Lucius Annaeus Seneca
Van Wikipedia
Lucius Annaeus Seneca (° ca 3 v. Chr. - † 65 na Chr.) was een Romeinse filosoof van het stoïcisme, staatsman en toneelschrijver. Vaak wordt hij kortweg Seneca genoemd, soms Seneca de Jongere of Seneca Philosophus (de Filosoof). Over het exacte geboortejaar van Seneca bestaat onduidelijkheid. De meeste bronnen vermelden jaartallen die variëren tussen 5 v. Chr en 1 v. Chr.
Inhoud |
[bewerk] Biografie
Seneca werd geboren in Córdoba (Spanje) als tweede zoon van Helvia en Marcus (Lucius) Annaeus Seneca, een rijke rhetor die ook wel Seneca de Oudere genoemd wordt. Seneca's oudere broer, Gallio, was proconsul in Achaia (waar hij de apostel Paulus ontmoette rond 52, zie Handelingen 18, 12-17). Seneca was de oom van de dichter Lucanus, dankzij zijn jongere broer, Iunius Annaeus Mela.
In Rome ontving hij onder toezicht van zijn tante een verzorgde opleiding in de retoriek en de filosofie. De Stoïcijn Attalus en de ascetische pythagoreeër Sotion maakten op hem een onuitwisbare indruk. Zijn eigen voornemen er een ascetische en vegetarische manier van leven op na te houden moest hij om gezondheidsredenen stopzetten, maar zijn zwakke gestel zou hem anderzijds levenslang aanmanen tot inkeer en vergeestelijking.
Aanvankelijk leek de jonge Seneca voor de advocatuur en de politiek bestemd: hij werd quaestor (ca. 35 na Chr.) en senator. Hij viel echter in ongenade bij de paranoïde keizer Caligula, en zou dit meningsverschil vast niet overleefd hebben, indien zijn zwakke gezondheid hem niet had behoed voor een (in Caligula’s ogen overbodige!) moord. Om gezondheidsreden verbleef Seneca trouwens geruime tijd in Egypte, waar zijn oom praefectus was.
Ook onder Caligula's opvolger Claudius verkeerde Seneca in moeilijkheden. In 41 na Chr. verdacht Claudius' echtgenote Messalina hem namelijk van overspel met Caligula's zuster, en dit leidde tot zijn verbanning naar Corsica, die zou duren tot 49. Waarschijnlijk ontstonden tijdens deze ballingschap zijn eerste literaire producten.
In 49 riep Claudius' nieuwe echtgenote Agrippina hem terug, en belastte hem met de opvoeding van haar zoon, de jonge, veelbelovende kroonprins Nero. Tot lang na diens troonsbestijging bleef Seneca een heilzame invloed uitoefenen op het beleid van zijn oudleerling. Tijdens deze betrekkelijk gelukkige periode verschenen Seneca’s belangrijkste werken.
Vanaf 59 begon het tij te keren. Nadat Nero zijn moeder Agrippina had laten vermoorden, voelde Seneca zich gedwongen deze misdaad uit raison d’état goed te praten, en toen hij zich in 62 overvleugeld voelde door de kliek rond Nero’s nieuwe echtgenote Poppaea Sabina, besloot hij zich van het corrupte hof los te maken en een teruggetrokken leven te gaan leiden. Nero beschouwde dit als een openlijke desavouering van zijn beleid en zon op wraak.
In het jaar 65 werd Seneca beschuldigd van medeplichtigheid aan de samenzwering van Piso, een complot dat tot een moord op Nero had moeten leiden. Nero dwong toen Seneca zichzelf te doden, zonder enige vorm van proces. Tacitus heeft op dramatische wijze beschreven hoe Seneca, in aanwezigheid van vrienden en zijn vrouw Pompeia Paulina, geheel stoïcijns een einde aan zijn leven maakte.
[bewerk] Een overzicht van Seneca's werken:
Seneca's werken omvatten een satire, een meteorologisch essay, filosofische essays, 124 brieven over morele kwesties, en tien tragedies. Seneca's opvatting van de stoïsche filosofie beïnvloedde de ontwikkeling van de ethiek.
Als veelzijdig en begaafd stilist, invloedrijk politicus en pedagoog ontwikkelde Seneca zich tot een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het culturele leven in het post-augusteïsche Rome. Zijn verdienste lag vooral in de verwoording van een nieuwe mentaliteit en van het geraffineerde, maar morbide levensgevoel in de eerste fase van het principaat. Seneca's opvatting van de stoïsche filosofie beïnvloedde de ontwikkeling van de ethiek.
Evenals zijn republikeinse tegenhanger Cicero is hij echter in sommige opzichten een "vat vol tegenstrijdigheden" en als mens moeilijk te peilen.
[bewerk] Werken in proza: filosofische geschriften
- Tijdens zijn ballingschap op Corsica schreef hij:
- De Irā Libri III ("Over de woede"), een filosofisch geschrift in drie boeken, waarin hij voor het eerst zijn belangstelling voor de werking van de menselijke psyche én zijn neiging tot belering manifesteert
- drie zgn. Consolationes ("Troostschriften"), nl.
- De Consolatione ad Marciam, gericht aan Marcia om haar te troosten voor de dood van haar zoon;
- … ad Helviam matrem, gericht aan zijn moeder Helvia om haar te troosten met zijn ballingschap;
- … ad Polybium, gericht aan Polybius, een invloedrijke vrijgelatene aan het hof, die hij troost voor de dood van zijn broer, maar vooral op onderdanige wijze vleit om bij de bevoegde instanties de herroeping van zijn ballingschap te bepleiten; hier manifesteert zich "een andere" Seneca, de man van het slappe compromis en van het zelfbeklag
- uit de voorspoedige jaren 49 tot 59 dateren:
- de filosofische verhandelingen:
- De Brevitate Vitae ("Over de kortheid van het leven");
- De Constantiā Sapientis ("Over de standvastigheid van de wijze");
- De Vitā Beatā ("Over het gelukkige leven"): in dit werk verdedigt Seneca o.m. zijn buitensporige rijkdom als niet in strijd met zijn filosofische principes;
- De Clementiā ("Over de zachtzinnigheid"): dit werk, gericht aan Nero, korte na diens troonsbestijging, is een pleidooi voor de mildheid als ware vorstelijke deugd;
- De Beneficiis ("Over de weldaden"), een lang en behoorlijk onsamenhangend geschrift over het geven én ontvangen van weldaden.
- de Apocolocyntosis divi Claudii ofwel Ludus de Morte Claudii ("Spel over dood van Claudius", geschreven in 54), een satirisch werk over hoe het er in de godenhemel en - na een afwijzing door de "god" Augustus - in de onderwereld aan toe zou gegaan zijn bij een poging om Keizer Claudius onmiddellijk na zijn dood te vergoddelijken.
"Apocolocyntosis" was een neologisme ontstaan uit de samenvoeging van de Griekse woorden "apotheosis" ("vergoddelijking") en "kolokynthos" ("een soort pompoen"). In zijn geheel zou de titel van dit werk dus kunnen vertaald worden als De tot-pompoen-verheffing van de goddelijke Claudius)
Minder verkwikkelijk is de gedachte dat Seneca eerst voor een herdenkingsplechtigheid na de dood van Claudius, op verzoek van Nero een lofrede op de overledene had geschreven, maar daarvoor nadien wraak nam in een bijtende satire op de "mislukte hemelvaart" van zijn persoonlijke vijand.
- de filosofische verhandelingen:
- in de laatste levensjaren verschenen:
- De Otio ("Over de vrije tijd"), een rechtvaardiging van zijn beslissing om zich uit het openbare leven terug te trekken en zich uitsluitend aan de filosofie te wijden;
- 'De Tranquillitate Animi ("Over de gemoedsrust);
- De Providentiā ("Over de voorzienigheid");
- Naturales quaestiones ("Vraagstukken betreffende de natuur") in 7 boeken, een geschrift dat eigenlijk bedoeld was als onderdeel van een groter werk; vooral aan de meteorologische verschijnselen wordt veel aandacht besteed.
Posidonius lijkt een belangrijke bron geweest te zijn. In de middeleeuwen werd dit werk veel geraadpleegd, maar Seneca's wetenschappelijke verklaringen komen meestal gebrekkig over en zijn door de moderne wetenschap volkomen achterhaald; - Epistulae morales ad Lucilium, een verzameling van 124 brieven gericht aan zijn jongere vriend en leerling Lucilius, procurator van Sicilië, waarin hij deze eerst brengt tot en vervolgens inwijdt in allerlei aspecten van de Stoïcijnse leer.
Het zijn ongetwijfeld Seneca's meest waardevolle en invloedrijkste geschriften, en vormen een waardige zwanenzang.
[bewerk] Poëzie en Dramatiek
- naast zijn filosofische werken schreef Seneca ook redevoeringen, epigrammen en andere gedichten, en tragedies. Van deze tragedies, die wij vermoedelijk tot zijn vroegste werken moeten rekenen, bleven er 9 bewaard:
- Seneca’s treurspelen, die onderwerpen uit de Griekse mythologie behandelen, zijn gebaseerd op de gelijknamige werken van de Griekse tragediedichters, in de eerste plaats op Euripides, in mindere mate Aeschylus en Sophocles, maar missen de subtiliteit van hun Griekse voorgangers. Als kind van zijn tijd heeft Seneca vooral belangstelling voor het monsterlijke en het gruwelijke, voor extreme levenssituaties, voor de hevigste passies als drijfveer voor het menselijke handelen. Seneca’s stukken vertonen dan ook de typische kenmerken (positieve én negatieve) van de poëzie uit de keizertijd, en ze komen het best tot hun recht als men ze neemt voor wat ze zijn: in de eerste plaats leesdrama’s, vol briljante retorische poëzie. De opbouw van de handeling heeft wat te lijden onder een onevenredig grote aandacht voor het woord en de opdringerige schittering van de stijlmiddelen. De koorliederen maken zich los van de handeling en verleiden de filosoof Seneca ertoe zich te verliezen in alle Stoïcijnse beschouwingen, maar ook de handelende personen zijn vaak niets anders dan spreekkanalen voor allerlei Stoïcijnse theorieën.
Wie zich bij Seneca ergert aan de scènes vol bloederige realiteit, dient zich te realiseren dat de auteur leefde in een rauwe tijd en aan het keizerlijke hof zeker heeft ervaren hoe machtswellust enkelingen in bloeddorstige monsters kon veranderen. Als opvoeder en moralist had hij een uitgesproken aandacht voor de diepste hartstochten van de menselijke psyche.
Hoewel de tragedies van Seneca ons het Romeinse toneel niet tonen op het hoogtepunt van zijn ontwikkeling, zijn ze voor de geschiedenis van de Europese literatuur uitermate belangrijk. Vóór de herontdekking van de Griekse tragedie hebben zij de dramatiek van de Renaissance diepgaand beïnvloed. In Frankrijk zijn Corneille en Racine, in Spanje Calderón, en bij ons Vondel sterk van hen afhankelijk geweest, net als het Italiaanse drama uit de Renaissance en het toneel in het Elisabethaanse Engeland. In de Romantiek werden Seneca’s tragedies zeer laag aangeslagen, maar in de laatste decennia lijkt er een relatieve herwaardering aan de gang, getuige o.m. de toneelbewerkingen door Hugo Claus. - Behalve deze "Griekse" tragedies is ons op naam van Seneca ook een "Romeinse" tragedie, getiteld Octavia, overgeverd. Dit is de enige volledig bewaard gebleven fabula praetexta uit de Latijnse literatuur, en daarom als document zeer belangrijk. Ze heeft tot thema Octavia's ongelukkige ervaringen met haar echtgenoot keizer Nero, die haar onder invloed van Poppaea verstootte en de dood injoeg. Seneca is zelf een van de personages in het stuk.
Op grond van inhoudelijke criteria is het onmogelijk het stuk aan Seneca toe te schrijven; wel moet het in dezelfde tijd, vermoedelijk kort na de dood van Nero (68 na Chr.) zijn ontstaan. De ware auteur blijft onbekend.
[bewerk] Een algemeen oordeel over Seneca:
Als filosoof was Seneca geen systematicus, en evenmin een origineel denker, maar veeleer een eclecticus. Zijn voornaamste inspiratiebron was zeker de strenge "oude" Stoa, maar hij vond ook zijn gading bij de zgn. midden-stoïci, bij de Cynici, de Pythagoreeërs en zelfs bij de Epicuristen (vooral in zijn Brieven aan Lucilius). Hij is moralist en psycholoog, en nog véél meer dan Cicero is hij pragmatisch ingesteld: hij zoekt vooral profijt voor het eigen leven en dat van anderen. Herhaaldelijk heeft Seneca zich moeten verdedigen tegen het verwijt dat zijn eigen leven niet in overstemming was met de idealen die hij aanprees: hij was immers de miljonair die onthechting van bezit predikt.
Zijn compromisloze moralisme, en de typisch stoïcijnse gevoelens van naastenliefde en zorg voor de medemens, die we in zijn werk vaak aantreffen, verklaren zijn succes bij de Latijnse kerkvaders. In de Middeleeuwen werd er zelfs geloofd dat hij een correspondentie zou gevoerd hebben met Paulus, maar de desbetreffende brieven bleken een vervalsing uit de 4e eeuw.
Als literator hanteert Seneca een zeer onklassiek Latijn, opzettelijk onevenwichtig, steeds verrassend, één waterval van pointes, paradoxen, opmerkelijke formuleringen, beelden en analogieën. Het is de geaffecteerde modestijl van Nero’s tijd, waarin de invloed van de retorenscholen zich duidelijk manifesteert, en dat viel niet in de smaak bij iedereen. De literaire voorman van de volgende generatie, de classicist Quintilianus, maakte brandhout van het taalgebruik bij Seneca, die hij beschouwde als een bederver van de “goede” stijl en de voornaamste veroorzaker van een morbide vogue in de Latijnse literatuur. Reeds keizer Caligula had zijn stijl met “los zand” vergeleken.
In de moderne tijd was Montaigne een groot bewonderaar: zijn Essays zijn zeker schatplichtig aan de Brieven aan Lucilius. Zijn grootste invloed kreeg Seneca echter als inspirator van het neo-stoïcisme waarvan o.m. Justus Lipsius de drijvende kracht was.