië met ultraviolette fotografie en spectraal analyse liet bovendien zien dat de hoek van waaruit de vezel is gehaald voor datering een andere samenstelling heeft dan de rest van de lijkwade. De aanwezigheid van bepaalde stoffen kan erop duiden dat de hoek van waaruit de vezel genomen later aan de lijkwade is genaaid, mogelijk bij herstelwerkzaamheden in 1532. Ook werd er vanille (C8H8O3 of 4-hydroxy-3-methoxybenzaldehyde) aangetroffen in de hoek van de lijkwade en niet op de rest van het kleed. Vanille wordt vaak aangetroffen bij middeleeuwse kleden uit het Middellandse-Zeegebied, maar niet in kleden ouder dan de Middeleeuwen.
[bewerk] Medisch historische analyse
Op middeleeuwse schilderijen waarop een gekruisigde persoon te zien is, zijn altijd de handen doorboord en niet de polsen. In het Evangelie staat ook expliciet vermeld dat de spijkers in de handen werden geslagen. Het lichaam op de Lijkwade van Turijn heeft echter een wond op (ten minste) één pols en ongeschonden handpalmen.
Ruim na de Middeleeuwen werd pas ontdekt dat wanneer de spijkers door de handpalmen geslagen zouden worden bij een kruisiging, deze zouden scheuren omdat de handpalmen het gewicht van het lichaam niet kunnen dragen. Wel is aangetoond dat de handpalmen niet zouden scheuren wanneer de spijkers onder een hoek door de handpalmen zouden zijn geslagen (via de handpalmen door de polsen).
De aanwezigheid van een doorboringswond in de pols en niet in de handpalmen is voor voorstanders van de Lijkwade van Turijn altijd een belangrijk argument geweest: een middeleeuwse vervalser zou nooit de medische details van een executiemethode die al meer dan 1000 jaar niet meer gebruikt werd, kunnen weten.
Of de rode vlekken op de lijkwade daadwerkelijk menselijk bloed zijn, is al sinds lange tijd een punt van discussie. De scheikundige Walter McCrone vond bij analyse een combinatie van rode oker en verf, maar anderen hebben de rode vlekken geïdentificeerd als menselijk bloed met bloedgroep AB zonder toegevoegde kunstmatige pigmenten. In alle onderzoeken zijn overigens alleen maar deeltjes die met een plakband van de lijkwade zijn afgehaald onderzocht en niet de vermeende bloedvlekken zelf.
De kleur van de rode vlekken is een ander issue: als de rode vlekken inderdaad door bloed veroorzaakt zouden zijn, hadden de vlekken al verkleurd moeten zijn. Dit in tegenstelling tot pigment, dat niet van kleur verandert. Verdedigers van de theorie dat de vlekken op de lijkwade menselijk bloed zijn, wijzen er op hun beurt op dat bloed van een getraumatiseerd, kapotgeslagen lichaam bilirubine en geoxideerde hemoglobine bevat, waardoor de kleur rood kan blijven.
[bewerk] Materiaal historische analyse
De Lijkwade van Turijn is beschadigd bij de brand in 1532. De brandgaten dateren van dat jaar en veel mensen geloven dat de waterschade aan de lijkwade ontstaan is bij het blussen van de brand.
Niet lang geleden opperde een textielhistoricus echter dat de waterschade mogelijk veel ouder is, omdat het patroon van de waterschade zou suggereren dat het kleed opgerold was en bewaard werd in kruiken van klei op een vergelijkbare manier als dat de Dode Zeerollen opgerold waren in de eerste eeuw na Christus.
Een naad in het kleed is van een speciaal type dat verder alleen is aangetroffen in textiel uitkomstig uit het fort Massada bij de Dode Zee. Het weefpatroon en de omvang van het kleed zijn consistent met wat in de eerste eeuw na Christus gebruikelijk was in Syrische kleden. De bekende restaurateur van textiel Mechthild Flury-Lemberg uit Hamburg zei hierover: Het linnen kleed van de Lijkwade van Turijn laat geen enkele weef- of naaitechniek zien die zou tegenspreken dat het om een product van hoge kwaliteit uit de eerste eeuw zou gaan.
[bewerk] Theorieën over het ontstaan van de reliek
[bewerk] Schildering
De meest voor de hand liggende verklaring voor het ontstaan van de afbeelding is dat deze door iemand op het linnen is geschilderd. Ondanks dat door sommige analisten en onderzoekers sporen van verfstoffen en pigmenten zijn gevonden, staat vrijwel vast dat er geen verf gebruikt kan zijn. Verf is vloeibaar en als gewone verf was gebruikt zouden delen van de verf op dieperliggende vezels gevonden moeten worden. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat alleen de bovenste delen van vezels verkleurd zijn (de afbeelding is ongeveer zo dik als een mensenhaar).
De Amerikaan Joe Nickell, gespecialiseerd in het oplossen van mysteries, toonde aan dat fotografisch negatieve beelden gemaakt kunnen worden door een doek over een bas-reliëf te leggen en er vervolgens met een kleurstof overheen te wrijven.
[bewerk] Fotografie door Leonardo da Vinci
Een recente theorie over de herkomst van de lijkwade is afkomstig van twee Britse onderzoekers, Lynn Picknett en Clive Prince. Deze theorie veronderstelt dat de afbeelding op de lijkwade mogelijk het eerste (bekende) voorbeeld van fotografie is en dat op de lijkwade de afbeelding van de maker Leonardo da Vinci te zien is. Leonardo da Vinci zou de afbeelding gemaakt hebben met behulp van een Laterna Magica, een eenvoudig projectieapparaat en lichtgevoelige zilveren componenten die in die tijd beschikbaar waren.
Er zijn verschillende aanwijzingen die wijzen in de richting van deze theorie. Zo staat vast dat Leonardo da Vinci veel kennis had van optica en perspectief en met in zijn tijd beschikbare middelen in staat geweest zou moeten zijn tot primitieve fotografie. Verder gaat het verhaal dat Leonardo da Vinci in het geheim lid was van een sekte die zich verzette tegen de macht van de kerk en het christelijk geloof. Leonardo da Vinci zou de lijkwade hebben gemaakt om het geloof dat Jezus uit de dood was opgestaan te ironiseren.
De onderzoekers nemen aan dat Leonardo da Vinci één van de lijken die hij gebruikte voor zijn anatomische studies, gebruikt heeft om de afbeelding van het lichaam te maken. Op het lijk had hij verwondingen aangebracht die consistent waren met de wonden van Christus zoals deze beschreven zijn. Leonardo da Vinci zou, om de ironie compleet te maken, zijn eigen gezicht als hoofd hebben gebruikt. De overeenkomst tussen het gezicht van Leonardo da Vinci, zoals te zien is op zijn beroemde zelfportret en de afbeelding op de lijkwade, is volgens velen opvallend.
Deze theorie voor de herkomst van de lijkwade geeft een verklaring voor het feit dat de afbeelding in negatief meer details bevat, dat alleen de oppervlakte van de lijkwade gekleurd is en voor het feit dat het hoofd op de lijkwade iets te groot lijkt te zijn voor het lichaam. Met het grote hoofd is het lichaam ongeveer 1m75 lang, wat lang is voor zowel iemand uit de tijd van Leonardo da Vinci als voor iemand uit de tijd van Jezus. Van Leonardo da Vinci is wel bekend dat hij voor zijn tijd lang was.
Maar de theorie dat Leonardo da Vinci de lijkwade heeft gemaakt, verklaart niet dat de lijkwade al in de 14e eeuw tentoon werd gesteld, terwijl Leonardo da Vinci pas in 1452 werd geboren. De onderzoekers veronderstelden dat de oorspronkelijk tentoongestelde lijkwade een slechte middeleeuwse vervalsing was die later vervangen werd door de lijkwade gemaakt door Leonardo da Vinci. Er zijn echter geen aanwijzingen, laat staan bewijzen, voor deze verwisseling. Critici menen dat het de zeer gelovige bevolking voor wie de lijkwade een belangrijk relikwie was, moest zijn opgevallen als de lijkwade ineens vervangen was door een lijkwade van andere (superieure) kwaliteit.
[bewerk] Energie bij de opstanding
Mensen die geloven in de echtheid van de lijkwade geloven dat de afbeelding ontstaan is door de energie die vrijkwam op het moment van de opstanding van Jezus. Zij ondersteunen hun theorie onder meer door te wijzen op in 1992 ontdekte röntgenachtige afbeeldingen van tanden en vingerkootjes. Ook wordt verwezen naar afdrukken die gevonden zijn in en rondom Hiroshima na ontploffing van de atoombom. Door de grote hoeveelheid energie die bij deze ontploffing vrijkwam, zijn sommige schaduwen op de weg of op muren 'gebrand.' Een dergelijk proces zou dan een verklaring kunnen zijn voor de afdruk op de Lijkwade. Voorstanders van deze benadering wijzen er op dat wanneer er sprake zou zijn van verfgebruik dit resultaat zou moeten zijn bereikt met een kwastje met de dikte van een mensenhaar.
[bewerk] Kruiden en zalf
De Franse bioloog Vignon schreef in 1902 dat de afbeelding op de lijkwade ontstaan kon zijn door een chemische reactie tussen lichaamsvloeistoffen en stoffen die na de dood op het lichaam werden gesmeerd om het te zalven. Vignon, die heilig geloofde in de echtheid van de lijkwade, vond aanwijzingen voor zijn theorie in de bijbel, waarin staat dat het lichaam van Jezus gezalfd werd met kruiden, aloë, mirre en olijfolie.
Vignon deed veel pogingen om zijn theorie te bewijzen. Met enkele pogingen lukte het hem om vage afbeeldingen in een kleed te krijgen, maar deze lieten bij lange na niet de details zien die op de lijkwade te zien zijn. Vignons theorie werd daarom vanaf het begin door de meeste mensen verworpen. Aan het einde van de 20e eeuw kon de theorie van Vignon definitief verworpen worden toen onomstotelijk werd vastgesteld dat geen sporen van kruiden en zalf op de lijkwade te vinden zijn.
[bewerk] Maillard reactie
Een recent onderzoek laat zien dat op vezels van cellulose van de lijkwade een dun carbohydraatlaagje zit dat zetmeel, enkele suikers en andere onzuiverheden bevat. Dit chemische laagje, dat ongeveer 600 nanometer dik is, is grotendeels kleurloos. Maar op sommige plaatsen heeft er een chemische reactie plaatsgevonden waardoor het laagje een stro-gelige kleur heeft gekregen. Deze chemische reactie is vergelijkbaar met de reactie die optreedt wanneer suiker wordt verhit tot karamel of wanneer eiwit reageert met suiker (de chemische reactie die bier de gele kleur geeft). De plaatsen waar deze reactie heeft plaatsgevonden en waar het laagje geel gekleurd is, zijn precies die plaatsen waarop de afbeelding zichtbaar is.
In een publicatie (The Shroud of Turin: an amino-carbonyl reaction (Maillard reaction) may explain the image formation) in een wetenschappelijk tijdschrift (Scientific Journal) tonen twee onderzoekers (Raymond N. Rogers en Anna Arnoldi) aan dat de afbeelding mogelijk ontstaan is door een natuurlijke chemische reactie (de zogenaamde Maillard reactie), die optreedt tussen gassen afkomstig van een menselijk lichaam en het carbohydraatlaagje op een linnen kleed waarmee het dode lichaam is afgedekt. Deze reactie kan optreden wanneer het lichaam enkele uren dood is en er enkele hoogreactieve gassen vrijkomen die in een afgesloten ruimte, zoals een tombe, een hoge concentratie kunnen bereiken. Het resultaat van de reactie is een verkleuring van het linnen op de plaatsen waar het linnen het dode lichaam aanraakt of bijna aanraakt. Deze verkleuring wordt echter weer tenietgedaan wanneer later vloeistoffen die vrijkomen bij de ontbinding van het lichaam het kleed bevlekken of beschadigen. Noodzakelijk voor de theorie dat de verkleuringen het gevolg zijn van een chemische reactie tussen gassen uit een dood lichaam en de het kleed is dus dat de lijkwade enkele uren op een dood lichaam moet hebben gelegen, waarna het verwijderd moet zijn, of (in het geval van een opstanding) het proces van ontbinding moet zijn gestopt.
[bewerk] Analyse van de lijkwade
In 1973 gaf de verbannen koning van Italië, Umberto II, die op dat moment eigenaar was van de lijkwade, toestemming aan elf wetenschappers om monsters van de lijkwade te nemen voor analyse. Voorwaarde was wel dat de analyses in het geheim moesten plaatsvinden en dat de resultaten pas bekendgemaakt mochten worden als het publiek daar aan toe was.
De Belgische professor Gilbert Raes nam twee kleine stukjes van de lijkwade voor analyse onder een elektronenmicroscoop. Professor Raes concludeerde hieruit alleen dat er kleine hoeveelheiden katoen uit Egypte in de monsters zaten. De Zwitserse forensisch criminoloog Max Frei concludeerde uit enkele graspollen die hij had verzameld dat de lijkwade vermoedelijk uit de omgeving van het tegenwoordige Israël of Turkije kwamen en dat de mogelijkheid bestond dat de lijkwade uit de eerste eeuw afkomstig was.
Afgezien van de opmerkelijke beweringen van Max Frei werden geen bijzondere ontdekkingen gedaan en de resultaten van dit onderzoek werden pas enkele jaren later bekend gemaakt.
[bewerk] Driedimensionale analyse van de lijkwade
In 1976 werd een foto van de lijkwade geanalyseerd met de VP-8, een beeldanalyser die normaal gebruikt werd voor het analyseren van foto's uit de ruimte. De VP-8 kon foto's een derde dimensie geven door minieme verschillen in de kleuren van schaduwen een driedimensionale interpretatie te geven. Donkere schaduwen worden als verder weg beschouwd en lichtere schaduwen als dichterbij. Hiermee kunnen radiosignalen uit de ruimte driedimensionaal worden gemaakt.
Wanneer een normale foto of schilderij met de VP-8 werd geanalyseerd, werden schaduwen verkeerd geïnterpreteerd, wat een diffuus beeld opleverde. Maar toen een foto van de lijkwade in de VP-8 werd gestopt, leverde dat een perfect driedimensionaal plaatje op.
Bij nadere bestudering en digitale bewerking van de foto's werden zelfs enkele munten zichtbaar die op de oogleden van het gezicht lagen. De rechter munt werd door de onderzoekers geïdentificeerd als een koperen muntstuk uit een serie die door de Romeinen in de periode 29-30 na Chr. in Jeruzalem was geproduceerd. De uitkomsten van de "muntenanalyse" is hevig bekritiseerd door sceptici van de lijkwade, die claimden dat de onderzoekers net zo lang de beelden hadden bewerkt tot er iets te zien was wat in hun straatje paste.
[bewerk] STURP-analyse
Het resultaat van de VP-8 analyse maakte dat de wetenschappers John Jackson en Eric Jumper een verzoek indienden om de lijkwade nader te mogen onderzoeken. Ze verzamelden andere wetenschappers om zich heen en richtten de Shroud of Turin Research Corporation (STURP) op. De groep van veertig wetenschappers kreeg toestemming om de lijkwade gedurende 96 uur te onderzoeken, waarbij geen materiaal van de lijkwade mocht worden genomen. De onderzoekers probeerden antwoord te krijgen op de vraag of de lijkwade een vervalsing was of niet, en indien de lijkwade geen vervalsing was, wiens afbeelding te zien is.
De Amerikaanse onderzoeker en lid van het STURP-team Walter McCrone nam 32 monsters van diverse plekken van de lijkwade. Op 26 daarvan vond hij sporen van pigment van ijzeroxide (rode oker) en tempera. Hij concludeerde hieruit dat de lijkwade een vervalsing was en dat de overige leden van het team emotie en wetenschappelijk onderzoek door elkaar haalden. Zijn publicatie leidde tot onrust bij de overige leden van het STURP-team. Niet veel later stapte Walter McCrone uit het team.
In 1980 werden de eerste resultaten van het STURP-team gepresenteerd. De overgebleven onderzoekers concludeerden dat op de monsters van McCrone wel degelijk (menselijk) bloed was te vinden. Volgens sommigen was hiermee bewezen dat de lijkwade geen vervalsing was, critici waren van mening dat een vervalser waarschijnlijk menselijk bloed had gebruikt om de schildering realistischer te maken. Overigens gaf McCrone twintig jaar later in bedekte termen min of meer toe dat het mogelijk was dat hij zich vergist had.
Verder hadden de leden van het STURP-team graspollen ontdekt van grassoorten die rond het jaar 1 in de omgeving van het huidige Israël voorkwamen. Rond de voeten werd stof gevonden dat overeenkwam met stof dat in de omgeving van Jeruzalem voorkwam. Tenslotte ontdekten de onderzoekers dat de kleuren alleen op de uiteinden van de vezels zichtbaar waren: zou de lijkwade geschilderd zijn dan zouden de hele vezels gekleurd moeten zijn. De oppervlakkige kleuring van de vezels is het meest consistent met de theorie dat de afbeelding is ontstaan door straling.
De onderzoekers concludeerden dan ook dat er wat hun betreft geen twijfel was over de herkomst van de lijkwade: die zou uit de eerste eeuw uit de omgeving van het tegenwoordige Israël komen. De onderzoekers konden geen uitsluitsel geven over wie op de lijkwade te zien is.
[bewerk] Theorieën over de herkomst van het kleed
[bewerk] Pollenanalyse
Evenals de STURP-analisten concludeerden ook twee Israëlische onderzoekers (Avinoam Danin en Uri Baruch van de Hebreeuwse universiteit van Jeruzalem) in 1999 dat er op de lijkwade graspollen te vinden zijn van grassoorten die in de omgeving van Jeruzalem voorkomen. De betrouwbaarheid van deze conclusie wordt echter scherp in twijfel getrokken, omdat de monsters afkomstig waren van de Zwitser Max Frei die de lijkwade in 1973 had mogen onderzoeken. Andere wetenschappers ontdekten dat één van de monsters meer sporen bevatte dan alle 25 andere monsters samen. Ook omdat Max Frei op zijn werk bij de politie geschorst was wegens het knoeien met bewijsmateriaal om verdachten veroordeeld te krijgen, rezen er veel twijfels bij de betrouwbaarheid van de pollenanalyse.
De Israëlische onderzoekers ontdekten ook dat de afbeelding van een bloem op de lijkwade overeenkwam met een bloem die alleen in de periode maart en april bloeit in de omgeving van Jeruzalem. Hun opmerkelijkste conclusie was dat de verwondingen op het hoofd veroorzaakt waren door een doorn van de plant Gundelia tournefortii, die alleen groeit in de maanden maart-april in de omgeving van Jeruzalem. Dr. Danim kwam op grond van zijn bevindingen tot een datering van de lijkwade van voor de achtste eeuw.
Het valt niet met zekerheid vast te stellen of de identificatie van de planten correct is. Hoewel de bevindingen van de Israëlische onderzoekers consistent zijn met verhalen uit de Bijbel over de kruisiging van Jezus en al hun conclusies wijzen op een herkomst van de lijkwade uit de omgeving van Jeruzalem, zijn hun bevindingen voor de meeste mensen geen onomstotelijk bewijs van de echtheid van de lijkwade.
[bewerk] Overeenkomst met de zweetdoek van Oviedo
Danin vergeleek de Lijkwade van Turijn ook met de Zweetdoek van Oviedo, een relikwie waarvan vrijwel vaststaat dat het afkomstig is uit de omgeving van Jeruzalem en uit de eerste eeuw na Christus. Zijn conclusie luidde dat de Zweetdoek van Oviedo en de Lijkwade van Turijn zoveel overeenkomsten bevatten, dat het waarschijnlijk is dat ze hetzelfde gezicht hebben bedekt. Deze opzienbarende conclusie werd in datzelfde jaar bevestigd door de Spaanse onderzoeker Mark Guscin.
[bewerk] Tweede afbeelding
Op 14 april 2004 verscheen in het tijdschrift van het Institute of Physics in Londen een artikel waarin twee onderzoekers van de universiteit van Padua een tweede afbeelding op de achterkant van het kleed gevonden hadden. Deze afbeelding, waarop vooral een hoofd en handen te zien zijn, is veel minder gedetailleerd en zichtbaar dan de afbeelding op de voorkant van het kleed. De afbeelding werd zichtbaar na bestudering van de foto's van de achterkant van de lijkwade die in 2002 gemaakt zijn.
Net als de afbeelding op de voorzijde, is de afbeelding op de achterzijde volledig oppervlakkig, wat betekent dat er alleen kleurstoffen zichtbaar zijn op het bovenste deel van de vezels. De tweede afbeelding lijkt consistent te zijn met de afbeelding op de voorkant.
De ontdekking van een afbeelding op de achterzijde maakt de theorie dat de afbeelding op de lijkwade het resultaat is van schildering of fotografie minder waarschijnlijk. Het voedt de theorie dat de afbeelding is ontstaan door de Maillard reactie, waarbij lichaamsgassen door het kleed zijn getrokken en gereageerd hebben met het laagje aan de buitenzijde van het kleed.
[bewerk] Huidige standpunten
[bewerk] de Rooms Katholieke Kerk
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is het officiële standpunt van de Rooms-Katholieke Kerk altijd geweest dat de lijkwade een vervalsing is. Al vlak na de ontdekking van de lijkwade schreef de bisschop van Troyes een brief aan de paus, waarin hij schreef over een "handig geverfd doek" waarvan valselijk beweerd werd dat het de lijkwade van Christus is. De bisschop schreef dat de vervalser de waarheid had opgebiecht en schreef dat als er een lijkwade van Christus bewaard zou zijn, deze zeker in de bijbel genoemd zou zijn.
Hoewel de Rooms-Katholieke Kerk de authenticiteit van de lijkwade nooit heeft erkend, stond de kerk verering van de lijkwade wel vanaf vrijwel het begin toe. De kerk erkent het belang van de Lijkwade van Turijn, maar dan als "voorstelling" van Jezus en niet als de authentieke lijkwade. In een toespraak in het jaar 1998 zei Paus Johannes Paulus II dat de lijkwade gezien moet worden als een spiegel waarin het Evangelie en het lijden van Jezus gezien kan worden.
Veel mensen wijzen er ook op dat de lijkwade inconsistent is met de in de Bijbel beschreven kleding die Jezus na zijn dood in het graf droeg. Volgens de Bijbel zou Jezus na zijn dood volgens de Joodse traditie begraven zijn. Deze traditie schreef voor dat een lichaam voor de begrafenis werd gewassen, gezalfd en vervolgens in meerdere doeken werd gelegd (waarvan één speciaal voor op het gezicht).
[bewerk] Standpunt van de (meeste) wetenschappers
Anno 2004 zijn de meeste wetenschappers van mening dat de Lijkwade van Turijn een vervalsing uit de late Middeleeuwen is. Maar zelfs de grootste sceptici zijn het erover eens dat de kwaliteit van de vervalsing vele malen groter is dan de kwaliteit van andere vervalsingen uit de Middeleeuwen en dat er nog steeds vragen onbeantwoord zijn.
Vaak werd er in het verleden de lijkwade nagemaakt met allerlei technieken, maar ook dat kan niet als een wetenschappelijk bewijs worden gezien. Het namaken van de "Nachtwacht" van Rembrandt, bewijst ook niet dat de Nachtwacht in het Rijksmuseum ook is nagemaakt. De controverse duurt evenwel nog steeds door en het laatste woord daarover is nog niet gezegd.
[bewerk] Externe links
[bewerk] Pro-authenticiteit
- (en) The Shroud of Turin Website
- (en) Speech by Pope John Paul about the shroud
- (en) The Shroud of Turin Story - A Guide to the Facts
- (en) The Shroud of Turin: Proof of the Resurrection
- (en) Quest for the Historical Jesus
- (en) "Shroud of Christ?" (A "Secrets of the Dead" episode on PBS)
- (en) (PDF)"The Shroud of Turin's 'Blood' Images: Blood, or Paint? A History of Science Inquiry"
[bewerk] Sceptici
- (en) The Skeptical Shroud of Turin Website - inclusief een overzicht van koppelingen naar beide standpunten
- (en) Skeptic's Dictionary: Shroud of Turin
- (en) McCrone Research Institute presentatie van bevindingen
- (en) Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal