Ástor Piazzolla
Van Wikipedia
Ástor Piazzolla (Mar del Plata, 11 maart 1921 - Buenos Aires, 4 juli 1992) was een Argentijns tanguero (tangomuzikant), bandoneonist en componist. Zijn nieuwe tangobenadering zorgde voor een vernieuwing van de Tango. Piazzolla was een controversiële figuur op muzikaal en politiek vlak.
Zijn bekendste werk is ongetwijfeld Adiós Nonino. Hierover wordt gezegd dat hij telefoon kreeg in Amerika, dat zijn vader was overleden. Piazzolla trok zich terug op zijn kamer en begon op zijn piano dit lied te spelen. "Adiós Nonino" betekent "Vaarwel opaatje". Hij improviseerde dit lied ter plekke en schreef het op.
Inhoud |
[bewerk] Biografie
[bewerk] Opleiding
Ástor Pantaleon Piazzolla wordt op 11 maart 1921 geboren in de kustplaats Mar del Plata, Argentinië. Hij is enig kind van Vicente Piazzolla en Asunta Mainetti. In 1925 verhuist de familie naar New York, waar zij wonen tot 1936, tot ze terugkeren naar Mar del Plata voor een korte vakantie.
In 1929, wanneer Piazzolla 8 jaar oud is, geeft zijn vader hem zijn eerste bandoneon. Hij studeert een jaar bandoneon bij Andres D’Aquila, met wie hij zijn eerste opname maakt, Marionette Spagnol.
In 1933 studeert hij bij de Hongaarse pianist Bela Wilda, leerling van Rachmaninov, over wie Piazzolla later zei: “Bij hem leerde ik Bach waarderen”. Kort daarna ontmoet hij de beroemde tangozanger Carlos Gardel, die later een goede vriend van de familie wordt, en met wie hij een rol krijgt in de film “El Dia Que me Quieras”, als een krantenjongen. Deze film zal een grote rol spelen in de geschiedenis van de tango.
In 1936 keert Piazzolla terug naar Mar Del Plata, waar hij in een aantal tango-orkesten meespeelt. Daar doet hij - na die van Bach bij Bela Wilda - een tweede grote ontdekking, als hij Elvino Vardaro’s sextet op de radio hoort. Vardaro wordt later Piazzolla's violist. De alternatieve manier waarop Vardaro de Tango benadert raakt Piazzolla diep en hij wordt een bewonderaar van hem. Zeer onder de indruk van deze 'alternatieve soort' tango, besluit Piazzolla naar Buenos Aires te verhuizen. Nog maar 17 jaar oud!
In Buenos Aires speelt hij bij een aantal tweederangs tango-orkesten tot 1939, tot hij zich realiseert dat hij eigenlijk bij één van de grootste tango-orkesten in die tijd wil spelen, namelijk Aníbal Troilo y su Orquesta Típica. Troilo werd destijds gezien als misschien wel de beste bandoneonspeler en Piazzolla beschouwt hem als één van zijn inspiratiebronnen.
Piazzolla wil een hoger niveau bereiken en gaat les volgen bij Alberto Ginastera in 1941. Later, in 1943, studeert hij piano bij Raul Spivak. In 1942 trouwt hij met Dede Wolff en krijgt hij twee kinderen, Diana en Daniel. Piazzolla's werken worden in die tijd ervaren als muziek van een te hoog niveau, en het orkest van Troilo moet ze grondig arrangeren om ze nog dansbaar te maken.
[bewerk] Eigen orkest
In 1943 slaat hij de klassieke weg in met Suite para Cuerdas y Arpas en in '1944 hij gaat weg bij Troilo’s orkest om een orkest te gaan leiden waar Francisco Fiorentino bij zit. Hij speelt twee jaar samen met Fiorentino en vormt daarna zijn eerste eigen orkest, dat na nog geen drie jaar uiteenvalt. Met dit orkest volgt hij zijn creatieve impulsen en ontwikkelt het orkest met een dynamische en harmonische toets. Deze benadering van de tango door Piazzolla is moderner, en anders, en veroorzaakt de eerste controversen met de traditionele tangueros.
In 1946 componeert hij El Desbande, wat Piazzolla beschouwt als zijn eerste officiële tango, en kort daarna begint hij filmmuziek te schrijven.
In 1949 vindt hij dat het tijd wordt om te stoppen met het orkest en de bandoneon, en hij stopt bijna helemaal met tango. Hij zoekt iets anders, een ander doel. Hij gaat voort met het bestuderen van Bartók en Stravinsky, hij studeert orkestdirectie bij Hermann Scherchen, en hij luistert veel naar jazz. Zijn zoektocht naar een eigen stijl obsedeert hem, hij verlangt naar iets anders dat niets te maken heeft met tango. Alles is een rommeltje en Piazzolla besluit om de bandoneon te laten vallen en zich te wijden aan muziekstudie. Hij is dan 28 jaar oud.
[bewerk] Eigen weg
Tussen 1950 en 1954 componeert hij een serie werken, conceptueel duidelijk anders dan de tango van dat moment, en dat definieert verder zijn unieke stijl met als resultaat onder andere de volgende muziekstukken; Para lucirse, Tanguango, Prepárense, Contrabajeando, Triunfal , Lo que vendrá.
In 1953 introduceert hij het werk Buenos Aires (3 symfonische delen) - gecomponeerd in 1951 - voor de Fabien Sevitzky-wedstrijd. Piazzolla wint de eerste prijs en zijn werk wordt gespeeld in de Law School in Buenos Aires door het symfonisch orkest Radio del Estado met de toevoeging van twee bandoneons gedirigeerd door Sevitzky zelf. Alles loopt goed, tot er aan het einde van het concert een vechtpartij uitbreekt. Het publiek is het er niet mee eens dat de waardigheid van de bandoneon wordt afgenomen, door in een symfonieorkest te worden ondergebracht.
Eén van de prijzen die Piazzolla met de Fabien Sevitzky-wedstrijd gewonnen heeft, is een studiebeurs van de Franse regering om in Parijs te studeren (in 1954) bij Nadia Boulanger, die hij beschouwt als de beste muziekdocente ter wereld in die tijd. Bij Boulanger probeert Piazzolla zijn tangoverleden en zijn bandoneonwerken te verbergen, denkend dat zijn bestemming in de klassieke muziek ligt. Dit misverstand wordt vlug de wereld uitgeholpen als hij zijn hart lucht bij Boulanger en hij voor haar zijn tango Triunfal voorspeelt. Van haar krijgt hij een mooie aanbeveling; "Ástor, uw klassieke stukken zijn goed geschreven, maar de ware Piazzolla is hier, laat hem nooit achter."
[bewerk] Bandoneon
Na deze periode, volgt Piazzolla de raad van Boulanger op, en keert terug naar de tango en naar zijn instrument, de bandoneon. Vroeger moest hij kiezen tussen tango of ingewikkelder muziek, vanaf nu combineert hij deze muziekstijlen gewoon. In Parijs componeert hij een paar tango’s voor strijkorkest en begint hij bandoneon staande te spelen. (De meeste bandoneonspelers spelen de bandoneon zittende.)
Wanneer Piazzolla naar Argentinië terugkeert, zet hij zijn werk met strijkorkesten voort en vormt hij een groep, de Octeto Buenos Aires. Hij combineert 2 bandoneons, 2 violen, 2 contrabassen, 1 cello en een piano met elkaar, en veroorzaakt daarmee dat zijn werken nu als innovatief beschouwd worden. Hij wijkt af van de klassieke tango, de traditionele bezetting van het orquesta tipica en maakt kamermuziek, muziek zonder een zanger of dansers. Omdat hij hiermee verder gaat dan ooit en zich nog meer verwijdert van de traditionele tango, wekt hij de woede van de orthodoxe tangueros, en wordt het doelwit van gemene kritiek. Maar Piazzolla is vastberaden, en laat zich niet vermurwen. De media en de studios zijn eveneens vastberaden en er ontbrandt een escalerende koude oorlog. In 1958 verlaat hij zijn Octeto en gaat terug naar New York.
Tussen 1958 en 1960 werkt hij in de Verenigde Staten, waar hij experimenteert met Jazz- Tango, wat helaas alleen maar negatieve reacties oplevert. Wel schrijft hij daar in 1959 zijn beroemde werk Adios nonino ter nagedachtenis aan zijn overleden vader. Als hij in rouw terugkeert naar Argentinië, maakt hij de eerste van zijn beroemde kwintetten, die door New Tango wordt gespeeld. Met een bezetting van bandoneon, viool, contrabas, piano, en elektrische gitaar) Met dit kwintet kan Piazzolla het best zijn gevoelens van dat moment uitdrukken.
In 1963 speelt hij Tres tangos sinfonicos, voor het eerst gedirigeerd door Paul Klecky. In 1965 maakt hij twee van zijn belangrijkste opnames, Piazzolla at the Philharmonic Hall New York en El Tango, gemaakt ter ere van zijn vriendschap met Jorge Luis Borges.
In 1966 gaat Piazzolla weg bij Dede Wolff. In 1968 begint hij samen te werken met de dichter Horacio Ferrer, met wie hij de Operita Maria de Buenos Aires componeert. Daarmee vind hij een nieuwe stijl uit, het tango-lied. Rond die tijd gaat hij ook in zee met Amelita Baltar.
In 1968 beleeft zijn 'operaatje' Maria de Buenos Aires de première en voordat het jaar voorbij is, wordt deze inmiddels zo'n 120 keer opgevoerd en uitgebracht op langspeelplaat.
In 1969 componeert hij met Horacio Ferrer Balada para un loco, voorgedragen op het First Iberoamerican Music Festival, waar hij een tweede plaats bemachtigt. Dit werk zal zijn eerste hit worden.
In 1970 keert hij terug naar Parijs waar hij met Ferrer El Pueblo Joven componeert. In hetzelfde jaar hij vormt de groep Conjunto 9, waarmee hij voornamelijk in Buenos Aires en in Italië optreedt. Deze groep was Piazzolla’s droom. Deze kamermuziekgroep wilde Piazzolla altijd al om zijn gecompliceerde muziek mee uit te voeren. Helaas is de groep gedoemd tot uiteenvallen om economische redenen.
[bewerk] Conjunto Electrónico
In 1972 speelt Piazzolla voor het eerst in het Teatro Colon in Buenos Aires. In 1973, na een periode waarin hij uitzonderlijk veel werken had geschreven, krijgt hij een hartaanval waardoor hij het wat rustiger aan moet doen.
In hetzelfde jaar (1973) besluit hij om te verhuizen naar Italië, waar hij een serie opnames maakt gedurende 5 jaar. De bekendste is wellicht Libertango, een werk dat ook in Europa beroemd is geworden.
In deze jaren vormt Piazzolla de groep Conjunto Electrónico, een octet dat bestaat uit een bandoneón, elektrische piano en/of akoestische piano, orgel, gitaar, elektrische basgitaar, drums, synthesizer en een viool. Deze groep heeft niets te maken met de vorige groepen, en velen vinden dat het meer jazz-rock speelt, dan tango, maar Piazzolla zegt dat het zijn muziek is, en dat het meer verwant is met de tango dan met jazz-rock.
In 1974 gaat Piazzolla weg van Amelita Baltar. Hetzelfde jaar neemt hij een prachtige opname op met Gerry Mulligan en een Italiaans orkest, namelijk Summit. Aníbal Troilo sterft in 1975 en Piazzolla maakt in zijn nagedachtenis Suite Troileana , een 4-delig werk. Hij neemt het op met Conjuncto Electronico.
In 1976 ontmoet hij zijn laatste vrouw: Laura Escalada. In december van datzelfde jaar speelt hij een uitzonderlijk concert: 500 motivaciones , speciaal geschreven voor Conjunto Electronico. In 1977 speelt Piazzolla alweer een gedenkwaardig concert in de Olympia in Parijs, met dezelfde bezetting als voordien, maar met muzikanten die dichter bij rock-muziek staan. Dit is de laatste keer dat hij een elektrische groep heeft. Hij verlaat deze stijl. Het is niet omdat Piazzolla vindt dat Conjunto Electronico geen goede muziek maakt, maar hij denkt dat de echte Piazzolla daar niet floreert. In 1978 komt Piazzolla terug tot zijn kwintet en wijdt zich opnieuw aan kamermuziek en symonische werken.
[bewerk] Wereldberoemd
De volgende tien jaar zijn de beste wat Piazzolla’s populariteit betreft. Hij gaat over de hele wereld spelen: Europa, Zuid-Amerika, Japan en de Verenigde Staten. Tot 1990 hij werkt uitsluitend met zijn kwintet, en daarna werkt met een sextet, zijn laatste gezelschap. Er zijn veel live opnames van de concerten uit die periode, voornamelijk op cd.
In 1982 schrijft hij Le Grand Tango voor cello en piano, opgedragen aan de Rus Mstislav Rostropovitch, een van de bekendste cellisten van zijn tijd, en voor het eerst door hem uitgevoerd in 1990 in New Orleans. In juni van het jaar 1983 begint hij met één van zijn beste programma's van zijn leven. Hij speelt een programma gewijd aan zijn eigen muziek in het Teatro Colon in Buenos Aires, het walhalla van de klassieke muziek in Argentinië. Voor de gelegenheid herschikt hij de groep Conjunto 9 en speelt solo met een symfonisch orkest gedirigeerd door Pedro I. Calderon.
In 1984 speelt hij met de zangeres Milva in de Bouffes du Nord te Parijs en in Wenen met het 'Quinteto Tango Nuevo' waar hij het live-album “Live in Wien” opneemt. Hij speelt in Berlijn en in het theater Vredenburg in Utrecht, waar VPRO-regisseur Theo Uittenbogaard opnamen maakt en hem -tot zijn grote genoegen- laat spelen tegen de achtergrond van de extreem uitvergrote, 'live' projectie van zijn bandoneon. In 1985 wordt hij benoemd tot buitengewone burger van Buenos Aires en speelt het concert voor bandoneón en gitaar, Homenaje a Lieja, gedirigeerd door Leo Brouwer in het vijfde Belgische Internationale Gitaar Festival.
[bewerk] César
In 1986 ontvangt hij een Cesar-prijs voor de filmmuziek bij El exilio de Gardel en met Gary Burton neemt hij Suite for Vibraphone and The New Tango Quintet , live in het Jazz Festival in Montreux, Zwitserland. In 1987 neemt hij met het St. Luke’s orkest gedirigeerd door Lalo Schifrin, het Concert for Bandoneon en Three Tangos voor bandoneon en orkest op.
Het concert dat plaatsvindt in 1987 in New York’s Central Park voor een enorm publiek is een verjongende ervaring voor Piazzolla. De stad waar hij zijn kindertijd doorbracht, waar hij in de ban raakte van Bach en jazz, en waar hij faalde in 1958, heeft eindelijk aandacht aan zijn muziek. De opnamen uitgebracht in de V.S. in de late 80’s, representeren zijn levensloop, waaronder:Tango Zero Hour, Tango Apasionado, La Camorra, Five tango Sensations.
[bewerk] Laatste opname en laatste concert
In 1988, enkele maanden na het opnemen van wat zijn laatst opname met het kwintet (La Camorra) zijn zou, ondergaat Piazzolla een viervoudige bypass-operatie. Spoedig daarna, vroeg in 1989, vormt hij zijn laatste groep: het Nieuwe Tango Sextet dat bestaat uit twee bandoneons, piano, elektrische gitaar, bas en cello. Met deze groep in juni van 1989 speelt hij in de Teatro Opera te Buenos Aires wat zijn laatste concert in Argentinië zou zijn en begint daarna een uitgebreide tour door de V.S., Engeland, Duitsland en Nederland.
Tegen het einde van 1989 verlaat Piazzolla zijn groep en gaat solo spelen met strijkkwartetten en symfonische orkesten. Tot 4 augustus 1990 in Parijs, waar hij een beroerte krijgt. Na bijna 2 jaar lijden aan de gevolgen van dit insult, sterft hij op 71-jarige leeftijd in Buenos Aires op 4 juli 1992.
[bewerk] Invloed
Zijn opus, meer dan 1000 werken omvattend, een karakteristieke carrière en een ongetwijfeld Argentijnse smaak, beïnvloedt nog steeds muzikanten in de wereld van alle generaties. Bijvoorbeeld de violist Gidon Kremer, de cellist Yo-Yo Ma, het Kronos Kwartet, de pianisten Emanuel Bijl en Arthur Moreira Lima, de gitarist Al Di Meola, de bandeonist Carel Kraayenhof, de Assad broers en talrijke kamermuziek- en symfonische orkesten. Een carrière, die gekarakteriseerd wordt door zijn esthetisch talent en zijn unieke stijl.
[bewerk] Bekendste werken
- Buenos Aires
- Adios nonino
- Balada para un loco
- Libertango
- Le Grand Tango
- Oblivion
[bewerk] Werken voor banda (harmonieorkest)
- Libertango
- Tango Nro. 1
- Verano porteño