Voltaire
Van Wikipedia

Voltaire, pseudoniem van François-Marie Arouet (Parijs, 21 november 1694 - Parijs, 30 mei 1778), was een Frans schrijver en filosoof. Hij leefde tijdens De Verlichting. Nooit heeft een schrijver zo volledig zijn tijdperk beheerst als Voltaire dit deed. Goethe stelde dat Voltaire de aanstichter was van de Franse Revolutie, doordat hij de oude banden van de mensheid heeft losgemaakt.[1]
Inhoud |
[bewerk] Biografie
Voltaire werd geboren als zoon van François Arouet en Marie-Marguerite Daumart of D'Aumard. De jonge Voltaire kreeg les op Louis-le-Grand, de meest prestigieuze jezuïetenschool in Parijs. Hij verliet de school op zijn zestiende en niet lang daarna maakte hij al vrienden bij de Parijse aristocraten. Zijn humoristische gedichten maakten hem populair in die kringen. In 1713 reisde hij met de ambassadeur naar Den Haag. In 1716 kreeg hij problemen met de autoriteiten vanwege zijn scherpe teksten. Hij werd voor elf maanden veroordeeld naar de Bastille vanwege zijn satire op de Franse overheid en Philippe van Orléans. Tijdens zijn verblijf in de gevangenis schreef François Marie Oedipe wat zijn eerste theatersucces zou worden. Hierna ging hij de naam "Voltaire" gebruiken. Dat pseudoniem is een anagram van Arouet le jeune, waarbij geen verschil wordt gemaakt tussen i en j, en u en v.
In 1726 beledigde Voltaire de machtige jonge edelman Chevalier de Rohan en hiervoor werd hij bestraft. Hij kreeg twee opties: de gevangenis of verbanning. Voltaire koos het laatste. Van 1726 tot 1729 woonde Voltaire in Engeland. Voltaire interesseerde zich voor de filosofie van John Locke en de ideeën van de wiskundige en wetenschapper Sir Isaac Newton. Voltaire bestudeerde Engelands constitutionele monarchie en de religieuze tolerantie aldaar. Na zijn terugkeer in Parijs schreef hij de Lettres Philosophiques, waarin hij de Engelse gewoontes en instituties prees en het Newtonianisme als alternatief voor Descartes' rationalisme introduceerde. Het boek werd geïnterpreteerd als kritiek op de Franse overheid en in 1734 moest Voltaire Parijs opnieuw verlaten. Madame de Pompadour mocht hem niet. Voltaire volgde college in Leiden bij Willem Jacob 's Gravesande en bij de beroemde Boerhaave. Ondertussen verstuurde hij een brief naar Frederik de Grote.
Na een uitnodiging van een intelligente en ontwikkelde vriendin, de Marquise du Chatelet, ging Voltaire wonen in haar Château de Cirey vlakbij Chaumont. Lotharingen was toen meer Duits als Frans. Voltaire, de markiezin en de markies vormden een hechte "ménage à trois". Verscheidene jaren bestudeerden ze allebei de natuurwetenschappen. Tussen 1740 en 1743 ging hij vier keer op diplomatieke missie naar Berlijn. Jean-Philippe Rameau zette het toneelstuk De prinses van Navarra op muziek. In 1746 werd Voltaire toegelaten tot de Académie française. In 1748 verblijft hij aan het hof van Stanislas Lezczinsky, en bezoekt de baden en bronnen vanwege kiespijn. In 1749, na de dood van Marquise du Chatelet, die een kind ter wereld bracht van haar minnaar Saint-Lambert, kreeg Voltaire een uitnodiging van Frederik de Grote. Hij verhuisde hij naar Potsdam, want de beide mannen bewonderden elkaar. Voltaire schreef hem: Wij zijn niet geboren om Plato en Leibnitz te lezen, om curven te meten, om feiten in ons hoofd te rangschikken. Wij zijn geboren met een hart dat dorst naar hartstochten en waaraan wij moeten voldoen zonder ons door die verlangens te laten beheersen. Een van de grootste zegeningen die wij de mensheid kunnen brengen is bijgeloof en fanatisme uitroeien, de machthebbenden beletten degenen te vervolgen die anders denken.[2] Nadat hij verscheidene aanvaringen had gehad met de Frederik de Grote, die Voltaire's geestige pamflet Akakia, waarin de pseudo-wetenschapper Maupertuis voorzitter van Academie van Wetenschappen, onderuit werd gehaald, liet verbranden, keerde hij in 1753 terug naar Frankrijk.
Om uit de handen van de Franse autoriteiten te kunnen blijven, verhuist Voltaire in 1755 naar Genève, waar hij net buiten de stad een huis laat bouwen met uitzicht op het meer, genaamd Les Délices (nu: Institut et Musée Voltaire). Het is hier dat hij zijn beroemde gedicht Poème sur le désastre de Lisbonne schrijft n.a.v. de verwoestende aardbeving die dat jaar Lissabon had getroffen. Dit gedicht, waarin Voltaire zijn twijfel uitdrukt over de goedheid van God, zou de aanzet worden tot zijn meest beroemde verhaal, Candide, où l'Optimisme. Op Les Délices laat Voltaire veel toneelstukken uitvoeren. Maar omdat de Geneefse autoriteiten (evenals zijn grote tegenhanger Jean-Jacques Rousseau overigens) toneel verderfelijk vinden voor de moraal wijkt hij een paar jaar later uit naar Ferney, een stadje net over de grens van de Geneefse Republiek. In 1759 kocht hij daar een landgoed waar hij tot vlak voor zijn dood zou wonen. Voltaire, die door allerlei beleggingen inmiddels een vermogend man is geworden, breidt het landgoed enorm uit, laat akkers en wijngaarden aanleggen, waardoor het dorp tot grote bloei komt. Hij wordt dan ook al snel de seigneur van Ferney genoemd, en later zou het stadje worden omgedoopt tot Ferney-Voltaire.
Voltaire was bij het schrijven van zijn Essai sur les Moeurs tot de conclusie gekomen dat de geschiedenis een lange reeks van misdaden en ellende is. De in in 1756 uitgebroken Zevenjarige oorlog versterkte hem in die mening.[3] Voltaire was ondertussen allerminst vergeten door de intelligentsia. Vele filosofen komen hem in Ferney opzoeken, waaronder d'Alembert, Baron d'Holbach, David Hume. "Waar Voltaire is, daar is het centrum van de Verlichting". Een prominente, maar niet in de smaak gevallen, bezoeker was Giacomo Casanova die in zijn memoires een uitgebreid verslag van zijn bezoek geeft. Voltaire deed het af met de opmerking: "Er was hier een vreemd mannetje te gast".
In 1759 verschijnt dan Candide. In dit verhaal bekritiseert hij de optimistisch ingestelde monadenfilosofie van Leibniz, die in de hoedanigheid van Pangloss die als mentor het hoe en waarom in de wereld probeert uit te leggen aan de hoofdpersoon, Candide. Tijdens een reis door Europa komt Candide telkens in aanraking met de ongerijmdheden en wreedheid van het aardse bestaan, maar iedere keer verzekert Pangloss hem dat alles gebeurt voor een goed doel in deze wereld die de best mogelijke van alle is. Uiteindelijk lijkt Candide zich bij deze filosofie neer te leggen, en concludeert dat "il faut cultiver son jardin. (Je moet je tuin onderhouden)"
Naast zijn literaire inspanningen gaat Voltaire zich ook steeds meer bezighouden met allerlei maatschappelijke en juridische misstanden, en wordt daarmee één van de eerste voorvechters voor de mensenrechten. Zo mengt hij zich in een zaak in Toulouse, waarbij een protestant, Jean Calas, onterecht ter dood werd veroordeeld omdat hij een hand zou hebben gehad in de dood van zijn zoon, die zich tot Katholiek zou hebben willen bekeren. Voltaire bestudeert alle dossiers over deze zaak, en ondanks het feit dat Calas wel ter dood zou worden gebracht werd hij in 1765 postuum toch nog vrijgesproken. Voltaire gaat zich daarna meer en meer op gelijksoortige zaken toeleggen. Ook vertaalt hij een geschrift van de Italiaanse jurist Cesare Beccaria (Dei delitti e delle pene), waarin gepleit wordt voor afschaffing van de doodstraf en martelingen en de humanisering van de rechtspraak, naar het Frans, en publiceert zijn Traité sur la Tolérance in 1763.
Maar ondanks het feit dat Voltaire naarmate hij ouder werd steeds cynischer en skeptischer werd t.a.v. de wereld en van God zou hij nooit van zijn geloof afvallen. Zo liet hij op de door hem opgerichte kerk in Ferney de tekst "Deo erexit Voltaire" (door Voltaire opgericht voor God) aanbrengen. Het geloof van Voltaire is deïstisch, hoewel hij zichzelf een theïst noemt. Dit houdt in dat hij God ziet als diegene die de klok een slinger heeft gegeven, waarna deze zichzelf blijft voorbewegen, de zogenaamde 'Dieu Horloger'. Hij gelooft dus niet in een God die direct ingrijpt in het menselijk bestaan.
Op de leeftijd van 83 jaar keerde Voltaire als een held terug in Parijs. In de Comédie Française was hij aanwezig toen zijn laatste toneelstuk Irène werd opgevoerd, waarna hij een staande ovatie ontving. Kort daarop echter stierf hij. Vanwege zijn kritiek op de kerk mocht hij niet op kerkelijke grond begraven worden. Uiteindelijk werd hij begraven bij een abdij in de Champagne. In 1791 werden zijn overblijfselen met veel plechtig vertoon verplaatst naar het Pantheon in Parijs. In 1815, toen het gebouw weer een kerk werd, liet Lodewijk XVIII Voltaire daar rusten omdat het "hem goed zou doen om af en toe een mis te horen".
[bewerk] Voltaire en de slavenhandel
Er is vaak beweerd dat Voltaire zich door middel van de slavenhandel zou hebben verrijkt. Om deze bewering te staven wordt vaak een brief geciteerd die hij een slavenhandelaar uit Nantes zou hebben geschreven als dank voor de 600 000 "livres" die hij dank zij hem zou hebben verdiend, maar deze brief blijkt apocrief. In werkelijkheid heeft Voltaire de slavenhandel met klem veroordeeld. De meest bekende tekst in dit verband is de aanklacht wegens verminking van de Surinaamse slaaf in "Candide" [4], maar het oeuvre van de auteur bevat ook tal van andere interessante passages. In zijn Commentaire sur l’Esprit des lois (1777), feliciteert hij Montesquieu ermee dat hij de schandvlek, die deze verfoeilijke praktijk is, heeft aangeklaagd. [5] Hij toonde zich ook enthousiast over de bevrijding van de slaven door de Quakers van Pennsylvanië in 1769. Met zijn advocaat en vriend Christin, heeft hij gedurende de laatste jaren van zijn bestaan gevochten voor de bevrijding van de slaven uit de Jura, die de laatste lijfeigenen in Frankrijk waren. Het betreft een van de weinige politieke veldslagen die hij verloren heeft; de lijfeigenen werden pas vrijgelaten tijdens de Franse Revolutie. We vinden echter andere, minder humanistische citaten aangaande de slavernij.
- Essais sur les mœurs et l'esprit des nations (1756):
"We kopen slaven voor het huishoudelijke werk alleen bij de negers; deze handel wordt ons aangewreven. Een volk dat zijn eigen kinderen als koopwaar verhandelt, verdient nog meer afkeuring dan de koper. Deze handel toont onze superioriteit; degene die zich een meester laat opleggen, is geboren om er een te hebben." ("Nous n'achetons des esclaves domestiques que chez les Nègres; on nous reproche ce commerce. Un peuple qui trafique de ses enfants est encore plus condamnable que l'acheteur. Ce négoce démontre notre supériorité; celui qui se donne un maître était né pour en avoir.")
- Il faut prendre un parti (1772)
"In 1757 telde het Franse Saint-Domingue ongeveer 30.000 personen en 100.000 negerslaven of mulatten, die op de suikerplantages werkten. (…) Wij vertellen ze dat ze mannen zijn zoals wij, dat ze gekocht zijn door het bloed van een God die gestorven is, en vervolgens laten we ze werken als lastdieren (…) en als ze willen ontsnappen, hakken we ze een been af. (…) Deze handel (…) is ongetwijfeld geen weldaad; maar dat de mens voor zichzelf nieuwe behoeften heeft gecreëerd, verhindert dat Frankrijk uit het buitenland geen overbodige goederen zou aankopen die tot noodzaak zijn geworden." ("On comptait en 1757, dans la Saint-Domingue française , environ trente mille personnes , et cent mille esclaves nègres ou mulâtre qui travaillaient aux sucreries (…) Nous leur disons qu'ils sont des hommes comme nous, qu'ils sont rachetés du sang d'un Dieu mort pour eux, et ensuite on les fait travailler comme des bêtes de somme (…) s'ils veulent s'enfuir, on leur coupe une jambe. (…) Ce commerce (…) n'est pas sans doute un vrai bien; mais les hommes s'étant fait des nécessités nouvelles, il empêche que la France n'achète chèrement de l'étranger un superflu devenu nécessaire".)
[bewerk] Controverse over Voltaires racisme en antisemitisme
Volstrekt in tegenspraak met de status die hij als zinnebeeld van het humanisme van de Verlichting en als goeroe van de verdraagzaamheid had verworven, werd Voltaire beschuldigd van racistische en antisemitische uitlatingen. Deze beschuldigingen berusten op een onmiskenbaar omvangrijk corpus aan citaten, dat niettemin nadere, contextuele toelichting verdient. Voltaire, die daarmee de vooroordelen van zijn tijd onderschrijft, heeft over de gelijkheid van alle mensen geschreven. Hij heeft echter ook in zijn "Traité de métaphysique" geschreven:
- "Ik zie tenslotte mensen die ik hoger acht dan negers, zoals de negers boven de apen staan, en zoals de apen boven de oesters en andere dieren van deze soort staan". ("Enfin je vois des hommes qui me paraissent supérieurs à ces nègres, comme ces nègres le sont aux singes, et comme les singes le sont aux huîtres et aux autres animaux de cette espèce.")
Wat het antisemitisme betreft, schrijft Voltaire bijvoorbeeld in het artikel "Tolérance" (verdraagzaamheid) van zijn "Dictionnaire philosophique" (filosofisch woordenboek):
- "Met spijt spreek ik over de Joden: dit volk is, in menig opzicht, het meest verwerperlijke dat ooit de aarde heeft bevuild" ("C’est à regret que je parle des Juifs: cette nation est, à bien des égards, la plus détestable qui ait jamais souillé la terre".)
De historicus Poliakov, die in zijn "Histoire de l'Antisémitisme" het derde deel de titel "De Voltaire à Wagner" gaf, noemt hem "de ergste Franse antisemiet van de 18de eeuw". Volgens hem zouden deze gevoelens bij Voltaire in de loop van de laatste vijftien jaren van zijn leven worden aangescherpt. Er schijnt dan een verband te zijn met de strijd van de filosoof tegen de Christelijke kerk. Ook financiële problemen worden naar voren geschoven, en moeilijke verhoudingen met Joodse bankiers, hetgeen onvoldoende gefundeerd lijkt. De politiek filosoof Isaac de Pinto bestreed hem in zijn Apologie de Juif.
Bernard Lazare merkt echter op: "Als Voltaire een uitgesproken jodenhater was, dan waren de gedachten die hij en de encyclopedisten vertegenwoordigden, toch niet vijandig ten opzichte van de joden, aangezien het ideeën betrof aangaande vrijheid en universele gelijkheid". ("Si Voltaire fut un ardent judéophobe, les idées que lui et les encyclopédistes représentaient n'étaient pas hostiles aux Juifs, puisque c'étaient des idées de liberté et d'égalité universelle.")
Anderen merken op dat het bestaan van tegensprekelijke passages in de werken van Voltaire het niet mogelijk maken afdoend te oordelen over het vermeende racisme of antisemitisme van de filosoof. Roland Desné schrijft: "Het is niet omdat sommige zinsneden van Voltaire ons kwellen, dat wij hem moeten verwijzen naar de mestvaalt van de vervolgers." ("Ce n'est pas parce que certaines phrases de Voltaire nous font mal que nous devrions le confondre dans la tourbe des persécuteurs.")

[bewerk] Bibliografie
Selectie uit zijn zevenhonderd in druk verschenen werken:
- Oedipe (1718)
- Henriade over Hendrik IV (1723)
- Histoire de Charles XII (1731)
- Zaïre (1732)
- Lettres philosophiques (1734)
- Alzire ou les Américains (1736)
- Mahomet (1742)
- Zadig, ou la destinée. Histoire orientale (1747)
- Le siècle de Louis XIV (1751)
- Le Micromégas, een filosofische vertelling (1752)
- Essai sur les moeurs et l'esprit des nations (1756)
- Poème sur la loi naturelle et Poème sur le Désastre de Lisbonne (1756)
- Karel XII (1756)
- Candide (1759)
- L'Extrait de sentiment de Jean Meslier (1762)
- Traité sur la tolérance (1763)
- Dictionnaire philosophique (1765)
- L'Ingénu, de argeloze (1767)
- La Princesse de Babylone (1768)
- Irène (1778)
Een van Voltaires meest beroemde uitspraken: Il faut cultiver son jardin. (Je moet je tuin onderhouden.)
[bewerk] Leeuwarder Courant 2 april 2007
De Leidse onderzoeker dr. C.D. van Strien heeft in de collectie van Tresoar, het Fries historisch en letterkundig centrum te Leeuwarden, een origineel handgeschreven briefje gevonden geschreven door de Franse wijsgeer Voltaire. Deze brief was tot nu toe onbekend. Wat deze brief extra bijzonder maakt is dat de brief in het Nederlands is geschreven. Bekend was dat Voltaire in Nederland heeft gewoond, maar niet bekend was dat hij de Nederlandse taal zo machtig was dat hij ook die taal schreef. Het briefje is een reactie op een vertaling in het Nederlands die P.A. de Huybert van Kruiningen maakte van een door Voltaire geschreven Frans lofdicht op de Friese politicus en dichter Willem van Haren.
[bewerk] Externe links
- Citaten (Engelstalig)
- Complete bibliografie (Engelstalig)
- Institut et Musée Voltaire
- Works of Voltaire
- Voltaire, des delits et des peines, 1766 volledige franstalige tekst online
[bewerk] Bronnen
- ↑ Grimm, H. (1874) Goethe, p. 30.
- ↑ Gooch, G.P. (1966) Frederik de Grote, p. 164.
- ↑ Voltaire Verhalen: Zadig/Candide/De argeloze/De prinses van Babylon. Prisma Klassieken, 1979, p. 318.
- ↑ Chapitre 19 de Candide
- ↑ Indien iemand ooit heeft gestreden om slaven van allerlei slag hun natuurlijke vrijheid terug te geven, is het vanzelfsprekend Montesquieu. Hij achtte de rede en de mensheid onverenigbaar met welke vorm van slavernij ook: noch die van de negers die men aan de kusten van Guinea ging halen om suiker te winnen op de Caraïben; noch die van de eunuchen om vrouwen te bewaken en om de hoogste stem te zingen in de pauselijke kapel; "Œeuvres complètes de Voltaire", tome XXXI, "Commentaire sur l’Esprit des lois", Section "Esclavage", [http://gallica.bnf.fr/Catalogue/noticesInd/FRBNF31602449.htm#listeUC édition de 1893, p. 305.
![]() |
Op Wikiquote staan citaten van Voltaire. |
![]() |
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Voltaire op Wikimedia Commons. |