Werkwoorden vormen een woordsoort die een handeling, gebeurtenis of toestand uitdrukken of helpen uitdrukken. Werkwoorden kunnen een groot aantal verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de bedoelde betekenis of de functie in de zin. Het maken van deze verschillende vormen wordt 'vervoeging' genoemd. Bij de vervoeging speelt een aantal aspecten een rol, waaronder tijd en persoon. Deze aspecten worden 'grammaticale categorieën' genoemd. Dit artikel geeft een overzicht van de vervoeging van Nederlandse werkwoorden, geordend naar grammaticale categorie en uitgewerkt met voorbeelden.
[bewerk] Vervoeging naar persoon
In het Nederlands wordt een werkwoord vervoegd naar het onderwerp; hiermee wordt aangegeven of de handeling wordt uitgevoerd door de spreker (de eerste persoon), de aangesprokene (de tweede persoon), of een ander of iets anders (de derde persoon). Ook bestaat er een verschil tussen enkelvoudige en meervoudige onderwerpen. Samen leveren deze (twee maal drie) zes vervoegingsvormen in de stellende en vragende vorm:
|
enkelvoud |
meervoud |
stellend |
vragend |
stellend |
vragend |
eerste persoon |
ik speel |
speel ik? |
wij spelen |
spelen wij? |
tweede persoon |
jij speelt
u speelt |
speel jij?
speelt u? |
jullie spelen |
spelen jullie? |
derde persoon |
hij / zij / het speelt |
speelt hij / zij / het? |
zij spelen |
spelen zij? |
De meervoudsvormen van het werkwoord zijn identiek voor alle personen en gelijk aan de vorm die we de infinitief ofwel hele werkwoord noemen. De vorm voor de eerste persoon enkelvoud wordt ook wel stam genoemd.
Meer...
Vorige en toekomstige artikels...