Geschiedenis van Afghanistan
Van Wikipedia
[bewerk] Oude geschiedenis
Over de prehistorie van Afghanistan is niet zeer veel bekend. Men neemt aan dat ergens in het 2e millennium v. Chr. een Indo-Europese groep, de Indo-Iraniërs in Afghanistan aankwamen, en zich van daar uit naar India (zie Arische invasie) en Iran hebben uitgebreid. Resten van centrale bewoning zijn gevonden bij Mundigak in de Indus-vallei.
De oudste geschreven bron over Afghanistan wordt gevormd door de Avesta, het heilige boek van het Zoroastrisme. Deze religie, die tot de komst van de islam in Perzië, Afghanistan en Centraal-Azië veel aanhangers kende, werd gesticht door de profeet Zarathoestra (in het westen bekend als Zoroaster). Wanneer en waar hij leefde, is niet precies bekend. Sommige historici plaatsen hem in Bactrië rond 600 v. Chr., maar anderen denken dat hij eerder leefde, rond 1000 v. Chr. of nog eerder, en dat zijn woonplaats ook elders in het oostelijke Iraanse Plateau (oost-Iran, west-Afghanistan, zuidoost-Toerkmenistan) kan liggen.
In 550 v. Chr. wist de Perzische prins Cyrus II de Medische koning Astyages, aan wie hij onderworpen was, te verslaan, en stichtte het Perzische rijk. Ten tijde van zijn dood in 530 behoorde ook het gehele huidige Afghanistan tot zijn rijk; of het voordien onderdeel was van het Medische rijk of later door Cyrus zelf veroverd is, is niet bekend. Een groot deel van Afghanistan werd in deze tijd beheerst door de Scythen, een nomadisch ruitervolk dat ook uit Oekraïne bekend is.
Afghanistan heette vroeger Aryana, later heette het Chorasan en daarna werd het Afghanistan genoemd.
[bewerk] De Grieken
Afghanistan bleef onder de Achaemeniden (het koningsgeslacht van Cyrus) tot aan de verovering door Alexander de Grote. Alexander trok in 329 v. Chr. met zijn leger door Afghanistan, bevocht een Scytische leider ten noorden van Afghanistan vanuit een basis in Bactra, stak de Hindoekoesj over, en kwam tot aan de Hydaspes (Beas) in de Punjab. Alexander bevocht ook Bessus, de satraap van Bactrië, die na de dood van Darius zichzelf tot koning der Perzen had laten uitroepen.
Na de dood van Alexander kwamen de troepen in Afghanistan in opstand: De mannen wilden terug naar huis. Nadat deze opstand was neergeslagen, en de strijd tussen de diverse generaals van Alexander was gestreden, kwam het oosten van het rijk in handen van Seleucus en zijn opvolgers, de Seleuciden van Syrië. Hij behield echter niet geheel Afghanistan: Het zuiden (rond Kandahar) en oosten (rond Kaboel) kwamen in handen van Chandragupta Maurya, de stichter van de machtige Maurya-dynastie in India.
Afghanistan, en in het bijzonder Bactrië, werd in snel tempo gehelleniseerd. Rond 250 v. Chr. kwamen de Bactriërs onder Diodotus in opstand tegen de Seleucidische heersers (vrijwel zeker ten tijde van Antiochus II) en maakten zich onafhankelijk. Het gebied bleef Grieks, ook nadat de Parthen Iran en Mesopotamië hadden veroverd. In Bactrië werden grote irrigatiesystemen aangelegd. In het begin van de 2e eeuw v. Chr. werd het Griekse gebied zelfs zuidwaarts uitgebreid: ten zuiden van de Hindoe Koesj in India ontstonden Griekse rijkjes.
[bewerk] Kushana
In het midden van de 2e eeuw v. Chr. was het dan toch gedaan met de Griekse overheersing in Afghanistan. Het land werd overrompeld door een volk of volken uit het noorden, bij de Chinezen bekend als de Yüeh-chih, in het westen als de Tocharen, die zich in de gebieden van Bactrië tot aan Gujarat vestigden. Ook het Parthische rijk ontsnapte maar ternauwernood aan vernietiging door deze invasie.
Aanvankelijk werden er verschillende (volgens Chinese bronnen 5) koningen van dit nieuwe volk, maar in de eerste eeuw werden ze verenigd onder een nieuw machtig rijk, Kushana. Op het hoogtepunt, onder koning Kaniska, strekt het rijk zich uit over grote delen van India en tot in Centraal-Azië. Via het Kushanarijk werd ook het boeddhisme vanuit India in China ingevoerd. In 224 werd het rijk der Parthen omvergeworpen door een nieuwe dynastie, die der Sassaniden. Ook het Kushanarijk werd door de Sassaniden verslagen, en Afghanistan kwam onder hun controle.
Al in de vierde eeuw verloren de Sassaniden aan invloed in Afghanistan. Dit werd veroorzaakt door invallen uit het noorden: achtereenvolgens kwamen de Chionieten (2e helft 4e eeuw), de Hephtalieten (rond 450) en de Turken (rond 560). De eerste twee zijn vermoedelijk nauw aan elkaar verwant, en lijken onder de Hunnen te moeten worden gerekend. Deze invallen waren funest voor de boeddhistische cultuur.
[bewerk] Komst van de islam
Rond 650 werden de Sassaniden verslagen door de Arabieren, die na de dood van Mohammed aan een grote opmars begonnen waren. De eerste invasie vond plaats door de Arabische dynastie van Khulafa Rashedeen die de islam introduceerde. Afghanistan bleef echter lange tijd een grensland, met Arabische, Turkse, Chinese en Tibetaanse invloeden. Ook intern bleef het wereldrijk niet bestaan: Rond 860 werd in Seistan, rond de huidige Iraans-Afghaanse grens, de dynastie der Saffariden gesticht, en vanaf 900 was het gebied in handen van de Samaniden, die hun hoofdstad in Balkh hadden.
Een belangrijk deel van het Samanidische leger bestond uit Turkse slaven en huursoldaten uit Centraal-Azië. Een van de Turkse generaals, Alptigin, vluchtte in 961/962 naar het oosten nadat hij uit zijn functie was ontheven omdat hij in een troonstrijd de verkeerde partij had gekozen. Hij veroverde Ghazna, en hoewel na zijn dood (in 963) er eerst enige verwarring ontstond, werd in 977 door Sebüktigin, een slaaf van Alptigin, de Ghaznavidische dynastie gesticht. Zijn opvolgers ondernamen vele strooptochten naar Noord-India. Het was onder de Ghaznaviden dat de islam vaste voet aan grond kreeg in oost-Afghanistan en noordoost-India, al verloren ze rond 1040 hun gebied ten noorden van de Hindoe Koesj aan de Seldjoeken.
In het zuiden en oosten van Afghanistan bleef de Ghaznavidische dynastie lang aan de macht. Rond 1150 werden ze uiteindelijk verslagen door de Ghorieden uit centraal-westelijk Afghanistan. Hun rijk strekte zich uiteindelijk uit van India tot aan de Kaspische Zee, maar bestond slechts kort, en rond 1215 was Khwarazm de nieuwe grootmacht in het gebied.
[bewerk] De Mongolen
Ook Khwarazm had echter maar kort de macht, want in 1220-1221 werd het rijk verslagen door de Mongolen onder Dzjengis Khan. De Mongolen waren zeer wreed tegenover steden die zich tegen hen verzetten. Volgens overleveringen, kostte de inname van Herat meer dan 1,5 miljoen levens, die van Nishapur 2 miljoen. Deze cijfers zijn waarschijnlijk overdreven, maar zeker lijkt dat er zeer veel bloed vloeide - nog afgezien van de schade aan steden, huizen en irrigatiewerken.
In Afghanistan bestreden twee Mongoolse rijken elkaar: Dat van de Il-khans van Iran, gesticht door Hulagu, en dat van de Chagatayiden van Samarkand, gesticht door Genghis' zoon Chagatay. De Chagatayiden beheersten uiteindelijk het grootste deel van Afghanistan.
In 1370 werd de macht overgenomen door de leider van de Barlas, een Turks-Mongoolse stam, die bekend staat als Timoer Lenk. In 1401 veroverde hij Damascus en bij zijn dood in 1405 liet hij een rijk achter dat zich uitstrekte van Turkije tot aan India. Zijn zoon, Shah Rukh, verplaatste de hoofdstad naar Herat, wat onder de Timoeriden een van de belangrijkste steden van de wereld zou worden.
Rond 1500 werd het rijk der Timoeriden veroverd door de Oezbeken. Afghanistan was gedurende de volgende twee eeuwen opnieuw betwist gebied, het werd bevochten door de Oezbeken in het noorden, de Perzische Safaviden en de Mughals in India.
[bewerk] Het eerste koninkrijk
Begin achttiende eeuw raakten deze rijken in verval, en de Pashtun in Afghanistan profiteerden daarvan. De eerste was Mirwais, een rijke leider van de Ghaldji-Pashtun rond Kandahar. Hij verklaarde zich onafhankelijk van de Safaviden, werd verslagen en verbleef enige jaren in luxe gevangenschap in Isfahan. Na terugkeer probeerde hij het in 1709 opnieuw, en dit keer wist hij wel de aanvallen van de Safaviden, alsook van andere Pashtungroepen, af te slaan. Zijn zoon Mir Mahmoed wist in 1722 zelfs Isfahan te veroveren, en riep zichzelf uit tot de nieuwe sjah van Perzië. Dit duurde echter niet lang. De Ghaldji werden door de Perzische koning Nadir Sjah in 1729 weer uit Iran verdreven en deze veroverde in 1737 ook Kandahar en benoemde daar Ahmad Khan, leider van de Abdali-stam, als Perzisch stadhouder.
Toen Nadir Sjah in 1747 stierf, leidde deze Abdali-Pashtun, Ahmad Khan (later bekend als Ahmad Sjah Durrani) een groep van 4000 Pashtuns uit het leger van Perzië. Nabij Kandahar werd hij uitgeroepen tot koning (pasjah) der Pashtun. Hij ondernam diverse veldtochten in India, voornamelijk met het doel buit te vergaren, en stichtte een rijk dat zich uitstrekte over het huidige Afghanistan en delen van Noord-India. Als hoofdstad stichtte hij een nieuwe stad nabij het verwoeste Kandahar, met dezelfde naam.
Ahmad Sjah's zoon, Timoer, had niet het gezag dat zijn vader had. De Pashtun beschouwden hem als te Perzisch, wat leidde tot voortdurende onlusten. Waarschijnlijk om die reden verplaatste hij zijn hoofdstad van Kandahar naar Kaboel, buiten het Pashtun-gebied. Hij wist het rijk bij elkaar te houden, ondanks een tijdelijke tegenregering in Kandahar, maar verloor wel gebied aan de Oezbeken in het noorden en aan de Sikhs in Punjab.
Na de dood van Timoer in 1793 wist zijn zoon Zaman Sjah de macht over te nemen. Hoewel de Perzen in het westen ook een bedreiging vormden, had hij voornamelijk aandacht voor het oosten, waar hij de stad Pesjawar tegen de Sikhs probeerde te beschermen. Zijn pogingen waren echter tevergeefs, en in 1799 moest hij de stad verlaten. Het volgende jaar werd hij afgezet door zijn halfbroer Mahmoud, geholpen door Fath Khan, leider van de Barakzay-stam. Mahmoud slaagde er echter niet in de bevolking van Kaboel en omgeving voor zich te winnen en werd op zijn beurt in 1803 afgezet door Sjah Shuja, een volle broer van Zaman Sjah. In 1809 bezocht de Britse gezant Mountstuart Elphinstone Sjah Shuja in Pesjawar, hopend een vriendschapsverdrag, gericht tegen de Fransen en Perzen, te sluiten. Ondertussen kwam echter Sjah Mahmoud weer in opstand, nam Kaboel in, en hij versloeg Sjah Shuja in een veldslag. Mahmoud was echter niet zeer geïnteresseerd in regeren, zodat de feitelijke leiding in het land aan Fath Khan viel. Het verval van het Afghaanse rijk ging in deze tijd door, met verliezen aan de Oezbeken in het noorden en de Sikhs in het oosten.
Het kwam echter tot een interne strijd tussen de Sjah Mahmoud en zijn Popalzay-stam aan de ene kant, en Fath Khan en de Barakzay-stam aan de andere kant. Dit bereikte het kookpunt toen Fath Khan in 1818 door de Popalzay werd vermoord. Zijn broers kwamen in opstand, en Mahmoud werd verslagen en vluchtte naar Herat, waar zijn zoon Kamran gouverneur was. In Kaboel bevochten de diverse Barakzay-broers elkaar, totdat in 1826 Dust Mohammad als winnaar naar voren kwam.
[bewerk] Dust Muhammad
Aanvankelijk was Dust Mohammad niet veel meer dan een van de heersers in Afghanistan, zij het dan degene die Kaboel in handen had, maar geleidelijk aan werd hij toch de belangrijkste man van het land. In 1836 liet hij zich tot emir (Amir al-mu'minin `= leider van de getrouwen) uitroepen, maar niet tot sjah (koning).
Zijn grootste wens was het, Pesjawar te heroveren op de Sikhs. In april 1837 wist zijn zoon Akbar Khan inderdaad de Sikhs te verslaan nabij Pesjawar, maar de stad nam hij niet in. Hij was bang dat het innemen van Pesjawar slecht zou vallen bij de Britten, die bondgenoten van de Sikhs waren.
In november 1837 werd Herat, nog steeds bestuurd door Kamran (de zoon van Sjah Mahmoed), aangevallen door de Perzen, met Russische steun. De Russen, overtuigd dat de aanval zou slagen, stuurden een gezant, Ivan Viktorovich Vitkevich, via Herat en Kandahar naar Kaboel. Daar kwam ook een Britse onderhandelaar, Richard Burnes. Dust Muhammad probeerde tussen de beide grootmachten te schipperen, wat niet gemakkelijk was. Uiteindelijk lukte het geen van beide onderhandelaars een verdrag te sluiten. De Britten bezetten het eiland Kharq in de Perzische Golf, en dwongen daarmee de Perzen hun beleg op te geven.
De Britten wilden echter meer invloed in Afghanistan. Om dat te bereiken, zetten ze Sjah Shuja in. Deze was na zijn afzetting naar Brits India gevlucht. De Britten lieten hem in het Akkoord van Rangjeed Singh beloven alle aanspraken op de door de Sikhs veroverde gebieden (dus ook Peshawar) op te geven, waarna een Brits leger werd opgezet om hem op de troon te brengen. Dit leidde in 1838 tot de Eerste Anglo-Afghaanse oorlog.
In december 1838 vertrok een Brits leger met Sjah Sjua uit Firuzpur. In 1839-1840 werden diverse overwinningen gehaald, en het leek erop dat Sjah Sjua en de Britten het land onder controle hadden. Dust Muhammad gaf zich over, ging als gevangene naar India en Sjah Sjua werd in mei 1839 met Britse steun emir. In 1841 verslechterde de situatie echter dramatisch. Op vele plaatsen in Afghanistan kwam het tot rellen en opstanden en in december, na de moord op de Britse gezant in Kaboel, beloofde de naieve generaal Elphinstone aan Muhammad Akbar Khan, de zoon van Dust Muhammad, zich terug te trekken over de Indus. Muhammad Akbar Khan beloofde op zijn beurt een vrije aftocht aan generaal Elphinstone. Tijdens hun daadwerkelijke terugtrekking door de besneeuwde bergen en passen van Kaboel naar Jilalabad, in januari 1842, werd de Brits-Indische legergroep (soldaten, families, bedienden) van 16.500 man, van alle kanten bestookt en aangevallen vanaf het moment dat de groep het cantonment in Kaboel hadden verlaten. Het verhaal wil dat slechts 1 man, dr. W. Bryon, zwaargewond de tocht voltooide. Dit staat te boek als een van de grootste nederlagen uit de Britse koloniale historie. In hetzelfde jaar ondernamen de Britten een nieuwe veldtocht door Afghanistan, en namen opnieuw Kaboel in, maar trokken zich daarna definitief terug.Inmiddels was emir Sjah Sjua eveneens vermoord.
In december 1842 lieten de Britten Dust Muhammad naar zijn land terugkeren, blijkbaar van mening dat hij de enige was die eenheid in het land kon brengen en dus de enige die Afghanistan kon verdedigen tegen de Russen en Perzen. De Britten hielden zich gedurende de rest van zijn regeerperiode afzijdig, een strategie die "Masterly Inactivity" werd genoemd. Op zijn beurt hield Dust Muhammad zich afzijdig gedurende de Indische Muiterij en gebruikte hij die niet als aanleiding om Peshawar aan te vallen. In plaats daarvan concentreerde hij zich op een versterking van zijn binnenlandse positie. Bij zijn dood in 1863 was vrijwel het gehele land onder het gezag van Kaboel.
[bewerk] Sher Ali en de Tweede Anglo-Afghaanse oorlog
Dust Muhammad werd opgevolgd door een van de jongere van zijn 27 zonen, Sher Ali. Dit leidde echter tot strijd met Muhammad Afzal Khan en Muhammad Azam Khan, twee oudere halfbroers van Sher Ali, die een machtsbasis in het noorden van het land hadden. Aanvankelijk werd hun opstand neergeslagen, maar in 1866 versloeg Abd al-Rahman Khan, een zoon van Afzal Khan, Sher Ali, en zette zijn vader op de troon. Na diens dood het volgende jaar werd hij opgevolgd door Azam Khan, maar in 1869 wist Sher Ali de macht weer te grijpen.x`x``
Gedurende deze tijd breidde Rusland haar macht uit in Centraal-Azië: Tasjkent (1865), Samarkand (1868), Khiva (1873) en Khokand (1876) werden veroverd; Buchara werd in 1869 een Russisch protectoraat. De Britten werden hierover zenuwachtig (zie Grote Spel), en gaven Afghanistan hulp. In 1873 sloten de Britten en Russen een verdrag dat de noordgrens van Afghanistan bij de Amu Darja legde.
Dit was de Britten echter niet genoeg. De politiek van Masterly Inactivity werd verlaten. De nieuwe filosofie was dat Afghanistan te zwak was om onafhankelijk te blijven, en als de Britten het niet in hun invloedssfeer zouden brengen, zouden de Russen het wel doen. In Quetta, nabij Kandahar, werd een Brits leger gelegerd. Toen werd in 1878 (in de spanningen die tot het Congres van Berlijn aanleiding zouden geven) een Russisch gezantschap naar Kaboel gezonden. De Britten eisten ook een gezantschap, en toen daaraan geen gehoor werd gegeven vielen ze Afghanistan binnen, de Tweede Anglo-Afghaanse oorlog. Sjer Ali sloeg op de vlucht, en zijn zoon Yaqub Khan werd gedwongen het verdrag van Gandamak te tekenen. Hierin werd Afghanistan feitelijk een Brits protectoraat: Afghanistan mocht geen eigen buitenlandse politiek meer voeren en moest de legering van Britse militairen toestaan; de Britten stelden daar een jaarlijkse subsidie en bescherming tegen aanvallen van buitenaf tegenover.
In 1879 leek echter de geschiedenis zich te herhalen: de Britse gezant Kunari in Kaboel werd door nationalisten vermoord. De Britten bezetten Kaboel en Yaqub Khan vluchtte naar India. Toen Abd al-Rahman Khan, de zoon van Afzal Khan, uit Russische ballingschap terugkeerde, werd hij met steun van de Britten tot 'emir van Kaboel en omstreken' uitgeroepen. In de 7 dagen durende slag bij Maywand, nabij Kandahar, werden de Britten door de opstandelingen verslagen, zij het met veel minder verliezen als de Afghanen, die voor de eerste maal ook vrouwelijke Malalai-eenheden inzetten. Veranderingen binnen de Britse regering deden de Britse politiek opnieuw veranderen: Abd al-Rahman Khan werd emir van Afghanistan, en de Britten trokken hun dure troepen terug.
[bewerk] De latere emirs
Abd al-Rahman Khan's belangrijkste werk was het versterken van de centrale overheid in Afghanistan. Een modern ambtenarenapparaat en leger werden opgebouwd en de diverse traditionele machthebbers afgezien van de emir zelf (de Pashtun-stammen, de koninklijke familie, de geestelijkheid) verloren aan invloed. Opstanden in diverse delen van het land werden op bloedige wijze neergeslagen, tienduizenden Afghanen kwamen hierdoor om. Hij staat daarom wel bekend als de 'ijzeren emir'. Tijdens zijn regeerperiode werden ook de grenzen van Afghanistan definitief vastgelegd. Hij had hier zelf weinig over te vertellen. Toen de Russen na gevechten met de Afghanen de oases bij Merv veroverden in 1884, werden de Britten bang dat ze ook Afghanistan binnen zouden vallen en begon een onderhandelingsperiode tussen de beide grootmachten. Besloten werd om de rivier de Amu Darja als noordgrens aan te houden en de Wakhan Corridor als buffergebied tussen Russisch, Brits en Chinees gebied. De Wakhan corridor moest door Abd al Rahman geaccepteerd worden als zijn gebied, al woonden (en wonen) er voornamelijk Kirgiezen. De Chinese regering accepteerde de grens overigens pas in 1964. Later werd de Durandlijn als grens tussen Afghanistan en Brits-Indisch Pakistan getrokken.
Na zijn dood op 1 oktober 1901 werd zijn zoon Habib Allah Khan zonder protesten tot emir uitgeroepen. Zijn vader had hem een goed geleid land nagelaten en hij kon zelfs enige van de strenge wetten van Abd al-Rahman Khan terugdraaien. Verder nam hij een aantal stappen voor modernisering van het land. Vooral de infrastructuur en het onderwijs werden uitgebreid en de eerste universiteit werd geopend in Kaboel. Ook het eerste moderne ziekenhuis in Afghanistan werd tijdens zijn bewind gebouwd.
[bewerk] Aman Allah
Habib Allah Khan werd op 20 februari 1919 in opdracht van zijn neef Nasr Allah Khan vermoord nabij Jalalabad. Aanvankelijk werd Nasr Allah tot emir uitgeroepen, maar de zoon Aman Allah van de vermoorde emir liet hem met steun van het leger arresteren en volgde zelf zijn vader op. Hij eiste van de Britten dat het verdrag van Gandamak zou worden herzien en toen daar niet bijtijds op werd gereageerd brak de derde Anglo-Afghaanse oorlog uit. Deze duurde niet lang. De Britten hadden zo kort na de Eerste Wereldoorlog geen zin in nog een oorlog en de Afghanen realiseerden zich dat ze eigenlijk niet tegen de Britten opgewassen waren. Na 1 maand kwam het tot een wapenstilstand. Afghanistan werd op 13 april 1919 weer volledig onafhankelijk, maar de grenzen werden niet veranderd en de jaarlijkse subsidie aan de emir werd stopgezet. In 1921 kwam het tot een officieel vredesverdrag.
In april 1923 kreeg Afghanistan zijn eerste grondwet. Het was een vooruitstrevend document, dat expliciet gelijkheid van alle Afghanen ongeacht religie, etniciteit of stam invoerde. De macht van de vorst bleef wel absoluut. Protesten van conservatieve zijde en een mislukte legercoup leidden ertoe dat in 1924 de wijzigingen toch weer gedeeltelijk werden teruggedraaid. In 1926 liet Aman Allah zich tot koning uitroepen.
Na een bezoek aan het Midden-Oosten en Europa in 1927-1928 riep Aman Allah nieuwe hervormingen uit, naar het model van Atatürk in Turkije en Reza Shah in Iran. De dienstplicht en algemeen kiesrecht werden ingevoerd, westerse kleding werd verplicht gesteld (sluiers werden afgeschaft) en alle kinderen, ook meisjes, zouden onderwijs moeten krijgen. Deze voorstellen gingen de Afghanen echter te ver en al snel kwam het op initiatief van priesters tot grootscheepse opstanden. In december 1928 vluchtte Aman Allah naar Brits Indië, een maand later meldde hij zijn terugtreden.
[bewerk] Nadir Shah
De troepen die Aman Allah hadden verjaagd werden aangevoerd door Habib Allah Kalakani (bijgenaamd Bachcha-i Saqaw: zoon van een waterdrager) en deze liet zich tot emir uitroepen. Hij draaide veel van de hervormingen terug: Scholen en rechtbanken kwamen weer in religieuze handen, sluiers werden weer verplicht. Musea en bibliotheken werden verwoest. Habib Allah Kalakani had echter een belangrijk minpunt dat hem voor velen onacceptabel maakte als leider van Afghanistan: Hij was geen Pashtun, maar een Tadzjiek en nog van lage komaf ook. De Pashtun uit de grensstreek riepen Nadir Khan (later Muhammad Nadir Shah), een held uit de derde Anglo-Afghaanse oorlog en een tegenstander van de hervormingen, uit tot koning en hij versloeg en executeerde Habib Allah Kalakani.
In 1931 kreeg Afghanistan een nieuwe grondwet. In grote lijnen was het vergelijkbaar met de grondwet van 1923, maar er zaten ook elementen in om alle groepen binnen Afghanistan, zowel conservatieven als modernisten, tevreden te stellen. Bovendien werd het land een erfelijke monarchie.
Op 8 november 1933 werd Nadir Shah doodgeschoten door een paleisbediende, een aanhanger van Aman Allah. Zijn zoon Zahir Shah volgde hem op, maar de echte macht kwam te liggen bij diens premier, Sardar Muhammad Hashim Khan, een broer van Nadir Shah. Ook andere ministersposten waren in handen van broers van Nadir Shah. Gedurende het premierschap van Hashim Khan en zijn broer en opvolger Shah Mahmud, kwamen er geen grote hervormingen, maar de invloed van de staat op maatschappij en economie groeide desondanks gestaag.
[bewerk] Hervormingen
Op 20 september 1953 werd het premierschap overgenomen door Muhammad Dawud Khan, een neef van de koning. Hij was hervormingsgezind en wilde steun voor het versterken van het Afghaanse leger. Omdat de Verenigde Staten weinig interesse voor Afghanistan hadden, zocht hij deze bij de Sovjet-Unie. De infrastructuur werd met hulp van zowel de Sovjet-Unie als het westen uitgebreid. In 1959 voelde Dawud zich sterk genoeg om het tegen het conservatieve establishment op te nemen: De sluierplicht werd afgeschaft, vrouwen uit de koninklijke familie toonden zich ongesluierd in het openbaar, de eerste vrouwelijke studenten schreven zich in en de Pashtun rond Kandahar verloren hun vrijstelling van grondbelasting.
Internationaal zocht Dawud, gesteund door de Sovjet-Unie, in 1961 de confrontatie met Pakistan door te verklaren dat de Pashtun ten oosten van de grens zelf zouden moeten beslissen bij welk land ze wilden horen. De beide landen sloten de grenzen, wat Afghanistan economisch grote schade toebracht en bovendien nog sterker naar de Sovjet-Unie deed drijven. In maart 1963 stapte Dawud plotseling op, zich waarschijnlijk realiserend dat dat de enige wijze was om de crisis met Pakistan op te lossen. Hij werd opgevolgd door minister van defensie Muhammad Yusuf, geen lid van de koninklijke familie. Het volgende jaar werd een nieuwe grondwet aangenomen, waarin Afghanistan een constitutionele monarchie werd. De macht lag voortaan bij het parlement, de Loya Girga, en niet langer bij de koninklijke familie waarvan de leden zelfs van politieke functies werden uitgesloten.
Gedurende de jaren '50 en '60 werd een groeiende kloof zichtbaar tussen het conservatieve platteland en de nieuwe middenklasse in vooral Kaboel. Deze laatste voelde zich ook na de grondwetswijziging niet verbonden met de meestal regionale en conservatieve leden van het parlement en radicaliseerde zowel naar links als naar rechts. Dit leidde tot respectievelijk communistische en fundamentalistisch-islamitische stromingen.
[bewerk] Republiek en communisme
Op 17 juli 1973 pleegde ex-premier Muhammad Dawud een staatsgreep met communistische steun en hulp van een deel van het leger. Hij zette de in Rome verblijvende Zahir Khan af en riep Afghanistan uit tot een republiek met hemzelf als president. Verscheidene linkse sympathisanten werden in de regering opgenomen. Hij sloeg opstanden van de islamisten neer. Hierna probeerde hij met de communisten af te rekenen. In 1975 verwijderde de president de communisten uit zijn kabinet en knoopte nauwe betrekkingen aan met Iran. Hij zocht steun vanuit het Midden-Oosten, maakte vrede met Pakistan en presenteerde uiteindelijk in 1977 een nieuwe grondwet aan de loya jirga (raadgevende vergadering), waarbij de communisten niet waren uitgenodigd. De grondwet was gebaseerd op linkse ideeën: een éénpartijstaat, nationalisatie van banken en grote industrieën, gelijkheid van rechten van mannen en vrouwen, algemeen stemrecht, geen onderscheid tussen soennieten en sjiieten. Dawud brak echter ook duidelijk met zijn communistische supporters, wat de Sovjet-Unie niet zinde.
De Sovjet-Unie riep de communisten in Afghanistan op zich te verenigen. Op 27 april 1978 pleegden pro-communistische militairen een coup, de Saur-revolutie (omdat deze plaatsvond in de islamitische maand Saur). Ze maakten de secretaris-generaal van de communistische DVPA, Nur Muhammad Taraki, president en Muhammad Dawud werd met zijn hele familie vermoord. Maar de nieuwe regering kon zich nauwelijks handhaven en Taraki zette snel zijn pro-Moskou tegenstanders binnen de communistische partij op een zijspoor.
De Islamitische revolutie in Iran onder ayatollah Khomeini in 1979 miste echter haar uitwerking in Afghanistan niet en de weerstand tegen de communisten, vooral van religieus-islamitische zijde groeide. De macht werd overgenomen door premier Hafizullah Amin en Taraki werd door Amins aanhangers gedood. De nieuwe president - die door Moskou niet werd vertrouwd - deed in 1979 een beroep op de Sovjet-Unie, de eertijds machtige buurman, om de Moedjaheddin, de islamitische verzetsstrijders, te verslaan. Dit was de opmaat voor een lange en verschrikkelijke oorlog, die wel het Russische Vietnam genoemd wordt. Op 26 december 1979 trokken 85.000 man Sovjet-troepen Afghanistan binnen. De volgende dag werd Kaboel bezet; Amin werd met vriendin en familieleden door de KGB gedood in een bar in Darulaman.
Moskou stelde de meer gematigde Babrak Karmal aan als nieuwe leider van Afghanistan. Er waren in deze tijd diverse verzetsgroepen die voornamelijk vanuit Pakistan opereerden, de moedjaheddin (jihad-strijders). Ze beriepen zich allen op de islam en de jihad, maar hadden duidelijke verschillen in hun interpretatie van de islam. Er waren fundamentalistische, traditionele, vooruitstrevend-islamistische en gematigde groepen. De diverse facties kregen steun uit Iran, Pakistan, VS en Europa. Tegenover hen stond voornamelijk het Russische leger. De Sovjets hadden op zeker moment 120.000 man in Afghanistan gelegerd. Vanuit de internationale gemeenschap was er sterk verzet tegen de militaire aanwezigheid van de Sovjet-Unie.
Toen Gorbatsjov in 1985 secretaris-generaal werd van de CPSU, besloot deze om Karmal te vervangen en de Russische troepen langzaam maar zeker terug te trekken. Hij wilde van de dure en hopeloze strijd in Afghanistan af. In 1987 werd de hardliner en chef geheime dienst dr. Muhammad Nadjiboellah president. Uiteindelijk vertrokken op 14 februari 1989 de laatste Russische troepen uit het land.
Het westen had verwacht dat de verzetsgroepen, nu min of meer samenwerkend, president Najib Allah nu snel het land uit zouden werken, maar dat gebeurde niet. Een grootschalige aanval van het verzet op Jalalabad in maart 1989 eindigde in een vernietigende nederlaag. Bovendien viel de samenwerking tussen de moedjahedien weer uit elkaar. In 1990 werden er verkiezingen gehouden en veranderde de communistische partij DVPA haar naam in Vaderland-partij. Alle verwijzingen naar het communisme en marxisme-leninisme werden uit het partijprogramma geschrapt. Onderhandelingen met de Moedjaheddin liepen vast. De doodsteek voor het regime was uiteindelijk het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. In maart 1992 kwam een aantal commandanten in het noorden, waaronder Abd al-Rashid Dostum, in opstand en op 25 april 1992 veroverden ze Kaboel en werd een islamitische staat uitgeroepen. Nadjiboellah vluchtte naar het VN-gebouwencomplex waar hij asiel verkreeg.
[bewerk] Moedjahedien en Taliban
De situatie in Afghanistan kwam echter niet tot rust. Formeel werd, na twee maanden regering van Sibghat Allah Mujaddidi, Burhan ud-Din Rabbani de nieuwe president. In werkelijkheid was het land echter verdeeld tussen allerlei lokale milities en warlords die elkaar bevochten. Voornamelijk door Amerikaanse (CIA-)hulp voor de moedjaheddin was het land vol wapens. Zo vielen in augustus 1992 ruim 1000 doden door een raketaanval op Kaboel door militieleider Hekmatyar .
Deze situatie bleef bestaan tot 1994. In de tweede helft van 1994 kwam plotseling een nieuwe groep op, naar later bleek gesteund door Pakistan, Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten: de fundamentalistische soennitische Pathaanse Taliban studentenstrijders, geleid door Mulla Muhammad Omar. In september of oktober werd voor het eerst van hen gehoord, op 5 november veroverden ze Kandahar en trokken daarna naar het noorden. Op 26 september 1996 viel Kaboel in hun handen. Ex-president Nadjiboellah, diens broer en vroegere medewerkers werden op gruwelijke wijze vermoord. In 1997 en 1998 werd, tegen veel verzet, ook het noorden ingenomen. Alleen Badakshan en het dal van de Panjshir in het noordoosten bleven in handen van Achmed Sjah Massoud, een situatie die tot 2001 zo zou blijven.
Het machtscentrum van de Taliban was Kandahar, waar Taliban-leider Mullah Omar verbleef. De macht van de Taliban werd uitgeoefend door de Opperste Sjoera (Sjoera= Raad). Aanvankelijk brachten de Taliban rust en orde, en werden de beslissingen binnen de Opperste Sjoera relatief democratisch genomen (het principe 'de meeste stemmen gelden' gold binnen de Sjoera), maar algauw werd duidelijk dat Mullah Omar de machtigste man werd. In 1997 werd Omar Emir der Gelovigen en hulde hij zich in de mantel van de profeet Mohammed.
De Taliban vormden een religieuze groepering die een strikt naleven van de regels van de islam en de sharia voorstaan. Ook is de stroming sociaal egalitair en sterk anti-sjiitisch. Tot de ingevoerde regels behoorde dat vrouwen niet meer alleen over straat mochten en zich in een allesbedekkende boerka of tjadori moesten kleden, dat meisjesscholen werden gesloten, muziek werd verboden, bioscopen, voetbalstadions en televisiestudio's gesloten.
[bewerk] Afghanistan sinds 2001
Hoofdartikel: Oorlog in Afghanistan
Begin september 2001 kwam Ahmad Shah Mas'udi om bij een aanslag. Hiermee leek het laatste verzet tegen de Taliban gebroken. Op 11 september echter werden New York en Washington getroffen door een terroristische aanval. De Amerikanen beschuldigden de groep al Qaida van de Saoedische fundamentalist Osama bin Laden ervan hiervoor verantwoordelijk te zijn. Deze terreurgroep had jarenlang deelgenomen aan de strijd tegen de Sovjet-troepen en was daarna vanuit bases in Afghanistan overgegaan op acties tegen westelijke doelen. De VS eisten uitlevering van Osama bin Laden, maar de Taliban weigerde. Ook in 1998 hadden de VS vergeefs om uitlevering gevraagd na de aanslagen in Kenia en Tanzania.
Hierop besloot het westen dat dan maar eerst de Taliban ten val moest worden gebracht. De Noordelijke alliantie die de Taliban bevocht kreeg militaire hulp en de Amerikanen bombardeerden vanaf begin oktober met Britse steun Taliban-stellingen om de druk op te voeren. In november vielen in hoog tempo de Afghaanse steden voor de Noordelijke alliantie: Mazar-i-Sharif (9 november), Herat (12), Kaboel (13), Jalalabad (14). Tijdens deze acties sneuvelden vele duizenden Taliban-strijders, werden geëxecuteerd of stierven op weg naar gevangenissen.
Alleen het Pashtun-gebied in het zuiden was nu nog in handen van de Taliban. De Noordelijke Alliantie liet het gebied met opzet liggen, zodat de Pashtun zelf met de Taliban konden afrekenen. Uiteindelijk viel het belangrijkste Taliban-bolwerk, Kandahar, op 7 december zonder veel bloedvergieten. Het opsporen en uitschakelen van Osama bin Laden had echter, ondanks veel militaire inzet, vooralsnog geen resultaat. Ook een geallieerd offensief op het Paktia-grottencomplex in maart 2002 had geen succes.
Een nieuwe voorlopige regering werd geïnstalleerd. Leider werd Hamid Karzai, een leider van de Popalzai-stam, die een belangrijke rol had gehad in de verdrijving van de Taliban uit Kandahar. Bij de presidentsverkiezingen van 2004 werd hij tot president gekozen.
{{{afb_links}}} | Geschiedenis van Azië | {{{afb_rechts}}} | {{{afb_groot}}} |
---|---|---|---|
Geschiedenis van: Afghanistan - Armenië - Azerbeidzjan - Bahrein - Bangladesh - Bhutan - Brunei - Cambodja - China - Filipijnen - Georgië - India - Indonesië - Irak - Iran - Israël - Japan - Jemen - Jordanië - Kazachstan - Kirgizië - Koeweit - Laos - Libanon - Maldiven - Maleisië - Mongolië - Myanmar - Nepal - Noord-Korea - Oezbekistan - Oman - Oost-Timor - Pakistan - Palestijnse Autoriteit - Qatar - Rusland / Siberië - Saoedi-Arabië - Singapore - Sri Lanka - Syrië - Tadzjikistan - Taiwan - Thailand - Tibet - Turkije - Turkmenistan - Turkse Republiek Noord-Cyprus - Verenigde Arabische Emiraten - Vietnam - Zuid-Korea |
[bewerk] Zie ook
Bronnen en referenties: |
|