Heiligdom van de Grote Goden van Samothrake
Van Wikipedia
Dit artikel is genomineerd als Etalageartikel. Heb je een mening over dit artikel, stem dan mee. |
Het heiligdom van de Grote Goden van Samothrake, gelegen op het eiland Samothrake binnen het grotere Thracië, was een van de voornaamste pan-Helleens heiligdommen. Hoewel het onmiddellijk ten westen van de stadsmuren van Samothrake was gebouwd, was het onafhankelijk, zoals wordt geättesteerd door het zenden van ambassadeurs van de polis Samothrake tijdens festivals.
Het stond in heel de Griekse wereld in aanzien vanwege haar mysteriecultus, een chtonische cultus die niet minder vermaard was dan die van de Mysteriën van Eleusis. Talrijke bekende mensen waren er ingewijd, onder anderen de historicus Herodotus - een van de weinige auteurs die enkele aanwijzingen naliet over de aard van de mysteriën, de Spartaanse generaal Lysander en verscheidene Atheners - de cultus wordt vermeld bij Plato en Aristophanes.
Tijdens de hellenistische periode kende het een spectaculaire ontwikkeling, toen het, na de investituur van Phillippus II, een soort van nationaal Macedonisch heiligdom werd waar de opvolgers van Alexander de Grote wedijverden om elkaar in vrijgevigheid te overtreffen. Het bleef een belangrijke cultusplaats tot het einde van de Romeinse periode - keizer Hadrianus bezocht haar en de schrijver Varro beschreef een deel van de Mysteriën - voordat het aan het einde van de late oudheid uit de geschiedenis verdween.
Inhoud |
[bewerk] Cultus van de Grote Goden
De identiteit en aard van de goden die werden vereerd in het heiligdom blijven grotendeels raadselachtig, omdat het taboe was om hun naam uit te spreken. Literaire bronnen uit de oudheid verwijzen naar hen onder de collectieve benaming van "Cabeiri" (Oud-Grieks: Κάβειροι/"Kabeiroi"), terwijl zij het eenvoudiger epitheton van Goden of Grote Goden droegen (Μεγάλοι Θέοι/"Megáloï Théoï") in inscripties die ter plaatse zijn gevonden.
[bewerk] Het pantheon van Samothrake
Het pantheon van de Grote Goden, dat bestond uit verscheidene chtonische goden en voornamelijk dateerde van voor de komst van de Griekse kolonisten op het eiland in de 7e eeuw v. Chr., vormde zich rond één centrale figuur - de "Grote Moeder"-godin.
- De "Grote Moeder"-godin was een godin die vaak werd afgebeeld op Samothracische munten als een vrouw gezeten op een stoel en met een leeuw aan haar zijde. Haar oorspronkelijke geheime naam was Axiéros. Ze werd geassocieerd met de Anatolische Grote Moeder-godin, de Phrygische Cybele en de Trojaanse moedergodin van de Ida. De Grieken associeerden haar evenzeer met de vruchtbaarheidsgodin Demeter. De Grote Moeder is de almachtige meesteres van de wilde wereld van de bergen, vereerd op heilige rotsen waar offers en offergaven aan haar werden gebracht. In het heiligdom van waren deze altaren van porfier met dagzomende aardlagen in verschillende kleuren (rood, groen, blauw, of grijs). Voor haar getrouwen, toonde haar macht zich ook in aders van magnetisch ijzer, waarvan zij ringen maakten die geïnitieerden droegen als erkenningstekens. Een aantal van deze ringen werden in de grafen van de naburige necropool teruggevonden.
- Hecate, onder de naam Zerynthia en Aphrodite-Zerynthia, twee belangrijke natuurgodinnen, werden eveneens vereerd in , waarvan de cultus verschilde van die van de Grote Moeder en dichter aansloot bij de goden waarmee de Grieken vertrouwd waren.
- Kadmylos (Καδμῦλος), de echtgenoot van Axiéros, was een vruchtbaarheidsgod die door de Grieken geïdentificeerd werd met Hermes. Hij was een fallisch god wiens heilige symbolen een ramskop en een staf ( kerykeion) waren, dat duidelijk een fallisch symbool was en op sommige munten kan worden teruggevonden.
- Twee andere mannelijke goden begeleiden Kadmylos. Deze zouden aan de twee legendarische helden kunnen beantwoorden die de Samothracische Mysteriën zouden hebben gesticht: de broers Dardanos (Δάρδανος) en Eetion (Ηετίων). Zij worden door de Grieken geassocieerd met de Dioscuri, goddelijke tweelingen die populair waren als beschermers van zeelui in nood.
- Een paar van onderwereldgoden, Axiokersos en Axiokersa, zijn geïdentificeerd met Hades en Persephone, maar schijnen geen deel te hebben uitgemaakt van de oorspronkelijke groep van pre-Helleens goden. De legende (vertrouwd voor de Grieken) van de verkrachting van de godin van vruchtbaarheid door de god van de onderwereld speelde ook een rol in de gewijde drama's die in werden gevierd; hoewel minder dan in Eleusis.
- Tijdens een latere periode werd deze zelfde mythe geässocieerd met dat van het huwelijk van 'Kadmos en Harmonia, waarschijnlijk ten gevolge van een gelijkenis in namen met Kadmylos en Electra.
[bewerk] De rituelen
Het hele heiligdom stond open voor iedereen die de Grote Goden wenste te vereren, hoewel toegang tot gebouwen die aand de Mysteriën gewijd waren, beschouwd werden als gereserveerd voor geïnitieerden.
De meest gebruikelijke rituelen waren niet verschillende van de gebruiken in andere Griekse heiligdommen. Gebed en verzoekschriften begeleid door bloedige offers van huisdieren (schapen en zwijnen) die werden verbrand in heilige haarden (ἐσχάραι / eschárai), evenals libaties aan de chtonische goden in ronde of rechthoekig rituele putten (βόθρος / bóthros). Een groot aantal rotsaltaars waren in gebruik, waarvan de grootste aan het eind van de 4e eeuw v. Chr. door een monumentale omheining werd omringd (plattegrond, nr. 11).
Het belangrijkste jaarlijkse festival, dat gezanten vanuit heel de Griekse wereld naar het eiland deed komen, had waarschijnlijk plaats in het midden van de maand juli. Het bestond uit de voorstelling van een gewijd toneelstuk, dat een ritueel huwelijk (hieros gamos) omvatte. Dit nam misschien plaats in het gebouw met de Muur van de Danser dat in de 4e eeuw v. Chr. werd gebouwd. Tijdens deze periode ontstond het geloof dat de zoektocht naar het verloren meisje, dat door haar huwelijk met de god van de onderwereld werd gevolgd, het huwelijk van Kadmos en Harmonia voorstelde. De fries (zie foto beneden) waarop de temenos is aangeduid, zou een zinspeling op dit huwelijk kunnen zijn. Rondom 200 v. Chr. werd aan het festival een Dionysische wedstrijd toegevoegd, die werd vergemakkelijkt door de bouw van een theater (plattegrond, nr. 10) tegenover het grote altaar (plattegrond, nr. 11). Volgens een lokale mythe was het in deze periode dat de polis een dichter van Iasos in Carië eerde voor zijn tragedie Dardanos en zijn andere daden van euergetisme in de regio van het eiland, de stad en het heiligdom.
Talrijke votiefgaven werden gemaakt in het heiligdom, dewelke in een gebouw werden geplaatst in een gebouw dat voor het doel was opgetrokken naast het grote altaar (plattegrond, nr. 12). De offergaven konden standbeelden uit brons, marmer of klei, wapens, vazen, enz. zijn. Desalnietemin, ten gevolge van 's ligging in de buurt van drukke zeeroutes was de cultus bijzonder populair en verscheiden vaak heel bescheiden offergaven vonden hun weg naar daar: opgravingen hebben zeeschelpen en vishaken opgeleverd die waren aangeboden door zeelui of vissers die waarschijnlijk de godheden bedankten om hen te hebben beschermd voor de gevaren van de zee.
[bewerk] De initiatie
Een uniek kenmerk van de Samothracische mysteriecultus was haar openheid: vergeleken met de Mysteriën van Eleusis, had de initiatie geen voorwaarden qua leeftijd, geslacht, status of nationaliteit. Iedereen, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen, Grieken en niet-Grieken, vrijen, contractueel verplichten of slaven konden eraan deelnemen. Noch was de initiatie beperkt tot een specifieke datum en de geïnitieerde kon op dezelfde dag twee opeenvolgende graden van het mysterie bereiken. De enige voorwaarde was in feite de aanwezigheid in het heiligdom.
Het eerste stadium van de initiatie was de myèsis (μύησις). Een heilig verhaal en speciale symbolen werden geopenbaard aan de mystes (μύστης) (d.i. de geïnitieerde). Op deze manier was aan Herodotus een openbaring gedaan aangaande de betekenis van het fallische beeld van Hermes-Kadmylos. Volgens Varro, symboliseerden de geöpenbaarde symbolen bij deze gelegenheid hemel en aarde. In ruil voor deze openbaring, die geheim gehouden werd, werd de geïnitieerde de verzekering van zekere privilege gegeven: de hoop op een beter leven en meer in het bijzonder bescherming op zee en misschien, zoals in Eleusius, de belofte van een gelukkig verder leven (na de dood). Tijdens de ceremonie ontving de geïnitieerde een karmozijnrode sjerp die rond de taille werd geknoopt, waarvan men aannam dat het een beschermende talisman zou zijn. Een ijzeren ring die aan de goddelijke macht van magnetische stenen was blootgesteld, was vermoedelijk nog een symbool van bescherming dat werd verleend tijdens de initiatie.
De voorbereiding voor de initiatie nam plaats in een kleine kamer ten zuiden van het Anaktoron (plattegrond, nr. 16), een soort sacristie waar de geïnitieerde in het wit werd gekleed en een lamp werd gegeven. De myèsis had dan plaats in het Anaktoron (letterlijk het "het Huis van de Heren"), een grote hal die geschikt was om verscheidene reeds geïnitieerden onder te brengen, die de ceremonie zouden bijwonen, gezeten op banken aan de muren. De geïnitieerde voerde een ritueel uit zich wassend in een bekken in de zuidoostelijke hoek en maakte dan een plengoffer voor de goden in een cirkelvormige bothros ("put"). Aan het eind van de ceremonie nam de geïnitieerde zijn plaats in op een rond houten podium dat naar de hoofddeur gericht was terwijl men rituele dansen rond hem danste. Hij werd dan meegenomen naar de noordkamer, het heiligdom waar hij de eigenlijke openbaring ontving. De toegang tot dit heiligdom was aan niet-geïnitieerden verboden. De geïnitieerde werd een document gegeven dat zijn initiatie in de Mysteriën bewees en kon, tenminste in latere tijden, mits betalling worden gegraveerd op een herdenkingsplaat.
De tweede graad van initiatie werd de epopteia (ἐποπτεία) genoemd, letterlijk de "overpeinzing". In tegenstelling tot de verplichte interval van één jaar tussen graden in Eleusis, kon de tweede graad in onmiddellijk na de myèsis verkregen worden. Desalnietem werd het slechts door een klein aantal geïnitieerden gebruikt, wat ons ertoe brengt te geloven dat het sommige moeilijke voorwaardes inhield, hoewel het onwaarschijnlijk is dat deze voorwaarde financieel of sociaal waren. Lehman stelde vast dat het morele kwesties betrof, daar van de kandidaat een auditie werd afgenomen en het vereist was zijn zonden te bekennen. Deze auditie had 's nachts plaats voor de Hieron (plattegrond, nr. 13). Een fundering werd hier teruggevonden die een reusachtige fakkel had kunnen ondersteunen.
Over het algemeen bevestigen de vondst van talrijke lampen en fakkels in heel deze plaats de nachtelijke aard van deze initiatieriten. Nadat de ondervraging en de uiteindelijke absolutie toegekend door de priester of beambte, werd de kandidaat in het Hieron gebracht, dat ook als een epopteion of "plaats van overpeinzing" dienst deed, waar ritueel reiniging plaatsnam en offers werden gebracht in een heilige haard (eschára) die zich in het midden van de naos (het heilige der heiligen) bevond. De geïnitieerde ging dan naar een apsis in de achterkant van het gebouw, dat vermoedelijk was bedoeld om op een grot te lijken. De hierophantes (ἱεροφάντης / hierophántês), ook bekend als de initiatior, nam zijn plaats op een platform (bêma), in de apsis waar hij de liturgie reciteerde en de symbolen van de Mysteriën toonde.
Tijdens de Romeinse periode in 200 n. Chr., werd de ingang naar het Hieron gewijzigd om offerdieren te kunnen doorlaten. Binnenin werd een balustrade gebouwd om de toeschouwers te beschermen en in de apsis werd een crypte gepast. Deze wijzigingen stonden de viering van de Kriobolia en de Taurobolia van de Anatolische Magna Mater toe, die nu aan de epopteia werd voorgesteld. De nieuwe riten zagen de geïniteerde, of misschien enkel de priester in diens naam, afdalen in een bothros ("kuil") in de apsis. Het bloed van de offerdieren vloeide dan over hem of haar zoals bij een doop.
[bewerk] Beschrijving van het heiligdom
De site van kan op het eerste zicht verwarrend lijken. Dit komt door een combinatie van de ongewone topografie en het feit dat het heiligdom zich over twee eeuwen heeft ontwikkeld. Het heiligdom bezet drie smalle terrassen op de westelijke helling van de berg Hagios Georgios, die door twee stijllopenden stromen wordt afgescheiden. De ingang is in het oosten door het propylon van Ptolemaeus II, ook bekend als het Ptolémaion (plattegrond, nr. 20), die de oostelijke beek overspant en fungeert als een brug. Onmiddellijk ten westen daarvan, op het eerste terras, is er een enigszins cirkelvormige bedekte depressie en met een altaar in het midden, dat ongetwijfeld een offergebied was; hoewel de precieze functie van deze plaats niet verder kan worden bepaald.
Een kronkelpad daalt af naar het, tussen twee beken gelegen, hoofdterras, waar de voornaamste monumenten van de cultus gevonden kunnen worden kan. Een grote tholos, het "Arsinoëion" of de "Arsinoë Rotunda" (plattegrond, nr. 15), de grootste overdekte ronde ruimte in de oude Griekse wereld (20 m in diameter), heeft misschien gediend om er de theoroi1, de heilige ambassadeurs, te verwelkomen due waren afgevaardigd door de poleis en verenigingen om de grote festivals in het heiligdom bij te wonen. De decoratie van rozetten en beslingerde stierenhoofden leiden sommigen ertoe te geloven dat ook hier misschien offers hebben plaatsgehad. De rotonde was gebouwd op een ouder gebouw waarvan enkel de fundering is overgebleven.
Net bij de opening van het pad dat tot het heiligdom leidt, vindt men het grootste gebouw, het Gebouw van de Fries van de Danser (plattegrond, nr. 14), soms de temenos genoemd, daar het met een monumentale omheining overeenkomt die een veel ouder offergebied aanduidde. Er zijn een groot aantal verschillen in de gereconstrueerde plannen van dit deel van de site (vergelijk bijvoorbeeld de verschillende uitgaven van de archeologische gids van Lehman — het plan gebruikte in dit artikel weerspiegelt de 4de uitgave). Het is in essentie een eenvoudige binnenplaats voorafgegaan door een Ionisch propylon dat met de fries (foto beneden) van de bekende danser verfraaid is geworden. De beroemde architect Scopas was mogelijk haar ontwerper.
Het belangrijkste cultusgebouw, het epopteion, bevindt zich ten zuiden van de temenos. Dit gebouw draagt de inscriptie Hieron (plattegrond, nr. 13). Het is niet geweten wie dit gebouw inwijd, maar gezien haar pracht was het waarschijnlijk een koninklijk persoon. Het is soort van tempel, maar er is geen peripteros (omringd door zuilen) en enkel een enkel prostylon. (gedeeltelijk hersteld - zie bovenstaande foto). De architecturale ornamenten van de gevel vallen op door hin elegantie. De binnenkant kan zich erop beroemen de grootste niet-ondersteunde overspanning van de oude Griekse wereld - 11 meter - te zijn. De zuidelijke achterkant van dit gebouw is een apsis met inscriptie, die de naos bevat. Deze apsis zou volgens R. Ginouvès een grot kunnen voorstellen voor het uitvoeren van chtonische riten. Het hoofdaltaar en het gebouw voor tentoonstellen van de votiefgaven, bevinden zich ten westen van het Hieron (plattegrond, nr. 11 & 12).
Het Anaktoron, het gebouw voor het begroeten van de myèsis bevindt zich ten noorden van de Arsinoë Rotunda, hoewel het vandaag de dag nog zichtbare gebouw dateert uit de keizertijd.
Het derde en laatste terras, ten westen van het spirituele centrum van het heiligdom, wordt voornamelijk door votiefgebouwen zoals het Miletische gebouw bezet, zo genoemd daar het door een burger van Milete (zie plattegrond, nr. 5) was gewijd, en het Néôrion’ of zeemonument (plattegrond, nr. 6). De banketzaal bevindt zich hier ook (plattegrond, nr. 7). Drie andere kleine hellenistische schathuizen zijn niet goed gekend (plattegrond, nr. 1 tot 3). Wanneer men het centrale terras overschouwd, ziet men dat de ruimte vooral gedomineerd wordt door een heel lange portiek (104 m lang; plattegrond, nr. 8) die als een monumentale achtergrond van het heiligdom boven het theater dienst doet.
Het is in dit gebied dat de recentste sporen van bewoning kunnen worden gevonden: een rechthoekig Byzantijns fort in feite gebouwd uit schathuizen, daar het bouwmateriaal van de oorspronkelijke site hergebruikte.
[bewerk] Een nationaal Macedonisch heiligdom
« En wij worden verteld dat Philippus, nadat hij tegelijkertijd met Olympias in de Mysteriën van was geïnitieerd, hijzelf nog steeds een jongeling zijnde en zij een weeskind, op haar verliefd werd en zich direct met haar verloofde met de toestemming van haar broer, Arymbas. »
(Plutarchus, Alexander II 2.)
Volgens Plutarchus is dit hoe de Macedonische koning Phillippus II zijn toekomstige echtgenote Olympias ontmoette, de Epirotische prinses van de Aeacidische dynastie, tijdens hun initiatie in de Mysteriën van . Deze historische anekdote toont de Argeadische dynastie haar getrouwheid aan het heiligdom, dat door de twee dynastieën van diadochen werd nagevolgd: de Ptolemaeën en Antigoniden, die in de 3e eeuw v. Chr. elkaar voortdurend probeerden te overtreffen, gedurende hun afwisselende periodes van overheersing van het eiland en in het algemeen van het Noord-Egeïsch gebied.
De eerste heerser van wie epigrafische sporen zijn overgeleverd was de zoon van Philippus II en halfbroer van Alexander, Philippus III van Macedonië, die de voornaamste weldoener van het heiligdom zou zijn tijdens de 4e eeuw v. Chr.: hij gaf waarschijnlijk de opdracht voor de bouw van de Temenos rond 340 v. Chr., voor het hoofdaltaar in het volgende decennium, voor de Hieron rond 325 v. Chr., evenals het Dorische monument en de grens van het oostelijke circelvormige gebied. Deze waren zowel in zijn naam als dat van zijn neef Alexander IV van Macedonië, die samenl met hem regeerde van 323 v. Chr. tot 317 v. Chr. toegewijd.
De tweede golf van belangrijke bouwwerken begon in de jaren 280 v. Chr. met de Arsinoe II Rotonde, die zou datereren uit de periode tot (288 v. Chr.-281 v. Chr.) toen deze dochter van Ptolemaeus I was getrouwd met de diadoch Lysimachus, de toenmalige koning van Macedonië. Weduwe na zijn dood in de strijd in 281 v. Chr., trouwde zij haar halfbroer, Ptolemaeus Keraunos en later haar broer Ptolemaeus II in 274 v. Chr. Van de monumentale dedicatie die de deur overtrof, blijft slechts een enkel blok over; waardoor het dus niet mogelijk is om de volledige inscriptie te herstellen. Ptolemaeus II die zich de propylon liet bouwen tegenover de ingang van het heiligdom: de machtige Ptolemeïsche vloot die hem toestond om het merendeel van de Egeïsche tot aan de Thracische kust te domineren en de bouw te zijn getuige van zijn invloed.
Het herstel van de Antigonidische dynastie op de Macedonische troon met Antigonus II Gonatas, leidde spoedig tot een confrontatie over de maritieme suprematie over het Egeïsche gebied: Antigonus Gonatas vierde zijn overwinning in de zeeslag bij Kos door een van zijn triomferende schepen te wijden aan het heiligdom rond 255-245 v. Chr.; tentoongesteld in een gebouw dat werd gebouwd op een ad hoc basis op het westelijk terras; het Néôrion (plattegrond, nr. 6). Het is mogelijk geïnspireerd door nog een Néôrion, te Delos, vermoedelijk gebouwd aan het einde van de 4e eeuw v. Chr., die hij hergebruikt en waaraan hij rond dezelfde tijd een andere van zijn schepen toewijde.
De zeeoorlog tussen de Ptolemaeën en de Antigoniden ging met tussenpozen verder gedurend de tweede helft van de 3e eeuw v. Chr., tot Philippus V van Macedonië, de laatste Antigonidische koning die een Macedonische thalassocratie trachtte te vestigen, werd ten slotte door een bond tussen Rodos en Pergamon verslagen. Een monumentale zuil werd door de Macedoniërs aan hem gewijd voor de grote stoa op het bovenste terras rond 200 v. Chr. Het was zeer waarschijnlijk tijdens een van deze episodes dat de monumentale fontein, die de kalkstenen voorsteven en de bekende gevleugelde Nike omvatte, werd gebouwd (cf. foto en plattegrond, nr. 9). Dit zou mogelijk een toewijding van Rodos in plaats van Macedonië kunnen zijn, daar analyse van de kalksteen gebruikte voor de voorsteven en het soort schip wees op Rodos.
Het heiligdom werd het laatste toevluchtsoord voor de laatste koning van Macedonië, Perseus van Macedonië, die naar het eiland ging na zijn nederlaag in de slag bij Pydna in 168 v. Chr. en daar door de Romeinen werd gearresteerd.
[bewerk] De exploratie van de site
De fascinatie voor mysterieculten wekte een voordurende interesse voor de site hoewel gedurende de 17e en 18e eeuw. Na de spectaculaire ontdekking van het Niké-standbeeld - nu in het Louvre - door Franse consul Charles Champoiseau (verstuurde naar Hadrianopolis) in 1863, voerde het Franse onderzoeksteam van Deville en Coquart de eerste archeologische exploraties van de plaats uit in 1866. De Oostenrijker A. Conze was de volgend om de site in 1873 en 1876 te onderzoeken: hij bracht het Ptolemaion en de stoa aan het licht en voerde enkele oppervlakkige opgraving bij het Hieron, het Arsinoëion, alsook de Temenos uit.
Dit werk werd in twee rijke volumes van een hoge kwaliteit voor hun tijd gepubliceerd. In overeenstemming met een overeenkomst met de Turkse regering deelden de Oostenrijkers hun ontdekkingen: talrijke architecturale fragmenten gingen naar het Kunsthistorisches Museum van Wenen, terwijl anderen naar Gallipoli werden gestuurd en dan naar het Archeologische Museum van Istanbul — een deel van dit materiaal verdween jammerlijk genoeg tijdens het vervoer. Champoiseau keerde in 1891 terug om te zoeken achter de blokken die de voorkant van het schip vormden waarop de Niké stond die toen reeds toen al in Parijs bevond en ontdekte deze in het theater.
De École française d'Athènes en de Universiteit van Praag (Salač en Chapouthier) voerden ook gezamenlijk werk uit tussen 1923 en 1927, voordat het Institute of Fine Arts (aan de universiteit van New York) met hun eerste opgravingen in 1938 begonnen, die de Anaktoron onthulden. Onderbroken door de oorlog, waaronder de site erg leed ten gevolge van de Bulgaarse bezetting, keerden ze in 1948 terug en gingen tot vandaag de dag verder met opgraven. In 1956 werd een gedeeltelijke wederopbouw (anastylosis) van de Hierongevel uitgevoerd.
[bewerk] Voetnoot
1 Voor een lijst van de theoroi die Samothrake aandeden, zie P.M. Fraser, Samothrace 2.1, App. III A.
[bewerk] Referenties
- K. Lehman, Samothrace. A Guide to the Excavations and the Museum, Thessalonika, 19984.
- R. Ginouvès - e.a., La Macédoine, Parijs, 1993.
[bewerk] Externe links
- (en) Ph. Lehman, art. SAMOTHRACE (Σαμοθρᾴκη), Greece, in R. Stillwell - e.a. (edd.), The Princeton Encyclopedia of Classical Sites, Princeton, 1976.
- (en) Sanctuary of the Great Gods on Samothrace, culture.gr (1995-2001).
- (en) Archaeological Museum of Samothrace, culture.gr (1995-2001).
- (en) D. Matsas - A. Bakirtzis, Samothrace. A Short Cultural Guide, Komotini - Samothrace, 1998. (zie "4. The Great Gods and the Mysteries of Samothrace" en "5. The Sanctuary of the Great Gods")