Jacques Presser
Van Wikipedia
Jacques (Jacob) Presser (Amsterdam, 24 februari 1899 - Amsterdam, 30 april 1970) was een Nederlands historicus, schrijver en dichter die vooral bekend is geworden om zijn boek Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945 over de geschiedenis van de Nederlandse Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Inhoud |
[bewerk] Levensloop
Presser werd geboren in de vroegere Amsterdamse Jodenbuurt in een vrij arm, socialistisch Joods gezin dat zijn joodse wortels had afgeschud; zijn vader was diamantbewerker. Zelf was Presser tijdens zijn latere leven ook links van politieke opvatting.
Tijdelijk woonde het gezin ook nog een poosje in Antwerpen daar zijn vader daar emplooi had gevonden nadat hij werkloos was geworden. Presser hield er een enigszins Vlaams accent aan over, waaraan hij zijn bijnaam De Belg dankte.
Het gezin Presser keerde na een paar jaar weer terug naar Amsterdam. Hier trachtte de begaafde Presser de HBS te volgen maar dat mislukte met als gevolg dat hij - met meer succes - naar de handelsschool ging. Vervolgens was hij tegen zijn zin een tweetal jaren kantoorbediende, deed dankzij een particuliere studiebeurs eerst het staatsexamen voor het gymnasium en kon daarna met deze beurs geschiedenis en Nederlands gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam; hij promoveerde cum laude in 1926. Vervolgens werd hij geschiedenisleraar aan het net opgerichte Vossius Gymnasium in Amsterdam.
In 1930 kwam hij in contact met de bekende historicus Jan Romein die hem een betrekking als leraar aanbood op het Instituut voor Historische Leergangen waardoor hij de wetenschappelijke kant op ging.
Presser voelde zich geraakt door het toentertijd toenemende anti-semitisme in nazi-Duitsland en schreef er daarom een artikel over. Toen Duitsland in 1940 Nederland binnenviel, was dit voor hem dan ook een zeer grote schok; hij poogde zichzelf zelfs van het leven te beroven hetgeen mislukte. Vanwege de tegen de Joden gerichte maatregelen van de bezetter mocht hij niet meer lesgeven op het Vossiusgymnasium waardoor hij leraar werd aan het Joods lyceum. Zijn vrouw werd begin 1943 betrapt met een vals persoonsbewijs en via het doorgangskamp Westerbork naar het vernietigingskamp Sobibor getransporteerd, waar ze om het leven werd gebracht. Dit gebeuren zou de rest van het leven van Presser tekenen. Zelf wist hij op wonderlijke wijze de oorlog te overleven. Hij zat ondergedoken in de buurtschap Overwoud dat bij het Gelderse plaatsje Lunteren behoorde. Een aantal jaren na de oorlog hertrouwde hij.
Nadat de oorlog was afgelopen werd hij voor een paar jaar opnieuw leraar aan het Vossiusgymnasium; tegelijkertijd was hij lector in de politieke geschiedenis en de didactiek en de methodiek van de geschiedenis aan de letterenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. In 1947 werd mede dankzij hem ook de politiek-sociale faculteit aldaar opgericht en begon hij eveneens daaraan les te geven. Vanaf 1948 was hij professor aan de letterenfaculteit en het was de bedoeling dat hij dat ook zou worden aan de politiek-sociale faculteit. Dit had echter heel wat voeten in de aarde, omdat de regering hem te links vond. Presser was namelijk een marxist (zij het een onorthodoxe) en had zich de afgelopen jaren stevig van zich doen spreken over gevoelige kwesties als de politionele acties in Indonesië en het optreden van de Amerikaanse senator John McCarthy tegen vermeende communisten. Ook zijn bijdragen aan linkse bladen zoals Vrij Nederland en De Waarheid werden hem voor de voeten geworpen. Het gevolg was dat hij pas in 1949 hoogleraar aan de politiek-sociale faculteit mocht worden en dan nog slechts in buitengewone zin; pas in 1952 volgde een aanstelling als gewoon hoogleraar.
In 1959 stapte hij over naar het hoogleraarschap in de algemene en vaderlandse geschiedenis vanaf de middeleeuwen aan de letterenfaculteit waarmee hij de opvolger werd van Jan Romein. In 1969 ging hij met emeritaat.
Presser heeft zijn voornaamste (historische) werken na de oorlog geschreven. In 1950 kreeg hij van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (het latere NIOD) de opdracht om de vervolging van de Joden tijdens de oorlog te beschrijven waaruit zijn eerder genoemde boek Ondergang voortkwam.
Het belang van Presser voor de Nederlandse geschiedwetenschap is zeer groot te noemen. Met andere befaamde geschiedkundigen als Groen van Prinsterer, Fruin, Huizinga, Geyl, Rogier en Jan en Annie Romein-Verschoor behoort hij ongetwijfeld tot de grootste historici die het Nederlandse taalgebied heeft gekend.
Een bekende uitspraak van Presser luidt: ”Als het fascisme in Europa ooit weer opduikt, zal het dat doen onder de naam antifascisme" (zo geciteerd door Bart Jan Spruyt na de moord op Pim Fortuyn in het Reformatorisch Dagblad van 7 mei 2002 en door Michaël Zeeman in Knack van 26 november 2003).
Naast historisch werk heeft Presser ook literair werk geleverd. Bekend is zijn boek De nacht der Girondijnen, waarvoor hij ook een literaire prijs ontving en dat deels autobiografisch is wat betreft hij heeft meegemaakt tijdens de oorlog. Ook op het lichtere terrein van de detectiveromans heeft hij zich gewaagd; zijn meest bekende werk op dit gebied is Moord in Meppel. Daarnaast heeft hij ook wat poëzie geschreven.
[bewerk] Werken
Een selectie van zijn belangrijkste werken:
Geschiedkundig:
- Das Buch 'De Tribus Impostoribus (proefschrift - 1926)
- De Tachtigjarige oorlog (1941 - onder eigen naam 1948)
- Napoleon. Historie en legende (1946)
- Amerika. Van kolonie tot wereldmacht (1949)
- Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945 (twee delen - 1965)
Literair:
- De Nacht der Girondijnen (boekenweekgeschenk 1957)
Detective:
- Moord in Meppel, (pseudoniem Haggi Mami Reis - 1953, onder eigen naam - 1966)
- Crime passionel, (pseudoniem J. van Dam - 1955)
- Moord in Moordrecht (1962)
- Moord in de Poort (1965)
[bewerk] Prijzen
- Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs in 1957 voor zijn boek De nacht der Girondijnen
- een ridderorde en het lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, (KNAW).
- The Remembrance Award in 1969 van de World Federation of Bergen-Belsen Associations