West-Vlaams
Van Wikipedia
West-Vlaams (Westvlams) | |
---|---|
Taalfamilie | |
Indo-Europees |
|
Verbreiding | |
België | West-Vlaanderen, aangrenzende stukjes Oost-Vlaanderen en Henegouwen |
Nederland | Zeeuws-Vlaanderen |
Frankrijk | Frans-Vlaanderen |
Moedertaalsprekers (schattingen) | |
België | 1 miljoen |
Nederland | 30.000-70.000 (afhankelijk van de grens tussen Zeeuws of West-Vlaams) |
Frankrijk | 20.000 (vooral ouderen) |
Officiële status | |
België | geen |
Nederland | geen |
Frankrijk | Semiofficieel als langue régionale de France |
Taalcodes | |
ISO 639-3: | vls |
Het West-Vlaams of Westvlams is de streektaal die globaal gesproken wordt in de provincie West-Vlaanderen, het westen van Zeeuws-Vlaanderen en door een deel van de bevolking van de Henegouwse gemeente Komen-Waasten (Comines-Warneton), waarvan het grondgebied in 1963 is afgescheiden van de provincie West-Vlaanderen. Ook in het westen van Oost-Vlaanderen worden op West-Vlaams gelijkende dialecten gesproken, bijvoorbeeld rond Maldegem in het Meetjesland of Zulte. Hoewel duidelijk West-Vlaams wordt de in het westen van Zeeuws-Vlaanderen gesproken streektaal ook wel bij het Zeeuws gerekend. Het in Frans-Vlaanderen gesproken (Vlaemsch) of Frans-Vlaams, zie ook Nederlands in Frankrijk, wordt echter met uitsterven bedreigd; slechts enkele duizenden ouderen op het platteland spreken het nog.
In ruime zin wordt met West-Vlaams ook de zuidwestelijke dialectgroep van het Nederlands bedoeld. Aldus is het de verzamelnaam voor het West-Vlaams (inclusief Frans- en Zeeuws-Vlaams) én het Zeeuws.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
Het West-Vlaams bevat veel invloeden uit het Picardisch, een Frans dialect, omdat de handel met Artesië in de middeleeuwen bloeide; Atrecht (Arras) maakte in de vroege middeleeuwen ook deel uit van het graafschap Vlaanderen en in de late middeleeuwen van De Nederlanden. Het West-Vlaamse dialect, vooral dat van de zo belangrijke handelsstad Brugge, heeft de eerste bijdrage geleverd aan de standaardisering binnen het Middelnederlands: uit de West-Vlaamse vormen weggevaagd en waagschaal ontwikkelden zich bijvoorbeeld weggeveegd en weegschaal, nu deel van de Nederlandse standaardtaal. Het West-Vlaams is het Nederlandse dialect dat het meest kenmerken van Middelnederlands overhoudt.
Hoewel het West-Vlaams grotendeels Nederfrankisch is, kent het ook veel ingveonismen. Deze hebben in het verleden aanleiding gegeven tot speculatie dat er sprake zou zijn van een Fries of Nedersaksisch substraat. Dat zou ook de zeer lastige vraag kunnen beantwoorden waarom er überhaupt een tweedeling bestaat tussen West-Vlaams en Oost-Vlaams: er blijkt geen enkele geografische of politieke reden voor te zijn. Sommigen hebben de mogelijkheid dat het West-Vlaams niet volledig Nederfrankisch is, als voldoende reden gezien om te spreken van een aparte taal. Dit wordt echter over het algemeen verworpen omdat er een dialectcontinuüm bestaat met het Oost-Vlaams. Bovendien is het Hollands, waarop de standaardtaal (samen met Brabants) gebaseerd is, evenmin geheel Nederfrankisch. Omdat het dialect zich na de late middeleeuwen anders ontwikkelde dan het Hollands en het Brabants, spreken sommigen op grond van de klankafwijkingen van een aparte taal.
Deze gedachtengang werd vooral onderschreven door de beweging van de West-Vlaamse taalparticularisten in de tweede helft van de negentiende eeuw. Zij verzetten zich tegen de invoering van het half joodsch, half heidensch Hoog-Hollandsch. Ze streden tegen de standaardisering van het Nederlands in België en voor het behoud van het Vlaams der Vaderen, in dit geval het West-Vlaams. De katholieken rond de dialectoloog De Bo en de dichter Guido Gezelle vreesden het binnendringen van het protestantisme via een Nederlandse standaardtaal.
De vorming van het Standaardnederlands ging wel door en de positie van de dialecten in het algemeen werd vooral op het einde van de twintigste eeuw zeer penibel. Onder meer door het sterk agrarische karakter en de perifere ligging van de streek wist het West-Vlaams, in tegenstelling tot andere dialecten, wél een comfortabele positie te behouden. Een enquête in 1993 naar de dialectkennis van studenten door het Institut für Deutsche und Niederländische Philologie van de Freie Universität van Berlijn gaf aan dat 88% van de West-Vlaamse studenten nog dialect sprak, tegenover bijvoorbeeld 62% voor Antwerpen en slechts 40% voor Limburg.
[bewerk] Ingveoonse kenmerken
In het West-Vlaams zijn nog heel wat sporen te vinden van het dialect van de Saksen, die tijdens de Germaanse volksverhuizingen - naar schatting in de vierde en vijfde eeuw - in Vlaanderen aanspoelden. Deze Kustgermaanse, Noordzeegermaanse of Ingveoonse kenmerken vindt men niet alleen ook terug in andere Nederlandse dialecten als het Zeeuws en Hollands maar ook in het Nedersaksisch, Fries, Engels en West-Scandinavische talen als het IJslands, Faeröers en Noors. Hoe westelijker in West-Vlaanderen, hoe meer men ze tegenkomt.
De Ingveoonse invloeden van het West-Vlaams blijken bijvoorbeeld uit woorden als pit (put), rik (rug), dinne (dun) en ouder brigge (brug). Korte u-klanken werden dus ontrond tot i, wat ook onder meer in het Engels (pit, ridge, thin, bridge) het geval was. Ook de open uitspraak van de korte e, i en u zoals in bek, in en tusschen (tussen) komt voor in meerdere oude kustdialecten zoals onder andere het Hollands. Dit staat tegenover de zeer gesloten Brabantse uitspraak: bik, ien en tuusse. Het AN volgt hier de gulden middenweg en het hedendaagse Hollands doet hieraan mee.
Een ander Kustgermaans fenomeen is het wegvallen van de h aan het begin van een woord. Dit is alles behalve exclusief West-Vlaams, want zelfs het Brabants doet dit. Men zegt dus èlpen (helpen), òòlen (halen) en ard (hard). De analogie met de Engelse dialecten gaat weer op maar zowel in het Standaardengels als in het Standaardnederlands werd de h weer in ere hersteld. Wat wél typisch West-Vlaams is, en ook hét brandmerk bij uitstek, is de laryngalisering van de g tot h, wat wil zeggen dat de g voortgebracht wordt door vernauwing van de stemspleet. De combinatie van deze twee laatste kenmerken zorgt er dus bijvoorbeeld voor dat een oeëd (hoed) hoeëd (goed) kan zitten in het West-Vlaams.
Het niet uitspreken van de doffe e in –en, zoals in werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden, treft men ook aan in het Engels (beaten, listen) en Nedersaksische dialecten. Waar de Brabanders en de Hollanders de e wel, maar de n niet uitspreken, wordt die in het West-Vlaams rechtstreeks aan het stamwoord geplakt: zotn (zotten), hurtn (luisteren) en bustn (borsten) dus. Soms wordt ook de medeklinker voor deze doffe e verder ingeslikt, en vervangen door een glottisslag (zie verder).
Hurtn en bustn, evenals bus (bos), mussels (mosselen), vul (vol) en zunne (zon) e.a. brengen dan weer een ander typisch klankkenmerk naar de oppervlakte: de spontane palatalisatie (verplaatsing van de uitspraakbasis naar harde verhemelte zonder echte fonetische reden; spontaan dus) van o tot u. Weer vindt men tegenhangers in het Engels (hoewel de uitspraak daarin ook al wat geëvolueerd is): bush, mussels, full, sun. Nadat dit was gebeurd in het West-Vlaams (evenals in andere kustdialecten), werden in het Vroeg-Nederlands korte o's tot oo gerekt, bijvoorbeeld tot zoon (Engels: son), boter en vogel. In het West-Vlaams daarentegen werd de gepalataliseerde u gerekt tot eu, wat zeune, beuter en veugel opleverde. In het Kustwestvlaams werd de eu in enkele van die woorden dan weerom verkort tot u; zie onder meer butter (versus beuter), schuttel (vs scheutel, schotel) en kuttel (vs keutel).
Nog een klankkenmerk, dat veel dialecten rond de Noordzee gemeenschappelijk hebben, is de verdonkering van a tot o in bepaalde woorden. Vergelijk bijvoorbeeld zochte (zacht), of (af) en brocht (bracht) met het Engels: soft, off, brought.
Ook kenschetsend voor het Kustgermaans is de omvorming van de Oudwestgermaanse tweeklank iu tot ie, waar de continentale dialecten een uu hebben ontwikkeld, die later dan weer gediftongeerd werd tot ui. Zo staan de West-Vlaamse vormen van kieken, vier en stieren, zoals Engels chicken, fire en stear, tegenover Brabants kuiken, vuur en stuur (want vóór een r werd ook daarin de uu behouden en niet tot ui vervormd).
Voor wat betreft de meervoudsvorming is de –s in het West-Vlaams (en zeker in het archaïsche Frans-Vlaams) veel algemener dan in andere dialecten en het Standaardnederlands, waarin de meeste meervouden met –en worden gevormd. Het Engels heeft dit nog veel sterker doorgetrokken, waardoor de –en-vormen zeer zeldzaam zijn geworden (met als laatste getuige bijvoorbeeld oxen, voor 'ossen'). In het West-Vlaams eindigen, in tegenstelling tot het Engels, veel meervouden wel nog op –en. Die winnen ook veld onder invloed van de standaard- of tussentaal maar vooral in het westen zijn de –s'en nog alom aanwezig. Men zegt er dus trings (treinen), keuns (konijnen), brils (brillen), kleers (kleren) enzovoort.
Qua Kustgermaanse woordenschat zijn er enerzijds woorden die verder leven uit de Saksische erfenis en anderzijds leenwoorden die later, vooral via de handel met Engeland, in het West-Vlaams zijn beland. Voorbeelden van de laatste, de hedendaagse Amerikaanse 'wordflow' buiten beschouwing gelaten, zijn onder meer riftje-raftje (of kotjevolk, 'schorriemorrie' uit Engels riff-raff), nowers (zuidelijk nievers, voor 'nergens', uit Engels nowhere) en agèèn ('alweer', uit Engels again).
Historisch gemeenschappelijk daarentegen zijn onder meer wied (onkruid, zie Engels weed), sjchreepen of sjcharten (krabben, vergelijk to scratch), buttersjchiete (vlinder, zoals butterfly), ààperen (gebeuren, voorvallen, uit het verdwenen hapenen; zoals to happen), bringen (brengen, to bring), schreemen (voor schreien, to scream), e letje (vroeger 'een beetje', zoals a little in het Engels of lytsje (klein) in het Fries; nu enkel nog in de betekenis van 'een tijdje') enzovoort. Deze woorden komen vooral in de Westhoek en Frans-Vlaanderen voor.
[bewerk] Indeling
Hoewel het West-Vlaams, in tegenstelling tot het Oost-Vlaams, een tamelijk homogeen dialect is, kan men toch vier grote varianten ervan optekenen. De meeste onderlinge verschillen vindt men tussen het noorden en het westen enerzijds en het zuidoosten anderzijds.
Het Kustwestvlaams wordt gesproken aan de Kust en in de Westhoek (de streek rond Veurne, Ieper en Poperinge). Het bevat nog veel Saksische kenmerken, niettegenstaande het West-Vlaams, net als het Nederlands, van Nederfrankische origine is. Naast het Kustwestvlaams onderscheid men ook het continentaal West-Vlaams, dat minder Saksische maar des te meer Oost-Vlaamse trekjes heeft.
Zo is in het Kustwestvlaams de korte e voor r + t, d en s soms een korte a geworden en zegt men dus gès (gras), vès (vers) en desschen (dorsen) in het zuidoosten, tegenover gas, vas en dasschen in het westen en aan de kust. Zelfs op de Duinkerkse markt hoort men nog 'vaske vis' (verse vis) roepen, wat in het Kustwestvlaams vassche vis, en in het continentaal West-Vlaams vessche vis zou klinken.
Ook typisch voor het Kustwestvlaams is het gebruik van de meervoudsvorm voor eerste persoon enkelvoud in de vervoeging van werkwoorden. Ik zin, ik werken, ik peizen staat dus tegenover het zuidoostelijke ik ben, ik werke, ik peize, wat doet denken aan het Oost-Vlaams.
Het volledig wegvallen van de –de in tweelettergrepige Middelnederlandse woorden als moede en roede is dan weer typisch voor het continentaal West-Vlaams, dat daarin het AN volgt. In het Kustwestvlaams zegt men nog steeds moeë en roeë, en zelfs woorden die nooit op –de eindigden, zoals koeë en schoeë, volgen die tendens.
Merkwaardig aan het West-Vlaams is tevens de verscheidenheid in de verkleinwoordvorming. Ook hier staat het continentaal West-Vlaams, met uitgangen op –ke, pal tegenover het Kustwestvlaams waar –tje de plak zwaait. Zo wordt glazeke nooit gehoord in het noorden of het westen, en zegt men daar eerder glazetje aan de Oostkust, wat in Brugge zelfs nooit verdofd werd en klinkt als glazetjie. Ook Kustwestvlaams zijn glazeje in het Houtland rond Torhout en glazege in de Westhoek. Deze twee laatste vormen, op –eje of –ege, zijn echter sterk op hun retour door de expansie van –ke vanuit het oosten en het zuiden (onder invloed van het Brabants), en van –tje (soms geassimileerd tot –sje of –je) in het noorden en het westen, onder invloed van de standaardtaal. Glazeke wint bijvoorbeeld terrein in Roeselare, en glaasje is ook geen vreemde meer aan de Westkust.
Ook heeft het Kustwestvlaams, in tegenstelling tot het zuidoost-West-Vlaams, veel meer Kustwestgermaanse trekjes.
[bewerk] Indeling van het Kustwestvlaams
Binnen het Kustwestvlaams staat de taal van de Westhoek, westelijk West-Vlaams dus, naast die van de Polders en het Houtland (ten oosten van de rivier IJzer tot Brugge), noordelijk West-Vlaams. Het westelijk West-Vlaams wordt ook gesproken in Frans-Vlaanderen, hoewel dit soms als een apart soort West-Vlaams aangeduid wordt. De verschillen, zoals die nu bestaan, kunnen verklaard worden door de eeuwenlange afzondering van Frans-Vlaanderen van de rest van West-Vlaanderen. Daardoor heeft het Frans-Vlaams niet meegedaan aan recentere West-Vlaamse vernieuwingen, en anderzijds interne vernieuwingen doorgevoerd die niet over de staatsgrens geraakt zijn. Maar in se is Frans-Vlaams dus westelijk West-Vlaams.
In het westen wordt bijvoorbeeld nog steeds het onderscheid gemaakt tussen au en ou, waar dit in de standaardtaal en de meeste andere dialecten niet meer het geval is. Men hoort er dus blaauw, graauw en klaauw, waar dit elders in West-Vlaanderen veelal blow, grow en klow is. Ook de wegval van de g in voltooid deelwoorden is typisch voor de Westhoek, daar is het dus edaan, ezien, ezeid, wat doet denken aan het Engelse done, seen, said. In de rest van de provincie spreekt men die g wel uit, maar die klinkt dan als een h. Ook leeft de d na ij (ie) en ui (uu) in sommige woorden nog steeds voort; men is er dus bliede (blij) en gebruikt luuders (luiers) voor de kinders (meervouden op –s zijn trouwens ook algemener in het westen dan in het noorden). Woorden die vroeger op –ede eindigden, wat in het hedendaags Nederlands een zachtlange ee geworden is, zijn vaak gediftongeerd tot ei. Vooral in het westen gaat men dus mei (mee) naar de stei (stede, stad). Ook typerend is het gebruik van nuus in plaats van uus (ons) als persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord eerste persoon meervoud.
[bewerk] Status
Sommige verschillen tussen West-Vlaams en Standaardnederlands zijn groter dan die tussen Afrikaans en het Nederlands, maar Afrikaans wordt wel en West-Vlaams niet als een aparte taal beschouwd. De voornaamste reden voor het erkennen van het Afrikaans ligt, behalve in de geografische afstand, enerzijds in de grammaticale verschillen: daarin komt het West-Vlaams weer veel meer met het Standaardnederlands overeen. Anderzijds zijn politieke redenen ook zeer belangrijk (het Afrikaner-nationalisme van de de jaren twintig). Het Fries, dat anders dan het West-Vlaams bijna uitsluitend Noordzeegermaanse kenmerken vertoont, wordt erkend als een aparte taal.
In Nederland werden pogingen ondernomen om het Zeeuws (zustertaal van het West-Vlaams) te laten erkennen als regionale taal in het kader van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, naast het Limburgs en Nedersaksisch. Op negatief advies van de Nederlandse Taalunie ging dat niet door.
In België geniet het West-Vlaams geen enkele officiële erkenning. België heeft het desbetreffende Handvest niet geratificeerd om 's lands huidige complexe taalsituatie niet nog ingewikkelder te maken.
De enige erkenning kreeg het van Frankrijk, waar het op de lijst staat van langues régionales de France. In plaats van het Handvest te ondertekenen stelde het land deze lijst op. Op die talen zijn dan bepaalde passages uit het Handvest van toepassing. In de praktijk stelt deze semi-officiële erkenning echter niet veel voor, ook al omdat het aantal sprekers van het West-Vlaams er met de dag slinkt.
[bewerk] Overige kenmerken
Het West-Vlaams heeft verschillende typische kenmerken die het onderscheiden van het Standaardnederlands of van de meeste andere Vlaamse dialecten.
In heel Vlaanderen is er in min of meerdere mate Franse woordenschat opgenomen in het volkse taalgebruik, vooral in specifieke domeinen; in het West-Vlaams is deze invloed groter:
(West-Vlaams / Frans / Nederlands)
- pertank / pourtant / nochtans
- forsette / fourchette / vork
- assiete/talôre / assiette / bord (Duits: Teller)
- couvers / couverts / bestek
- freings / freins / remmen
Op grammaticaal gebied valt het West-Vlaams onder andere op door bijna immer gebruikte dubbel onderwerp:
- ge kykt gy na ne foto - je kijkt naar een foto
Soms is er een onderscheid tussen mannelijk, vrouwelijk en onzijdig bij het onbepaald lidwoord:
- ne stier, en koe, e kalf - een stier, een koe, een kalf
Bovendien eindigen veel (vooral vrouwelijke) substantieven op -e. vb: de baan = de boane
In een ontkennende zin gebruikt het West-Vlaams, net zoals het Nederlands, een negatief bijwoord "niet". Er is echter ook een preverbaal negatief element beschikbaar, zoals men ook in het Frans gebruikt: "Jan en ee nie veel geld."
Opvallend is de vervoeging van de antwoordpartikels ja, nee en toet (toch wel) wanneer men antwoordt op een vraag. Zij worden gevolgd door een clitisch pronomen naar gelang de persoon op wie ze betrekking hebben:
- 1e persoon enkelvoud: joak - nink - toek
- 2e persoon enkelvoud: joag - nèg - toeg
- 3e persoon enkelvoud: joaj/joan - nèj/nèn - toej/toen (mannelijk), joas - nès - toes (vrouwelijk) en joat - nint - toet (onzijdig)
- 1e persoon meervoud: joam/joaw - nim/nèw - toem/toew
- 2e persoon meervoud: joag - nèg - toeg
- 3e persoon meervoud: joa(n)s - nè(n)s - toe(n)s
Typisch voor het West-Vlaams zijn de monoftongen ie en uu voor ij en ui. Deze eenklanken zijn bewaard uit het Middelnederlands. Overigens werd het grootste deel van de Middelnederlandse teksten op het gebied van het huidige West-Vlaanderen geschreven. Uitzondering hierbij is de grensstreek (bijvoorbeeld Waregem), waar diftongen toch in beperkte mate voorkomen.
In West-Vlaanderen is het dus bùten biettend koed en niet buiten bijtend koud. Ook worden de korte klinkers e, i en u anders uitgesproken dan in de standaardtaal. De (doffe) i wordt bijvoorbeeld een soort è. De h wordt meestal niet uitgesproken, daarvoor wordt g als h uitgesproken.
Een andere eigenaardigheid lijkt op een uitspraak uit het Frans: vóór t,d en s wordt oe in plaats van ou gesproken. Daar waar in het Nederlands dus vóór deze t,d en s de Germaanse vorm -ol in -ou veranderde (vb. cold - koud), heeft het West-Vlaams er een korte -oe van gemaakt. Dus: 't is koed in m'n oede koesen ( 't is koud in m'n oude kousen). Andere kenmerken zijn een verschuiving van o naar u en van oo naar eu of Umlaut in sommige woorden. Bijvoorbeeld: op - up (vaak ook: ip), ochtend - nuchtend, boter - beuter, wonen - weunen.
[bewerk] Voorbeeld
Gebaseerd op: Ool koett'en en ool doen, het dialect van Midden-West-Vlaanderen, Jerome Clinckemaillie; dialect uit Roeselare.
- Me gieng'n ne vrandrienge doen an uus'uus en meen shanse get. Mienne kooz'n è metsnoare en je wilde dadde wel achtr'eure doen..! Da gienk nogool ne klets skill'n in de pries, van den dag van vandoage witje nie mièèr met hoeveele daj 't ofstooft oj 'ntwadde lat doen..!
- (Moeder tot zoon) Ge moe gy nu ne kièè kiekk'n noa dien toafle ..! 't Is oal kaffie neev'nst joen zatte. G'ee weere gebrield nièè ... nen brielpot daj gy zyt ..!"
- (en tot de dochter) "En gy ..!" Ge moe'gy dao nie zitt'n gidder'n .. van ge zie wok zuk'een brielkoente ..! Kiekt maor ekièè an joen voet'n ... 't is ool bruuslienge up de groend ... 't ligt teetne voir ne gièèl nest kiek'ns ..!"
In Standaardnederlands:
- We zouden een verandering aanbrengen aan ons huis en we hebben geluk gehad. Mijn neef is metselaar en hij wilde dat wel na de uren doen. Dat zou nogal een verschil maken in de prijs, want vandaag de dag weet je niet meer wat een goede prijs is als je iets laat uitvoeren.
- Moet je nu eens kijken naar die tafel! Er ligt overal koffie naast je kopje. Je hebt weer gemorst, he... wat ben je toch een morspot!
- En jij! Je moet daar niet zitten giechelen... want je bent ook een morspot! Kijk maar eens naar je voeten... er liggen overal kruimels op de grond, er ligt genoeg te eten voor een heel nest kippen!
[bewerk] Referenties
- Berquin K. Westvlaamsche Uitspraakfouten en hun Genezing Firma Becelaere, Torhout, 1940, 41 pp
- De Bo, Léonard Lodewijk Westvlaams Idioticon, Gent, 1892 en Familia et Patria, 2000
- De Brabandere West-Vlaams etymologisch woordenboek, LJ Veen, ISBN 9020407260
- Desnerck R. Oostends woordenboek., Dewilde: Handzame, 1972, 575 pp.
- De Vos, M. Taal in stad en land - West-Vlaams, Uitgeverij Terra - Lannoo, 2005, ISBN 9020960512
- Jacobs Jozef Het Westvlaamsch - van de oudste tijden tot heden, J.B.Wolters, Groningen/Den Haag, 1927, ix + 312pp
- Pée, Willem, Het Westvlaams, p. 289-301 + 3 pp illustraties. In: West-Vlaanderen, Meddens, Brussel, 1958, 473 pp + ill.
- Ryckeboer, Hugo Taal in stad en land - Frans-Vlaams, Uitgeverij Terra - Lannoo, 2005, ISBN 9020958569
[bewerk] Verwante artikels
- Frans-Vlaams, over de variant van het West-Vlaams in Frankrijk
- Nederlands in Frankrijk, over het Nederlands als geheel in Frankrijk
- Talen in Frankrijk, over de regionale talen van Frankrijk
- Zeeuws, over de zustertaal van het West-Vlaams
- Ingveoonse talen, over het Noordzeegermaans
[bewerk] Externe links
(nl) (de) Website van de Freie Universität Berlin over het West-Vlaams
(en) Rapport van de Ethnologue over het West-Vlaams
(en) (fr) Rapport van Euromosaic over het Frans-Vlaams
(nl) Waarom het Zeeuws niet werd erkend als minderheidstaal
Zie de West-Vlaamse editie van Wikipedia |
Wikibooks heeft een cursus over dit onderwerp: Cursus West-Vlaams (in opbouw) |
Streektalen in Nederland en Vlaanderen |
---|
Standaardnederlands
Nederfrankisch en Frisofrankisch: Hollands (Zuid-Hollands - Utrechts-Alblasserwaards) - Westfries - Bildts - Stadsfries - Zeeuws - West-Vlaams - Oost-Vlaams - Brabants - Zuid-Gelders - Limburgs Nedersaksisch: Gronings - Stellingwerfs - Drents - Twents - Twents-Graafschaps - Gelders-Overijssels - Sallands - Achterhoeks - Urkers - Veluws |