Altviool
Van Wikipedia
De altviool is een gestreken snaarinstrument. De alt is iets groter dan de viool en heeft ook vier snaren, gestemd als C-G-D-A. De altviool heeft een interessante rol in een ensemble of orkest. Soms speelt de altviolist
- een ondersteunende stem, om de harmonische opbouw compleet te maken, waarbij deze niet te sterk mag spelen;
- een basstem, bijvoorbeeld als de cello een melodie speelt; die basstem moet je goed laten horen;
- een tweede stem tegen de eerste viool of cello aan – ook dan moet de alt goed gehoord worden;
- een solopassage.
Altisten moeten hun partijen goed analyseren en weten in welke passages ze in welke rol zitten.
De formanten in de resonantie door de klankkast van een altviool liggen een ongeveer een terts te hoog voor zijn stemming. Daardoor klinkt de alt altijd wat meer omfloerst dan de kleinere of grotere broer, de viool resp. cello, die een betere aanpassing van hun resonantiepieken hebben. Eigenlijk zou een altviool groter moeten zijn, maar dan is hij niet meer in de arm te bespelen. Er is wel eens als proef een grotere altviool gebouwd, en die heeft de bespeler op de knie leren bespelen. Zo'n alt klonk wel sterker, maar men miste er de typische altklank aan en dit is dus geen succes geworden. De grote Italiaanse vioolbouwers uit de achttiende eeuw, zoals Stradivarius, Amati en Gasparo da Salo, bouwden ook altviolen.
Verschillende componisten zoals Bach, Mozart, Felix Mendelssohn, en speciaal Antonín Dvořák speelden zelf graag en vaak altviool. Andere, zoals Beethoven, deden het een tijdje als bijbaantje om in hun levensonderhoud te voorzien.
In Hongaarse en Roemeense muziek wordt een speciale altviool gebruikt (nu kontra genoemd, of bratch, evenals het Duitse Bratsche afgeleid van het Italiaanse Viola da Braccia oftewel armviool), meestal uitgevoerd met vlakke kam en drie snaren (vaak gestemd als G-d-A) waardoor akkoordspel mogelijk wordt; hier heeft de alt uitsluitend ritmisch/harmonische functie; melodiespel is zo goed als onmogelijk. Hetzelfde gebeurt in de zigeunermuziek die sterk aan de twee genoemde muzieksoorten verwant is.
[bewerk] Repertoire
Als solo-instrument kon de altviool lange tijd slechts zelden op de voorgrond treden. In de barok is bijvoorbeeld erg weinig altvioolmuziek geschreven. Er zijn uit die periode enkele concerto's van onder andere Georg Philipp Telemann, Georg Benda, Vivaldi en Bach (Brandenburgs concerto nr.6).
In de klassieke periode is de oogst iets rijker: leden van de componistenfamilie Stamitz, Hoffmeister, Dittersdorf, Michael Haydn, Vanhal, Rolla... Mozart gaf de altviool in zijn beroemde Kegelstatt-trio (KV 498) en in de Sinfonia concertante (KV 364) voor viool en altviool een prominente plaats.
De altviool wordt verder "ontdekt" in de 19e eeuw. Carl Maria von Weber en Johann Nepomuk Hummel schreven concertante muziek voor altviool. Niccolò Paganini vroeg Hector Berlioz om een altvioolconcert, maar het resultaat, Harold en Italie, is meer een symfonie met een flinke rol voor de altviool. Brahms gaf met enige aarzeling de altviool de rol van alternatief instrument in zijn twee sonates voor klarinet en piano, opus 120. Het enthousiasme hierover van de violist Joseph Joachim overtuigde hem echter van de waarde van deze versie. Max Bruch en Robert Schumann schreven verschillende werken met een solorol voor de altviool, vaak in combinatie met klarinet. De timbres van deze twee instrumenten mengen overigens bijzonder goed. Ook de altvioolmuziek van de Belgische componist Henri Vieuxtemps is het vermelden waard.
Grote 20e-eeuwse altvioolliteratuur schreven Paul Hindemith, Benjamin Britten, Darius Milhaud, Max Reger, Bohuslav Martinu, Dmitri Sjostakovitsj en Béla Bartók. In de 20e eeuw spelen virtuozen als Paul Hindemith, Lionel Tertis en Lilian Fuchs op dit instrument een grote rol voor de bekendheid die het altvioolrepertoire tegenwoordig geniet. Ook de Engelse altviolist William Primrose heeft componisten aangezet tot het componeren van nieuwe werken, bijvoorbeeld de concerto's van William Walton en Béla Bartók.
In de tweede helft van de 20e eeuw schreven onder andere György Kurtág, Krzysztof Penderecki, Giya Kancheli, Alfred Schnittke en Peter Eötvös prachtige altvioolconcerten en andere sololiteratuur voor het instrument. De altviool wint aan populariteit, en krijgt de solisten die hij verdient: Nobuko Imai, Yuri Bashmet, Kim Kashkashian, Tabea Zimmermann, Paul Silverthorne, Gérard Caussé, en vele anderen. Ook topviolisten als Nigel Kennedy, Maxim Vengerow, Pinchas Zukermann en Isabelle van Keulen bespelen de altviool. Morton Feldman wijdde twee composities aan het instrument: The viola in my life 1 en 2.
Het heeft lang geduurd vooraleer componisten én altviolisten de complexe klank van de altviool hebben leren exploreren. Het instrument kent zekere beperkingen, zoals de tessituur die het moeilijker maakt op te tornen tegen een orkest of zelfs een ontketende vleugelpiano. Dat er geen standaardafmetingen bestaan voor de altviool, leidt bovendien tot een veel individuelere klank voor elk instrument: veeleer alt of veeleer tenor, meer of minder nasaal, melancholisch, donker, "zanderig" of zangerig, ... Anderzijds biedt die complexe klank met haar wisselende stemmingen veel mogelijkheden, en daar is prachtige muziek uit voortgekomen...
[bewerk] Externe link
- www.viola.com
- http://bracsa.lap.hu Altviool link center