Kloosterkaart Groningen
Van Wikipedia
Deze kloosterkaart van Groningen geeft op schematische wijze de spreiding van de belangrijkste kloosters en hun voorwerken in de periode 1200-1600. Er zijn in die periode meer kloosters geweest, maar dit overzicht is beperkt tot de kloosters die een grote activiteit aan de dag hebben gelegd bij het in cultuur brengen van de grond in dit deel van Nederland. Met name de orde van de Cisterciënzers en de orde van de Norbertijnen waren in die periode actief. Ze bezaten meer grond dan welk ander klooster en waren bovendien betrokken bij allerlei inspanningen op het gebied van de waterbeheersing. De abten van de kloosters van Aduard en Wittewierum waren eerst verantwoordelijk voor respectievelijk het Aduarderzijlvest en het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen.
De gegevens voor deze kaart zijn voornamelijk ontleend aan het werk van Schoengen (1941-42), terwijl gegevens over het grondbezit ontleend zijn aan Feith (1902). Deze gegevens zijn verder aangevuld met data uit de Nieuwe Groninger Encyclopedie (1999).
[bewerk] Het Cisterciënzerklooster Aduard
De Cisterciënzers waren wars van weelde en legden de nadruk op soberheid en handenarbeid. De monniken moesten zelf aan de slag op het land en men zocht daarom als vestigingsplaats voor een klooster nog niet ontgonnen gebieden. Vanuit het klooster Klaarkamp bij Rinsumageest werd de wierde van Aduard uitgekozen als vestigingsplaats voor een dochterklooster dat in de loop van de tijd zou uitgroeien tot het rijkste in de Nederlanden. Het bezit werd onder andere verkregen door schenkingen. Wanneer men intrad moest men goederen of geld inbrengen en zeker in de beginjaren van het klooster werden zodoende land ingebracht.
Het klooster van Aduard (vermoedelijke stichtingsdatum 1192 bezat aan het einde van de 16e eeuw ongeveer 5500 ha aan grond in de provincie Groningen (Feith, 1902, 5). Op een enkele uitzondering na bestond het bezit uit productieve in cultuur gebrachte landerijen. Bij dit bezit moeten nog de uitgestrekte venen en bossen in het noorden van de provincie Drenthe worden gerekend.Na 1570 moet hierbij nog het grondbezit van Termunten en dat van Trimunt worden geteld. Het klooster bezat ook geruime tijd de nu verdwenen eilanden Corresant, Heffesant en Bosch die in de buurt van Rottum waren gelegen. Deze waren van belang voor de opbrengst van de strandvonderij en voor de visserij.
Het klooster Aduard heeft een grote rol gespeeld in de waterstaatsorganisatie rondom het Reitdiep. De abt van Aduard was uit hoofde van zijn functie Overste Schepper van het Aduarder Zijlvest, niet zo verwonderlijk omdat het gebied in de omgeving van het klooster te kampen had met wateroverlast door toevoer van water van de Drentse zandgronden. Om de afwatering te verbeteren, groeven de monniken het Aduarderdiep. Dat het een kunstmatige afvoer is, is nog steeds op de topografische kaart te zien. De eeuwenoude onregelmatige verkaveling van het gebied wordt rechtlijnig doorsneden.
Voor het beheer van de landerijen bezat het klooster zogenaamde voorwerken (uithoven of grangia), een vrij groot landbouwcomplex bewerkt en geëxploiteerd door conversen. Hoewel de voorwerken primair tot doel hadden voor de abdijgemeenschap te produceren, ontstonden er ook overschotten die in de stad Groningen werden verhandeld.
De volgende voorwerken staan op de kaart vermeld:
-
- Aduardervoorwerk. Dit voorwerk lag met het Fransumer voorwerk ten noordoosten van Aduard.
- Roodeschool. Gelegen ten noordoosten van Bedum. Het was oorspronkelijk een kloosterschool, maar werd later omgezet tot boerderij.
- Waschhuys. Dit was gelegen even ten zuiden van Nieuwklap en het diende vermoedelijk ter contrôle van de daar gelegen sluis in het Aduarderdiep.
- Langeweer. Dit voorwerk lag iets ten zuiden van Aduard. Het was van belang doordat onder andere hier tichelwerken van het klooster lagen
- Marum. Voorwerk in het zuidwesten van de provincie Groningen
- Roden en Terheyl. Bij deze voorwerken lagen de bossen van de abdij. Terheyl ligt ten zuiden van Leek.
- Noordlaren, Wolfsbergen en Everdeswolde. Vanuit deze voorwerken organiseerde het klooster Aduard de veenontginning in de omgeving van het Zuidlaardermeer.
- Schilligeham. Dit voorwerk lag ten westen van Winsum.
[bewerk] Dochterkloosters van Aduard
In Nieuwolda stond de cisterciënzerabdij Menterwolde of Campus Silvae. Het was aanvankelijk een benedictijner dubbelklooster. In 1247 diende de abt een verzoek in tot opname in de cisterciënzerorde. Dit werd toegestaan op voorwaarde van splitsing. De nonnen gingen in 1259 naar Midwolda. In 1299 werden de monniken verplaatst naar Termunten in verband met overstromingen in het gebied. Het klooster Menterwolde bezat onder andere veenderijen in de omgeving van Muntendam. Na 1570 kwamen de goederen van Termunten in handen van het klooster Aduard.
In Essen iets ten zuiden van de stad Groningen lag een nonnenklooster Jesse (vermoedelijk gesticht in 1216) dat zich al snel na de stichting onder de hoede van het cisterciënzerklooster van Aduard stelde. Het bezat landerijen in de omgeving van Bedum, in Gorecht, in Kostverloren (bij Groningen), Wolfsbarge en Kropswolde. Het speelde een belangrijke rol in de waterstaatsorganisatie van het benedenstroomgebied van de Hunze en de Drentse Aa.
Het nonnenklooster Klein Aduard te Sint-Annen werd gesticht in 1340 en werd in 1342 in de cisterciënzerorde opgenomen onder gezag van het klooster Aduard. Het bezat veenderijen in de omgeving van Slochteren en Meden
Het klooster In tribus montibus in Trimunt, ten westen van Marum was oorspronkelijk een benedictinessenklooster. Omdat het in problemen raakte werd het in het begin van de veertiende eeuw opgenomen in de cisterciënzerorde onder gezag van het klooster Aduard. Het bezat landerijen in Kollumerland , Lettelbert en Cusemaer (Kuzemer), totaal ongeveer 200 ha.
Onder gezag van Aduard vielen nog twee kloosters die niet in Groningen waren gelegen. Bij Aurich in Oost-Friesland lag het mannenklooster ter Yle. Het tweede ‘Conventus sanctae Mariae in Campis’ (Mariakamp) lag in Assen. Dit klooster lag aanvankelijk in de buurt van Coevorden . Het werd in 1259 verplaatst naar Assen en onder de rechtsmacht van Aduard geplaatst.
[bewerk] De abdij Bloemhof te Wittewierum
Dit Norbertijnerklooster (sinds 1217) werd in 1204 gesticht. Het stond oorspronkelijk bij Oosterwijtwerd als dubbelklooster Nijenklooster. In 1213 of 1214 werd dit klooster gesplitst en gingen de monniken naar Wittewierum. Het klooster lag op de rechteroever van de voormalige Fivel, die op het moment van de stichting al aan het verzanden was. Het bezat ongeveer 1760 ha. grond verspreid in Fivelingo en de voorwerken van dit klooster lagen in Oosterdijkshorn en Westeremden. Vanuit het voorwerk bij 't Zand waren de kloosterlingen actief bij de indijking van de Fivelboezem. Uit de Kroniek van Emo en Menko blijkt dat het klooster een groot aandeel heeft gehad in de bedijking van de Fivelboezem.
[bewerk] Het Benedictijnerklooster Feldwerd
Dit klooster (ook wel Oldeklooster genoemd) werd vermoedelijk rond 1183 gesticht vanuit Utrecht door Hathebrand. Het lag in Feldwerd, ten noordwesten van Holwierde. De uithoven van dit convent lagen te Garsthuizen, Groot Lasquert (bij het Schildmeer, de Hoorn, Kolhol, Oosternieland en Siddeburen. Het totale bezit aan cultuurgrond was ongeveer 1260 ha.
[bewerk] Het Benedictijnerklooster Germania bij Thesinge
Het klooster lag bij Thesinge en is gesticht voor 1198. De oudste vermelding in de Kroniek van Emo en Menko dateert van 1283. Het klooster bezat ongeveer 1400 ha. cultuurgrond en verder veenderijen in de omgeving van Kolham.
[bewerk] Het Benedictijnerklooster Selwerd
De benedictijnerabdij Siloe was een dubbelklooster en het lag iets ten noorden van de stad Groningen op de wierde Selwerd. De eerste vermelding dateert van 1254. Het klooster bezat ongeveer 1500 ha. aan cultuurgrond plus delen van het Zuidlaarderveen. Het had een voorwerk bij Baflo. Dit klooster had ook een rol in de waterstaatsorganisatie in het gebied rondom het Reitdiep. Het maakte deel uit van het Aduarder Zijlvest en het bepaalde in 1464 met de kloosters van Rottum en Thesinge de rechtsbepalingen voor het Winsumer Zijlvest.
[bewerk] Het Benedictijnerklooster te Rottum
Het klooster wordt voor het eerst genoemd in 1226. Het klooster Rottum bezat ongeveer 1180 ha. aan cultuurgrond en daarnaast 60% van het eiland Rottumeroog (het andere deel was in handen van het Oldeklooster bij Kloosterburen). De veenderijen van het klooster lagen onder Scharmer, Kolham en Kropswolde.
[bewerk] Het Norbertijnerklooster Oldeklooster
Dit klooster lag bij Kloosterburen en werd waarschijnlijk in 1175 gesticht als dochterklooster van Mariëngaarde in het Friese Hallum. In 1204 volgde de aansluiting bij de orde van de Norbertijnen. De abdij bezat ongeveer 600 ha. cultuurgrond en delen van nabijgelegen kweldergronden. Bovendien behoorde ongeveer eenderde van het eiland Rottumeroog tot het kloosterbezit. Het had een voorwerk in Schilligeham. De veenderijen lagen in de omgeving van Kropswolde. Het klooster speelde een rol van betekenis in de waterstaatsorganisatie van dit gedeelte van Groningen en was medestichter van het Schouwerzijlvest in 1371.
[bewerk] Het Norbertijnerklooster Palmaer
Het dubbelklooster ‘Porta sanctae Mariae’ lag bij Reide. Palmaer wordt voor het eerst genoemd in 1204. Het klooster bezat gronden in de directe omgeving en bij Holwierde en Finsterwolde. Door voortdurende overstromingen in het gebied werd het in 1447 verlaten.
[bewerk] Het Norbertijnerklooster Cusemaer
Cusemaer werd gesticht als dochterklooster van Dokkum in 1214. Het is de oude naam voor Kuzemer dat ten zuidwesten van Oldekerk ligt. Het bezat ongeveer 435 ha. cultuurgrond en het bezat veenderijen in de omgeving van Tolbert en Bakkeveen.
[bewerk] Het Norbertijnerklooster Mons Sinaï
Dit klooster lag bij Heiligerlee (vroeger Oosterlee of Asterlo). Het was een dochterklooster van de Norbertinessenproostdij te Schildwolde. Het bezat ongeveer 1470 ha. cultuurgrond. Het bezat veenderijen in de omgeving van Winschoten
[bewerk] De Norbertijnerproostdij Gratiae sanctae Mariae bij Schildwolde
Gesticht in 1204 als dubbelklooster, later werd het een nonnenklooster. Het bezat ongeveer 530 ha. cultuurgrond en verder veenderijen in zuidoost Groningen.
[bewerk] De kloosters van de Johannieters
Deze geestelijke ridderorde had in Groningen vijf kloosters of commanderijen. Een commanderij was de basiseenheid van deze orde. De Groninger commanderijen stonden onder gezag van de balijer van Westfalen, die commandeur van Steinfurt was. De commanderijen waren aan de balijer een jaarlijks bedrag verschuldigd. Niet alle vijf commanderijen zijn op de kaart terug te vinden. De commanderij van Oosterwijtwerd was slechts korte tijd zelfstandig en werd in 1476 een voorwerk van de commanderij van Oosterwierum bij Heveskesklooster.
-
- De commanderij van Oosterwierum bij Heveskesklooster had ongeveer 1500 ha. cultuurgrond gelegen in Fivelgo en Oldambt
- Het klooster in Goldhoorn wordt voor het eerst vermeld in 1319. In de 15e eeuw werd het een voorwerk van de commanderij van Oosterwierum
- Het nonnenklooster van Warffum wordt voor het eerst vermeld in 1284. Het bezat ongeveer 1400 ha. cultuurgrond
- De commanderij van Wijtwerd, iets ten zuiden van Usquert werd al genoemd in 1304. Het bezat bijna 600 ha. cultuurgrond en daarnaast kweldergronden. De commanderij had een uithof in Maarhuizen
[bewerk] Overige kloosterorden
-
- In Scharmer stond het klooster van de Kruisheren. Het bezat 280 ha. cultuurgrond en speelde een rol in het Scharmerzijlvest (een onderdeel van het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen)
- In Ter Apel stond de kruisherenpriorij Domus novae lucis (Klooster Ter Apel) gesticht in 1465, Domus novae lucis betekent in het Nederlands vertaald: Huis van het nieuwe licht.
- Winsum had een dominicanerklooster dat vermoedelijk rond 1275 werd gesticht.
- In de stad Groningen hadden de zusters van het Gemene Leven een klooster (het Olde Convent), dat voor het eerst in 1386 wordt vermeld. Het bezat 745 ha. aan landbouwgronden in de omgeving van Marum en Kropswolde. Voorts lagen er landerijen aan het Hoornsediep die ooit behoorden aan het opgeheven klooster Maria ten Hoorn. Tijdens opgravingen in de binnenstad van Groningen (1990/1991) kon worden vastgesteld dat de gebouwen van het Olde Convent gelegen waren op het terrein van het latere Roode- of Burgerweeshuis. Het klooster lag aan de noordzijde van wat nu de Roode Weeshuisstraat is. Na de Reductie van Groningen (1594) werd voor de kloostergebouwen een andere bestemming gezocht. In 1599 werd een deel van het gebouwencomplex toegewezen aan het in dat jaar gestichte Burgerweeshuis. Daarnaast kende de stad een kooster van de Franciscanen, voor het eerst vermeld in 1253 en een klooster van de Dominicanen, waarschijnlijk gesticht vanuit Winsum in 1308.
Bronnen en referenties: |
|