Geschiedenis van Gent
Van Wikipedia
Dit artikel handelt over de geschiedenis van Gent.
Inhoud |
[bewerk] Oorsprong
Reeds in de Gallische (of Keltische) tijd waren er meerdere woonkernen in de streek. De naam Gent zou afkomstig zijn van de Keltische waternaam Gond => Germaans Gand => Latijn Gandavum.[1]
Jozef Vercoullie legt uit[2] dat Ganda nooit kan betekenen samenvloeiing, de samenvloeiing van de rivieren Leie en Schelde, omdat -avum enkel bij namen van waterlopen voorkomt.
De rivieren stroomden en kronkelden in een gebied waar veel gronden periodiek onder water liepen (de meersen) en die dus niet ideaal waren voor landbouw maar beter geschikt voor schapenteelt. Gent zou eeuwenlang de belangrijkste stad van de Nederlanden zijn voor laken (gemaakt van wol), vlas (met in de 19e eeuw de grootste vlasfabriek van West-Europa) en katoen (de eerste geïndustrialiseerde stad van het vasteland, ook het Manchester van het vasteland genoemd.)
Gent had vanaf de zevende eeuw twee grote abdijen: de Sint-Baafs- (625-650) en de Sint-Pietersabdij (na 650), die mee de stad hielpen vormen. De stad moet rond 800 belangrijk genoeg geweest zijn opdat Lodewijk de Vrome, zoon van Karel de Grote, Einhard tot abt van beide abdijen benoemt. Einhard was de biograaf van Karel de Grote.
In 851-852 en opnieuw tussen 879 en 883 verwoestten de Vikingen de stad en vestigden zich lange tijd aan de Schelde (ter hoogte van huidig Duivelsteen, Sint-Baafs, Biezekapelstraat, Wijdenaard). Kort daarna, aan het einde van de 9de eeuw werd een Castrum opgericht door Boudewijn II de Kale op de plaats van het huidige Gravensteen. De bewoners hergroepeerden zich waarschijnlijk daar (Oudburg) en op de Graslei aan de Leie. Gent groeide uit verschillende kernen samen tot een grote stad.
[bewerk] Grootste stad van de Lage Landen
Vanaf het jaar 1000 was Gent gedurende honderden jaren de grootste stad van de Nederlanden (tot rond 1550). Gent was groter dan Londen of Keulen. Buiten Italië was enkel Parijs groter. Keizer Karel V zei over Gent: "Je mettrai Paris dans mon Gant" (Ik zou Parijs in mijn handschoen/Gent steken.) In de 13e eeuw telde de stad zo'n zestigduizend inwoners.
Omstreeks 1100 verleende de graaf aan de stad Gent het recht een eigen schepenbank in te stellen. Zo groeide de stad langzamerhand uit tot een autonome macht met volledig zelfstandige instellingen. Gent was altijd een vrijheidslievende en rebelse stad. De burgers vochten er honderden jaren tegen de vorsten om hun privileges of vrijheden te vrijwaren.
Zie: Lijst van Burggraven van Gent
Tot 1302 regeerden in feite een aantal gegoede burgerfamilies, de zogenaamde XXXIX (de Negenendertig), omdat bestuur en rechtspraak in hun handen waren. Deze patriciërs vormden een gesloten groep van kapitalisten, rijk geworden door de handel en industrie van laken en linnen. De patriciërs die hun eigen belangen trachtten te beschermen, kozen meestal de zijde van de Franse koning tegen de graaf en kregen daardoor van het volk de scheldnaam Leliaerts.
In 1297 zette de Graaf van Vlaanderen (België) Gwijde van Dampierre de Raad der XXXIX af en na de overwinning in de Guldensporenslag (juli 1302) verkregen de gilden en de kleine neringen het recht tot coöptatie van schepenen, waardoor er in Gent een meer democratisch bestuur kwam.
Gedurende de eerste fase van Honderdjarige Oorlog (1338-1345) koos Gent, na eerst neutraal te zijn gebleven, de zijde van Engeland, omdat dit land de invoer van grondstoffen voor de textielnijverheid had geblokkeerd. Artevelde, een rijk lakenhandelaar, plaatste zich aan het hoofd van een regering die tegen de graaf Lodewijk van Nevers opstond, omdat deze de zijde van de Franse koning had gekozen. Midden op de Vrijdagmarkt staat het standbeeld van Jacob van Artevelde, de 'wijze man van Gent', die op het plein op 26 januari 1340 koning Edward III van Engeland ontving en in september als koning van Frankrijk erkende (in 1360 moest hij zijn aanspraken opgeven). Zijn vrouw, Philippa van Henegouwen, schenkt te Gent op (24 juni 1340) het leven aan een zoon, Jan van Gent (John of Gaunt), de stamvader van het Huis van Lancaster. Sociale conflicten braken echter uit in de stad ('den quaden maendach') en tijdens een opstand van de volders, die het bewind van de wevers onder Artevelde wilden omvergooien, werd Jacob van Artevelde in zijn woning op de Kalandeberg vermoord (17 juli 1345).
Na de Goede Disendach ('Goede dinsdag') in 1349 werd het gezag van de nieuwe graaf, Lodewijk van Male, erkend. Maar het bleef woelig in Gent: het volk wilde medezeggenschap en de sterk georganiseerde gilden namen deel aan de politieke strijd. In 1369 werd de verdeling van de schepenambten aangepast: er werden voortaan in de schepenraad 3 vertegenwoordigers van de poorters, 5 van de 53 kleine 'neringen' en 5 van de grote 'gilden' (of ambachten) opnieuw opgenomen. De graaf trachtte steeds opnieuw de macht in handen te krijgen en dit leidde tot opstanden, zoals die van 1379-1385 onder leiding van Jan Hyoens, Frans Ackerman en Filips van Artevelde, zoon van Jacob. De opstand begint door de moord op een grafelijke baljuw, die de Gentse privileges onvoldoende had gerespecteerd. Enkele malen lukt het de opstandelingen, met steun van ambachtsgilden in andere steden, om bijna het hele graafschap Vlaanderen te beheersen. Artevelde, die de Gentenaars aanvoerde tegen het Franse leger onder leiding van koning Karel VI en graaf Lodewijk van Male, sneuvelde in 1382 in de slag bij Westrozebeke.
Deze eerste grote opstand eindigde onbeslist in december 1385 door de Vrede van Doornik met de nieuwe graaf Filips de Stoute. De privileges bleven hierdoor evenwel gehandhaafd, en er gold zelfs amnestie voor elke vorm van verzet, maar Gent moest alsnog haar verbond met Engeland opgeven en de koning van Frankrijk als zodanig erkennen. In 1407 wordt te Gent de Raad van Vlaanderen gevestigd en zal als voertaal het Nederlands krijgen.
Van toen af aan werd het Huis van Bourgondië de nieuwe tegenstander van de oproerige stad, die zich eerst verzette tegen Filips de Goede, later tegen Maria van Bourgondië - aan wie zij het Groot Privilege ontfutselde - en tenslotte tegen Maximiliaan van Oostenrijk. In 1492 moest de stad - na de onthoofding van Jan van Coppenolle - de Vrede van Kadzand ondertekenen, waardoor haar zelfstandigheid sterd besnoeid werd en waaraan definitief een einde zou komen in 1540.
[bewerk] De Nederlandse opstand
In de zestiende eeuw speelde Gent een belangrijke rol in de opkomst van het Calvinisme (Hervorming). In 1537 weigerde de stad de bede van de landvoogdes Maria van Hongarije (ter ondersteuning van de oorlogen van keizer Karel V tegen Frankrijk) maar daarmee gepaard gaande opstand werd door de keizer hard neergeslagen (1540): de leiders van de opstand moesten in boetekleed en met een strop om de hals vergiffenis vragen, dit werd algauw een historisch detail. In de ogen van de buitenstaanders deelden alle inwoners van Gent het lot van de 'Creesers' ("krijsers"). De Gentenaren zelf waren echter niet met die spotnaam gediend. Spoedig kwamen er strenge sancties tegen hen die dit woord durfden gebruiken, gaande van geselingen ("up u bloot lichaem totten bloede"), tot het extreem geval van een luitenant die in 1578 aan de galg met een echte strop mocht kennismaken. Doorheen de eeuwen is de term 'Stropdragers' (of "Stropkes") zelfs een eretitel geworden van trotse Gentenaars die als zovele Arteveldes hun eigenzinnige aard blijven manifesteren.
Toen de leiders om vergiffenis vroegen werd Gent in 1540 aan een nieuw statuut onderworpen, de z.g. 'Concessio Carolina'. De Klokke Roeland, zinnebeeld van de Gentse zelfstandigheid, werd verwijderd uit het belfort en een nieuwe burcht, het 'Spaans kasteel', zou er voortaan over waken, dat de Gentenaren niet meer al te driest zouden worden. De middeleeuwse, eens zo machtige stadsstaat had afgedaan.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd in 1576 door de verzamelde Staten-Generaal van de Nederlanden de Pacificatie van Gent gesloten, een godsdienstvrede tussen Roomsen en de protestanten. Tussen 1577 en 1584 was er in Gent een calvinistische Republiek gevestigd onder leiding van Jan van Hembyze en François van Ryhove.
Toen werd ook de eerste Gentse (theologische) universiteit opgericht (in 't Pand, vandaag gerestaureerd en eigendom van de Universiteit Gent). Na de inname van Gent door de hertog van Parma op 17 augustus 1584 weken ruim 4.000 Calvinisten uit naar de Zeven Verenigde Provinciën.
[bewerk] Verval en heropleving
Van eind 16de tot ca. midden 18de eeuw, kende Gent een economisch verval; de middeleeuwse bevolking van boven de 50.000 was in 1650 teruggevallen op ca 31.000. Door de Vrede van Munster (1648) verloor de stad ook haar uitweg naar de zee. De vestiging van nieuwe nijverheden in de tweede helft van de 18de eeuw bracht economische heropleving en Gent zou weer de grootste stad van België worden en dat blijven tot de hongersnood van 1845-1848.
Aan het eind van de 18e eeuw zou het als eerste stad van het vasteland industrialiseren vooral ingevolge de invoering van de gemechaniseerde linnen- en katoennijverheid, onder meer nadat Lieven Bauwens een spinmachine, de "Mule Jenny", uit Engeland naar het vasteland smokkelde; alsmede het uitgraven van de Coupure (1751-1753), die de Leie met de Brugse Vaart verbond. .
Gedurende de Franse tijd (1794-1814 steeg de welvaart in Gent, en tijdens het Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) werd Gent een universiteitsstad (1816-1817) en ook opnieuw een zeehaven, door het graven van het Kanaal Gent-Terneuzen (1825-1827). Toen vonden ook de Gentse katoenweefsels een uitgestrekt afzetgebied in Nederlands-Indië, wat verklaart dat de Gentse industriëlen de Belgische Omwenteling niet algemeen toejuichten. Na 1830 bleef een groot deel van de Gentse burgerij oranjegezind (Hippolyte Metdepenningen), hoewel de meerderheid van de orangisten liefst Frans sprak. Na 1848 gingen de orangisten op in de Liberale Partij.
Op 28 december 1814 werd te Gent tussen de Angelsaksische mogendheden (Engeland en de Verenigde Staten) de Vrede van Gent gesloten. En gedurende de Honderd Dagen verbleef de Franse koning Lodewijk XVIII geruime tijd in Gent.
[bewerk] Na 1830
Gent is ook de stad waar de eerste moderne vakbonden van België het licht zagen, en waar - door de groei van haar proletariaat - de Belgische socialistische beweging ontstond. Edward Anseele, de leider van de Gentse socialisten, zou echter eerst in Luik verkozen worden als parlementslid (1894-1900).
In 1913 werd in Gent een wereldtentoonstelling georganiseerd. De tentoonstelling zelf werd georganiseerd in een speciaal gebouwd complex op het Maria-Hendrikaplein, dat later het Sint-Pietersstation werd.
Gedurende beide wereldoorlogen had Gent weinig te lijden van bombardementen, zodat de vele historische gebouwen in hun pracht goed bewaard gebleven zijn.
Bronnen en referenties: |
|