Karel de Grote
Van Wikipedia
|
|||||||||||||||||||||||||
Karel de Grote (Duits Karl der Große; Frans en Engels Charlemagne; Jupille, (waarschijnlijk) 2 april 742 - Aken, 28 januari 814) was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond. Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertrada van Laon bijgenaamd "Bertrada met de grote voeten". Er zijn geen portretten van Karel bekend maar wij weten van zijn biograaf Einhard en omdat zijn skelet in Aken bewaard bleef dat hij met een lengte van 2 meter en 4 centimeter bijzonder groot van stuk was. Karel was rossig, droeg een snor en had een "vooruitstekende buik". Karel werd in de 12e eeuw heiligverklaard maar wordt alleen in Aken vereerd.
Inhoud |
[bewerk] Leven
Pepijn de Korte, de zoon van Karel Martel, was de eerste koning van het Huis der Karolingen, de dynastie die van 751 tot 987 zou duren. Na de dood van Pepijn in 768 werd zijn koninkrijk verdeeld onder Karel en diens broer Carloman. Carloman stierf op 5 december 771, waarna Karel koning werd van het gehele Frankische rijk.
[bewerk] Uitbreiding van het rijk
In de in totaal 46 jaren van zijn heerschappij voerde Karel meer dan 50 oorlogen, wat ook voor een middeleeuwse vorst meer dan gemiddeld is. Zijn voornaamste vijanden waren de Saksen, de Friezen en de Longobarden.
Wat als een strafexpeditie tegen de heidense Saksen en Friezen begon, verwerd al gauw tot een uitgebreide veroverings- en geloofsoorlog die 32 jaar lang zou aanslepen, tot aan de uiteindelijke onderwerping van dit oostelijk buurvolk in het jaar 804. Tijdens deze oorlog ontstond het kwade gezegde van de "bekering met ijzeren tongen", waarmee de gedwongen kerstening met de zwaarden der Franken bedoeld werd. Hiertoe vaardigde Karel een decreet uit, de Capitulatio de partibus Saxoniae, waarin voor het eerst in de westerse geschiedenis een gewelddadige bekeringspolitiek werd bedreven. In 797 vaardigde Karel een nieuw decreet uit onder invloed van zijn raadgever Alcuinus dat een ietwat zachtere bekeringspolitiek voorschreef. Dit decreet was de Capitulare Saxonum. In 782 kwam het tot het roemruchte bloedbad van Verden, waar volgens niet volledig betrouwbare bronnen 4500 Saksische opstandelingen onthoofd zouden zijn. In 785 bekeerde de hertog van de Saksen, Widukind, zich tot het christelijk geloof. Hiermee waren de Saksen overwonnen.
Aan de oorlog tegen de tweede vijand, de Longobarden, ging een politiek conflict vooraf: toen de usurpator Pepijn de Korte de laatste Merovingische koning had afgezet en in 756 door paus Stephanus II (III) tot koning der Franken werd gezalfd, beloofde hij in ruil de kerkvorst alle gebieden te schenken die hij op het Byzantijnse rijk zou veroveren. Dit is de zogenaamde Pepijnse Schenking, hoewel de man in werkelijkheid nooit verder ging dan een belofte. Concreet ging het om het exarchaat Ravenna (de exarch was de Byzantijnse militaire bevelhebber in Italië), de Pentapolis (letterlijk De Vijf Steden, nl. Ancona, Fano, Pesaro, Rimini en Sinigaglia) en het ducaat Rome (zo genoemd naar de dux, de Byzantijnse provinciegouverneur in Italië). Toen dat gebied in 773 door de Langobardenkoning Desiderius ingenomen werd, riep paus Adrianus I in 773 Karel te hulp. Daarop rukte de Frankenkoning naar Italië op, belegerde en veroverde er de Langobardische hoofdstad Pavia, zette Desiderius af en vernieuwde de schenkingsbelofte van zijn vader aan de paus. Het desbetreffende gebied tussen Rome en Ravenna stelde Karel expliciet onder Frankische bescherming. Op Paasdag 774 trok hij Rome binnen en werd er als een keizer onthaald en geëerd. Met toestemming van de paus noemde Karel zich voortaan "koning der Franken en der Langobarden".
In 788 werd met Beieren het laatste stamhertogdom bij het Frankische rijk ingelijfd, in 795-796 volgde de onderwerping van het Avarenrijk (op de plaats van het huidige Kroatië, Tsjechië, Slowakije en West-Hongarije) aan de Oostgrens, en in 811 dwong Karel de Denen het riviertje de Eider als oostgrens te aanvaarden om zo de invallen van de Vikingen te voorkomen. Een jaar ervoor (810) hadden de Denen geprotesteerd tegen de aanbouw van een versterking (burgt) door met zo'n 200 schepen de stad Groningen met zijn ommelanden te plunderen. De plundering was geen gewone rooftocht, maar een oorlogshandeling. En ook al bleef in 778 zijn veldtocht tegen de Moren in Spanje zonder groot gevolg, toch kon hij nog het gebied onmiddellijk ten zuiden van de Pyreneeën veroveren en het als de Spaanse Mark bij het Rijk voegen. Meteen was ook de opmars van de islam tot staan bracht. Hier vond zijn neef Roeland de dood door de Basken. Door zijn oom Karel de Grote was hij belast met de verdediging van de achterhoede. In een ravijn werd hij ingesloten. Hij blies op zijn hoorn, genaamd "Olifant" en sloeg zijn zwaard "Indural" stuk op een steen. Olifant werd gehoord door Karel de Grote, maar zijn hulp kwam (net) te laat.
Zo had Karel een groot gedeelte van het vroegere West-Romeinse Rijk (en grote gebieden die erbuiten lagen) verenigd onder zijn heerschappij. Op het toppunt van zijn macht heerste hij over een gebied dat reikte van de Elbe en de Oder tot aan de Pyreneeën, en zo uitgestrekt was dat het een geduchte concurrent voor de wereldmacht Byzantium ging vormen. Wat ooit een kleine Germaanse inplanting op vroeger Romeins territorium was, bleek nu Byzantiums gelijke als legitieme opvolger van het Romeinse rijk.
[bewerk] Het keizerrijk
In 799 volgde een gebeurtenis die de politiek van Karel de Grote in nieuwe banen zou leiden: in april van dat jaar stonden enkele vooraanstaande leden van de pauselijke curie tegen paus Leo III op en verdreven hem uit Rome. Over de achtergrond van deze zaak is niets bekend; vast staat alleen dat de vlucht Leo tot bij Karel in Paderborn voerde. Er bestaan weliswaar geen geschreven verslagen van het beraad tussen paus en koning, maar de uitkomst ervan is duidelijk: in zijn hoedanigheid van beschermheer van Rome liet Karel de weggejaagde kerkvorst naar de Eeuwige Stad terugleiden om hem daar opnieuw in zijn waardigheid te bevestigen. De keizerkroning die zou volgen, moet van meet af aan in de overeenkomst opgenomen zijn geweest. En dus trok Karel in 800 naar Rome, waar hij door het begeesterde volk en de paus bij de Sint-Pietersbasiliek werd ontvangen. In het bijzijn van de Romeinse senaat, de bisschoppen, de abten en de edelen verhinderde de machtige Frankenkoning er vervolgens een synode die de aantijgingen tegen Leo III diende op te helderen. Uiteindelijk moest de (gedwongen) bereidheid van de paus om een reinigingseed af te leggen volstaan om hem opnieuw volledig te rehabiliteren.
Op 25 december van het jaar 800 werd Karel door paus Leo III gekroond tot keizer van het 'West-Romeinse Rijk', een titel die sinds 476 niet meer in West-Europa gebruikt was. Volgens de “Vita Leonis” (Het leven van Leo) zette Leo III op Kerstdag in Sint-Pieters eigenhandig de keizerskroon op Karels hoofd. Het hele gebeuren kan niet langer dan vijf minuten hebben geduurd; haar betekenis voor Europa is echter van een buitengewone draagwijdte: van toen af aan droeg Karel de Grote naast zijn titels van koning der Franken en Longobarden, beschermheer en verdediger van de Kerk, patroon en behoeder van de christelijke plaatsen in het Heilige Land ook die van Imperator en Augustus van de Romeinen. Men moet er ongetwijfeld van uitgaan dat hij zich niet zozeer als keizer der Romeinen dan wel keizer over de Romeinen zag, als een christelijke wereldheerser van Frankische nationaliteit, in opvolging van Constantijn de Grote, die in 313 de christenen vrijheid van godsdienst in het Romeinse Rijk had geschonken. De aanspraak steeg dus ver boven het feitelijke keizerschap uit.
Bij Eginhard, biograaf en tijdgenoot van Karel de Grote, luidt het: "Vandaar begaf Karel zich naar Rome, om orde op zaken te stellen in de Kerk. Dat nam de hele winter in beslag. Bij deze gelegenheid verwierf hij de keizers- en augustustitel, wat hem aanvankelijk zo tegenstond dat hij verklaarde de kerk op die feestelijke hoogdag nooit vrijwillig betreden te hebben indien hij enig vermoeden had gehad van de bedoelingen van de paus". Dat Karel inderdaad door de kroning verrast werd, is onwaarschijnlijk. Toch lijkt hij zich te hebben geërgerd aan de aard en de manier waarop het gebeurde; de uitroeping tot keizer door de paus demonstreerde immers een superioriteit van het pausdom over het keizerschap. En die ogenschijnlijke superioriteit kwam niet met de werkelijkheid overeen, want het was de paus die op zijn zoektocht naar hulp bij de Frankische koning had aangeklopt. Niettemin kunnen we er van uitgaan dat hij zijn nieuwe waardigheid in de grond verwelkomde; ze verschafte Karel immers een goddelijke goedkeuring van zijn daden.
Het zal ook wel kloppen dat Leo III bij Karel sterk op de keizerkroning heeft aangedrongen. Het betekende immers dat hij onafhankelijker werd van de Oost-Romeinse keizer, die tot dan toe de officiële wereldlijke heerser over de gelovigen van het vroegere Romeinse West-Europa was geweest.
Hiermee ontstond wel het zogenaamde tweekeizersprobleem. Na de ondergang van het West-Romeinse Rijk had Byzantium als legitieme opvolger aanspraak gemaakt op de universele erkenning van de door haar geërfde keizerstitel. Het Oost-Romeinse Rijk, verzwakt door interne strubbelingen (het iconoclasme) was echter toch niet sterk genoeg om zich te verweren; en bovendien deed Karel in de periode daarna inspanningen in de richting van een vriendschappelijk vergelijk, zodat Byzantium in 812 met tegenzin officieel het Frankische keizerschap erkende.
Karel knoopte ook diplomatieke betrekkingen aan met de islamitische wereld, in de persoon van Haroen al-Rasjid, kalief van Bagdad, van wie hij een olifant ten geschenke kreeg.
[bewerk] Politiek
Om zijn rijk makkelijker te kunnen besturen voerde Karel de Grote een centralisatiepolitiek die tot uiting kwam in:
- Het aanstellen van rondreizende ambtenaren (missi dominici of afgevaardigden van de heer, de koning), om de controle uit te oefenen op het grafelijk bestuur;
- Het uitvaardigen van algemene wetten; de capitularia, voor alle onderdanen van het Frankische rijk;
- De veralgemening van de vazalliteit waarbij een vazal zijn bestuurlijke en militaire diensten aanbood in ruil voor grond.
- De ontwikkeling van een soort eenheidscultuur om via missioneringswerk de banden tussen zijn onderdanen te vestigen of te versterken;
- De introductie van het pond of livre (van het Latijn libra of weegschaal) als standaardmaat voor zowel gewicht als geld. Deze standaard vond ingang in een groot deel van Europa en raakte ook in Groot-Brittannië in gebruik. Karel zette hiermee overigens de monetaire hervorming van zijn vader voort.
- Het ontwikkelen van een hofcultuur, die zich spiegelde aan de Byzantijnse.
[bewerk] Het leenstelsel
Karel maakte in zijn politiek systeem gebruik van de feodaliteit, waarbij hij bijstand kreeg van de kroonvazallen, de achtervazallen en de achter-achtervazallen in ruil voor onderhoud en bescherming. De kroonvazallen zijn de enige leenmannen die rechtstreeks in dienst van de koning stonden.
De laagste in rang waren de graven, die voor Karel het plaatselijk bestuur uitoefenden. Als ambtenaren bleven ze hem verantwoording schuldig en de functie was niet erfelijk. Door het verval van het centrale gezag zouden deze plaatselijke bestuurders steeds meer macht en gezag aan zich trekken, waardoor het systeem zich kon ontwikkelen - of ontaarden zo je wil - tot de middeleeuwse feodaliteit, die grotendeels tot in de Nieuwe Tijd gehandhaafd bleef.
Feodaal is afgeleid van het Latijn feodum of leengoed; het is afgeleid van een Germaans woord dat bezit betekende en verwant is met ons vee. Een vazal was een trouwe dienaar, gwas in het Germaans.
[bewerk] Godsdienstig werk
Het voornaamste streven van Karel de Grote was de christelijke godsdienst diep in het hart van zijn onderdanen te planten en deze tot grondslag van staat en maatschappij te maken.
Zowel zijn onderwijsbemoeiingen als zijn wetten (capitulariën) tonen dit overtuigend aan. Hij gaf voorschriften voor bisschoppen en priesters omtrent hun plichten als zielzorgers; voor de leken omtrent het onderhouden van kerkelijke wetten en godsdienstplichten. Koninklijke zendboden, gewoonlijk voorname leken en bisschoppen, werden regelmatig naar alle delen van het rijk gezonden om over de uitvoering van de bepalingen te waken.
Ook met de zuiver leerstellige kwesties van de Kerk bemoeide hij zich en verschillende synoden werden op zijn last en in zijn tegenwoordigheid gehouden. Op enkele daarvan bevorderde hij zelfs uitspraken of eisen die tegen de Algemene Concilies (bijvoorbeeld inzake de beeldenverering) en tegen de Pausen (zoals inzake het Filioque) ingingen.
Inmenging in kerkelijke aangelegenheden door een wereldlijk vorst was in Karels tijd gebruikelijk. Staatkundige ideeën als scheiding van kerk en staat kwamen pas zo'n duizend jaar later tot ontwikkeling, ten tijde van de Franse Revolutie van 1789.
[bewerk] Cultureel beleid
Op zijn reizen naar Italië had Karel de Grote een heel andere wereld leren kennen; hij zag de monumenten van Rome en maakte in Ravenna kennis met de verfijnde Byzantijnse cultuur. Dat alles wilde hij ook in het noorden introduceren, dus werden de kunst en de wetenschap bevorderd.
Hoewel zijn leven lang ongeletterd - hij en zijn opvolgers konden nauwelijks hun naam schrijven - was Karel bedreven in de rekenkunde en de sterrenkunde, en sprak hij verschillende talen. Zijn eigen taal -die men naar believen een Frankisch dialect van het Westgermaans of als een vroege vorm van Oudnederlands mag beschouwen- was hij niet vergeten. Er is bijvoorbeeld bekend dat hij volksverhalen in het Frankisch liet optekenen. Het boek is echter verloren gegaan.
Omdat hij besefte dat regeren kennis vereiste, richtte hij scholen op, waar de zonen van de adel konden worden opgeleid voor de staatsdienst. Deze werkwijze heeft het niet lang volgehouden; de edelen waren veel meer geïnteresseerd in bezit, wapens en paarden. Lange tijd waren het daarom in West-Europa enkel de geestelijken die het schrift beheersten; alles wat we uit deze periode kennen, komt uit hun pen en is daarom ook sterk door hun inzichten gekleurd.
De vereenvoudiging van het Merovingische schrift, in de vorm van de veel beter leesbare Karolingische minuskel, legde de basis voor het schrift van de Germaanse en Romaanse talen. Een prachtig resultaat hiervan is de Codex Aureus, een godsdienstig boek dat hij in een abdij liet vervaardigen.
Op architectonisch vlak realiseerde hij de kapel van zijn palts te Aken, een achthoekig bouwwerk dat lange tijd als inspiratiebron voor de bouw van kerken heeft gediend. Naar verluidt zouden de zuilen en enkele stenen fragmenten uit Italië zijn aangevoerd.
Dit alles leidde tot de opleving van het culturele leven, de Karolingische renaissance.
[bewerk] Dood en opvolging
Nadat Karel de Grote in 814 was overleden, werd hij begraven in zijn eigen kapel te Aken, die de kern van de huidige kathedraal vormt. Zijn nakomelingen worden Karolingen genoemd.
Zijn enige nog levende zoon, Lodewijk de Vrome volgde hem op, waardoor het wederopgestane "West-Romeinse rijk" nog een generatie lang ongedeeld zou blijven. Na Lodewijk de Vrome werd het rijk naar Frankisch recht onder diens drie zonen verdeeld, waarmee ruwweg de basis werd gelegd voor wat later Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk zouden worden. Om het Middenrijk van Lotharius die geen opvolger had, draaide en draait echter tot in de 21e eeuw menig Europees conflict. Het was een constant gevecht tussen de 'Romaanse' en 'Germaanse' cultuur in Vlaanderen, Elzas-Lotharingen en Noord-Italië.
In 1165 werd hij heilig verklaard door de aartsbisschop van Keulen en met steun van tegenpaus Paschalis III, maar tegen de wil van paus Alexander III. Zijn verering wordt gedoogd sinds 1176, maar is niet officieel erkend. Zijn feestdag is op 28 januari. Karel de Grote is de patroonheilige van de leraren, de makelaars en tingieters.
[bewerk] Stamvader
Onder genealogen wordt, op rekenkundige gronden, wel eens beweerd dat vrijwel alle Europeanen van Karel de Grote zouden afstammen. Karel de Grote zou weliswaar vele kinderen hebben verwekt, doch daartegenover staat dat vele van zijn historisch betuigde afstammelingen slechts een beperkt nakomelingsschap hebben gekend. Van de huidige Europese vorsten is bekend dat zij allen van Karel de Grote afstammen. Lord Mountbatten was trots op een zelfgemaakte stamboom die aantoonde dat hij, in de 35e generatie, van de grote keizer afstamde.
Kinderen.
Uit zijn huwelijk met Bertha van Toulouse, koningin van Italië:
Uit zijn huwelijk met Hildegard (758-783) van Zwaben:
- Adaltrudis, abdis, gehuwd met graaf Bego van Parijs
- Karel van Ingelheim (772-811), koning van Neustrië
- Rotrudis (775-839), gehuwd met graaf Rorico van Maine
- Bertha (775-825), gehuwd met Angilbert, abt van Sint-Riquier
- Lodewijk de Vrome (778-841), koning van Aquitanië, keizer (heerste van 814 tot 840)
- Lotharius (780-).
Uit zijn huwelijk met Sigrada:
- Rothaid (784-).
Uit zijn huwelijk met Desiderata van Lombardije (755-):
- Theodora, abdis van Argenteuil
- Theodrada (785-), abdis van Argenteuil
- Hiltrudis (787-).
Uit zijn huwelijk met Reginopycrha (770-):
- Drogo (792-), bisschop van Metz, abt van Luxeuil
- Hugo (794-844), abt.
Uit zijn huwelijk met Adelinde:
- Theodorik (807-819).
Uit zijn huwelijk met Madelgardis:
- Routhildis (807-), abdis van Faremoutiers.
[bewerk] Externe links
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Karl I. der Grosse op Wikimedia Commons. |