Neologisme
Van Wikipedia
Een neologisme is een nieuw woord dat voor het eerst in een taal wordt gebruikt. Neologismen zijn zelden helemaal nieuw, want neologismen zijn vaak al enige tijd ingeburgerd. Meestal worden ze gevormd uit een samenstelling al bestaande woorden, of komen zij uit een andere taal. Het kan dan gaan om leenwoorden of leenvertalingen. Ook een nieuwe technologie brengt neologismen met zich mee. Sommige psychische aandoeningen (schizofrenie) gaan gepaard met veelvuldig gebruik van neologismen.
Vele neologismen worden nooit een veel gebruikt woord, andere slaan aan en worden na korte tijd veel gebruikt. Als een neologisme voldoende vaak voorkomt, kunnen de makers van woordenboeken beslissen om ze op nemen in een nieuwe druk. In een dynamische samenleving vernieuwt de woordenschat van een taal zich betrekkelijk snel; een groot deel van onze woordenschat bestaat uit neologismen van de afgelopen twee eeuwen. Als een populair neologisme na korte tijd echter weer uit het taalbeeld verdwijnt, is er sprake van een modewoord.
Inhoud |
[bewerk] Neologismen in de literatuur
Nieuwe woorden zijn vaak nodig om fictie, niet bestaande zaken, toch te kunnen benoemen, alsook bij de intrede van nieuwe zaken bij voortschrijdende intellectuele expressie, zoals ook technologische vooruitgang. Neologismen in de literatuur zijn bijvoorbeeld veel te vinden in het impressionisme en met name bij de Tachtigers, en natuurlijk in science fiction.[1]
Schrijvers die veel neologismen hebben bedacht zijn:
- Geoffrey Chaucer, eind veertiende eeuw: placebo;
- William Shakespeare: un-king;[2][3]
- Herman Gorter, in 1890: sneeuwsel;[4]
- Tolkien, schepper van volken: Hobbits;
- Willem Elsschot, bijvoorbeeld in zijn boek Kaas;
- Marten Toonder, bijvoorbeeld: denkraam en minkukel;
- Remco Campert, in 1961: vurrukkulluk;
- Koot en Bie, bijvoorbeeld: regelneef; doemdenker; positivo; bescheurkalender;
- Luc Versteylen;
- Karel Čapek (of eigenlijk zijn broer Jozef Čapek): robot;
- Wim T. Schippers.
- Cees Buddingh', de blauwbilgorgel
[bewerk] Neologismen in de wetenschap
- Democritus, leerling van Aristoteles, gaf nieuwe inhoud aan het woord atomos, Grieks voor "ondeelbaar": het atoom.
- Simon Stevin, uitvinder van de decimale breuk, bedacht en vertaalde veel woorden, niet in de laatste plaats vierkantswortel en wiskunde.[5]
- De ontdekkingsreizen brachten woorden als kangaroo en hamaca naar Europa. Het laatste verwerd via het Spaans tot amaca in het Italiaans, in het Frans tot hamac, in het Engels hammock, Zweeds hängmatta, maar het betekent "geworpen visnet" of "visnet dat geworpen wordt" in de taal van de Taíno indianen in precolumbiaans Puerto Rico. Vandaar het woord hangmat.
- James Joyce schreef in Finnegans Wake (1939) slechts over "Three quarks for Muster Mark". De drie gaven hun naam aan een deel van "het ondeelbare", een natuurkundig "elementair deeltje": de subatomaire quark.[6]
[bewerk] Voorbeelden
De vlaflip werd in 1963 bedacht door mevrouw Reuvers-Ulijn uit Oss. Epibreren werd bedacht door een anonieme ambtenaar, maar in de jaren vijftig bekend gemaakt door Simon Carmiggelt.
Recente voorbeelden zijn chipknip en pinnen, digibeet, fluisterasfalt, muisarm, sms-duim consuminderen.
Een ander voorbeeld is 'vertrossing': toen de nieuwe omroep de TROS op de Nederlandse publieke omroep verscheen, gingen de andere omroepen soortelijke programma's uitzenden als de TROS. Vertrossing is een negatieve term die aanduidt dat er erg oppervlakkige programma's worden uitgezonden. Ook kijkfile is er zo één van. Het is de file ten gevolge van automobilisten die remmen omdat er aan de andere kant van de straat een ongeval is gebeurt.
- Op 5 september 2002 bedacht kamervoorzitter Frans Weisglas het begrip nulpraat, ter vervanging van het door kamerlid Agnes Kant gebezigde lulpraat.
- Op 17 januari 2004 introduceerde S. Montag een woord voor een platgetrapt kauwgumpje, namelijk spum.
- In 2005 schreef de VRT een wedstrijd uit voor het bedenken van een Nederlands woord voor lanyard. Uiteindelijk werd het woord houwtouw uitgeroepen tot winnaar.
Andere neologismen:
- Glokaliseren, lokaal dingen veranderen (bijvoorbeeld gemeentelijke wetgeving), zodat je ingesteld bent op globalisering.
- Murks, Nederlandse jongerentaal met veel elementen uit immigrantentalen.
- Marcel van Dam voerde ooit de vrouw van een Jan Modaal op, die uitriep: "Je hebt je laten belubberen!", waarmee zij bedoelde, dat haar man zich met demagogie had laten inpakken. Dat de woordbetekenis afgeleid mocht worden uit de combinatie van de woorden “Belazerd” en “Lubbers” werd overigens door de "uitvinder" niet bevestigd.
- Luc Versteylen was ook creatief met neologismen, hij was tenslotte ook leraar Nederlands. bijvoorbeeld: laat je niet verBlack-en-Deckeren. Steek dus zelf je handen uit de mouwen ipv je door de reclame energieverslindende (overbodige) apparatuur te laten aansmeren.
- Ook van Matthias Storme zijn er een reeks neologismen bekend (contrafederalisme, fobomanie, multinihilisme, enz.)
[bewerk] Externe links
- het portaal voor neologismen in het Nederlands: Neoterm
- http://www.serc.nl/people/elswijk/neologis.htm
- nieuwe woorden, neologismen (Duits)