Platdietse streek
Van Wikipedia
Portaal Nederlands |
De Platdietse streek ligt in het noordoosten van de Belgische provincie Luik. Zij grenst in het westen aan de van oudsher Limburgs-sprekende, thans officieel Nederlandstalige taalgrensgemeente Voeren, waar een groot deel van de autochtone bewoners echter verfranst of Franstalig is, in het noorden aan Nederlands Limburg en in het oosten aan het Duitstalige kanton Eupen.
Deze nu officieel Franstalige, maar van oudsher Limburgs-sprekende streek bestaat uit tenminste negen plaatsen. We geven hier gemakshalve de Nederlandse spelling, tussen haakjes gevolgd door de thans officiële Franse en/of Duitse:
- Balen (Baelen)
- Membach;
- Gemmenich
- Homburg (Hombourg)
- Montzen
- Moresnet
- Sippenaken (Sippenaeken)
- Welkenraat (Welkenraedt)
- Hendrikkapelle (oorspronkelijk: Hendrikskapelle) (Henri-Chapelle).
Zij zijn thans heringedeeld tot drie gemeenten, respectievelijk :
- Baelen (uit 1 en 2),
- Bleiberg (Plombières) (uit 3 t/m 7) en
- Welkenraedt (uit 8 en 9).
Soms wordt ook Aubel en het oosten van Voeren daarbij gerekend. Het stadje Limbourg (oorspronkelijk: Limburg), hoofdstad van het oude hertogdom Limburg, heeft er vroeger ook bij gehoord. Deze plaatsen zijn echter al langer c.q. verder verfranst.
Taalkundig bezien is er thans meer reden om het Platdiets te relateren aan het nu officieel Duitstalige kanton Eupen, dat nog dezelfde spreektaal bezit. Dit kanton aan de oostkant omvat de gemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren. Twee aangrenzende plaatsen in de Voerstreek, te weten Teuven en Remersdaal, samen het meest oostelijke deel van de gemeente Voeren vormend, horen er zuiver taalkundig gezien evenzeer bij. Zij vallen sinds 1962 onder Nederlandstalig en Duitstalig bestuur. Het Platdietse taalgebied is dus verdeeld over drie verschillende taalgemeenschappen. Maar de taalkundige eenheid van het gebied is nog op een andere wijze doorbroken. Een groot middendeel maakt nu deel uit van de Franstalige gemeenschap. Ongelukkiger had het op het eerste gezicht niet snel kunnen zijn. Het gaat in totaal dus om zo'n 15 tot 16 kleine plaatsen, vrijwel het gehele aaneengesloten noordoostelijke deel van het oude Limburgse kerngebied.
Inhoud |
[bewerk] Limburgs-Ripuarisch
Men noemt deze streek Platdiets, Platduutsj of plattutsch, omdat het lokale dialect er een vorm van het Limburgs is die meer naar het Duits toe gaat, een overgangsdialect dat niet zo eenduidig bij het Nederlands of het Duits kan worden ingedeeld. De bevolking kan noch wil zich identificeren met Duitsers (den Pruis), Vlamingen (der Flamender), of Walen (Welsjen). De naam Platdiets is als taalkundige aanduiding provisorisch en particularistisch. In feite gaat het hier om overgangsvorm naar het Ripuarisch, een Middelfrankisch en dus Middelduits dialect, die inderdaad min of meer als een eigen taal mag worden gezien. Het betreft hier echter geen louter lokale, en ook geen strikt interne Belgische taalvariëteit. We treffen nauwverwante vormen van dit Limburgs ook aan in het aangrenzende deel van Nederlands Limburg tussen Eijsden, Valkenburg, Heerlen en Vaals, en ook het Akens dialect sluit erop aan. Dit Platdiets maakt dus deel uit van een grensoverschrijdende regionale taal, waarvoor recent de term Drielandenlimburgs is geïntroduceerd. De term Platdiets heeft nu eigenlijk alleen nog een lokale, historische en topografische waarde.
[bewerk] Geschiedenis
Historisch behoorde deze hele streek tot het oude hertogdom Limburg, waar de spreektaal in drie van de vijf bestuurlijke kerngebieden (schepenbanken), de „duytschen Banken“ Walhorn, Baelen en Montzen, Limburgs was. Daarnaast omvatte het hertogdom twee Frans-/Waalstalige Banken (Bans), te weten het westelijke kwartier Herve en de zuidwestelijk gelegen exclave Sprimont. De cultuurtaal was er vanaf de dertiende eeuw het toenmalige Limburgs of Brabants gekleurde Nederlands.
In de Franse tijd werd het hertogdom opgeheven en opgenomen in de departementen van de Ourthe en de Neder-Maas. In deze periode werd de Nederlandse cultuurtaal vervangen door het Frans als overheidstaal, en door het Duits als kerktaal.
In 1815 nam koning Willem I de departementen over als provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het oorspronkelijke stadje Limburg en het grootste deel van het oude hertogdom kwamen toen te liggen in het departement van de Ourthe, dat de nieuwe provincie Luik wordt. Binnen dit staatsverband was er wel een territoriale verbinding met de aangrenzende nieuwe provincie Limburg. In 1839 werd dit gebied door de Belgisch-Nederlandse staatsgrens van Nederlands-Limburg gescheiden, wat een cultureel isolement en een verdere achteruitgang van het Nederlands als cultuurtaal tot gevolg had. Van de oorspronkelijk Limburgstalige banken of kwartieren is Walhorn (nu bij het kanton Eupen) intussen het meest verduitst, terwijl Baelen (nu zonder Eupen) in meerdere, en Montzen (nu zonder Teuven en Remersdaal) in mindere mate verfranst zijn.
Na de Eerste Wereldoorlog en opnieuw na de Tweede won het Frans terrein, mede gevoed door sterke anti-Duitse ressentimenten. Toch verloor de volkstaal haar positie maar gedeeltelijk. Vervolgens pleegde de landelijke politiek hier een sterk fragmenterende ingreep. Bij het vastleggen van de taalgrens en de taalgebieden in 1962 is de Platdietse streek ingedeeld bij het Franse, de Voerstreek bij het Nederlandse en Eupen bij het Duitse taalgebied. Bijgevolg is de lokale spreektaal verder geminoriseerd. Niettemin spraken volgens een onderzoek van de EG-Commissie in 1987 nog 16 000 van de 19 000 inwoners van het gebied het plattutsch.
[bewerk] Perspectief
De volkstaal van deze streek laat zich niet gemakkelijk verdringen. Meer dan twee eeuwen Franstalige invloed en verfransing tout court hadden hier anno 1962 tot niet meer dan tweetaligheid geleid. Dat komt ook door het feit dat het Frans hier niet de natuurlijke cultuurtaal kan zijn, anders dan het officiële Nederlands of het Duits, waarmee de kloof echter ook niet gering is. Het is voorheen niet simpelweg een kwestie van tijd gebleken om de verfransing te voltooien. Het aantal gebruikers van het Platdiets neemt sinds de nieuwe wetten van 1962 echter gestaag af - onder de 35 jaar wordt deze taal thans haast niet meer gesproken, wel vaak nog verstaan - en de bewoners van dit gebied beschouwen zichzelf hoe langer hoe meer als Franstalig, Duitstalig of beide. Tweetaligheid kan ook een verworvenheid en een voordeel zijn. Zonder deze wezensvreemde constructie zou het gebied vermoedelijk vernederlandst of verduitst zijn. De bewoners zijn nu misschien beter af, mits zij erin slagen ook hun eigen identiteit te bewaren. Wallonië erkende al in 1992 haar dialecten als binnenlandse regionale talen en ondersteunt en subsidieert culturele activiteiten in 't Platduutsj, zoals de bewoners de taal zelf noemen. Er wordt geen aanspraak gemaakt op een Europees statuut voor deze taal vermits zij door Wallonië als binnenlandse regionale taal erkend is. Maar het Platdiets is geen Waals dialect. Het is dus de vraag of deze vorm van erkenning genoeg is. Voor het behoud van de oorspronkelijke volkstaal zal in toenemende mate ook externe ondersteuning nodig zijn. Culturele contacten en samenwerking met andere Limburgstaligen uit de aangrenzende omgeving en uit alle drie de betrokken landen lijken daarbij een aangewezen weg.