Paus Urbanus VIII
Van Wikipedia
Maffeo Barberini April 1568 – 29 juli 1644 |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|
![]() |
||||||
Paus | ||||||
|
Maffeo Barberini was Paus Urbanus VIII van 1623-1644. Hij werd in 1568 geboren als telg van een belangrijke Florentijnse familie. Dankzij een invloedrijke oom, een apostolisch protonotaris, maakte hij al jong promotie bij de pausen Sixtus V en Gregorius XIV. Onder paus Clemens VIII klom hij zelf op to protonotaris en nuntius bij het Franse hof; Paus Paulus V benoemde hem in een vergelijkbare functie, en vervolgens klom hij op tot kardinaal en tot pauselijk legaat naar Bologna. Op 6 Augustus 1623 werd hij gekozen tot opvolger van paus Gregorius XV.
Zijn veelbewogen 21-jarige pontificaat viel in de Dertigjarige Oorlog. Het uiteindelijke resultaat van die grote worsteling werd grotendeels bepaald door Urbanus' beleid, dat niet zozeer gericht was op herstel van het katholicisme in Europa dan wel op het bereiken van een machtsevenwicht dat zijn eigen onafhankelijkheid en wereldlijke macht in Italië ten goede kwam. In 1626 werd het hertogdom van Urbino in de pauselijke staat ingelijfd, en in 1627, toen de directe mannelijke lijn van de Gonzagas in Mantua uitstierf, pleitte hij voor opvolging door de hertog van Nevers om daarmee de aanspraak van de door hem gevreesde Habsburgers te dwarsbomen.
Hij was de laatste paus die de pauselijke staat uitbreidde, en het Castelfranco Emilia versterkte aan de grens met Mantua. In Rome versterkte hij de Engelenburcht aanzienlijk. Ten behoeve van de fabricage van kanonnen en voor decoratie van het Vaticaan werden massieve bronzen zuilen geplunderd uit de zuilengalerij van een zeldzame resterende tempel uit de Romeinse tijd, het Pantheon, wat leidde tot de memorabele uitspraak quod non fecerunt barbari, fecerunt Barberini, "wat de barbaren nalieten, wordt nu door de Barberini gedaan.’’ Hij richtte ook in het Vaticaan een arsenaal en in Tivoli een wapenfabriek in. Hij versterkte de haven van Civitavecchia.
Maatregelen van hem op kerkelijk en geestelijk gebied waren: verbetering van het missaal en het brevier, regeling van het proces van heiligverklaring, en veroordeling het boek "Augustinus" van Jansenius.
Het was tijdens zijn pontificaat dat Galileo Galilei in 1633 naar Rome werd ontboden om zijn meningen te herroepen. Hij was ooit een studiegenoot geweest van Galilei en stond aanvankeijk niet onwelwillend tegen de door Galilei gepropageerde heliocentrische theorie van Copernicus, maar in 1632, na de publicatie van de Galiliei's Dialoog, veroordeelde hij die bijna ter dood. Galilei zwoer de leer van Copernicus af en werd in 1633 in de ban gedaan en tot levenslang huisarrest veroordeeld. Hij spendeerde anderzijds enorme bedragen uit de pauselijke middelen om veelzijdige geleerden als Athanasius Kircher naar Rome te halen. Hij was ook een groot beschermheer der kunsten, waar schilders als Nicolas Poussin en Claude Lorrain van profiteerden. De architecten Bernini en Borromini droegen bij aan de bouw van Palazzo Barberini, het college voor de Verbreiding van het Geloof, de Fontana del Tritone op de Piazza Barberini, de Vaticaanse cathedra en andere prominente bouwwerken in de stad. Pietro da Cortona verfraaide de gran salon van zijn familiepaleis met een allegorie van de apotheose van de triomf van de Barberini.
Hij was de laatste paus die op een grote schaal nepotisme praktiseerde: diverse leden van zijn familie werden dankzij hem enorm rijk, zodat zijn tijdgenoten de indruk kregen dat hij een Barberini-dynastie aan het instellen was. Hij canoniseerde Elizabeth van Portugal en Andrew Corsini en vaardigde de pauselijke bul uit met betrekking tot de canonisatie van Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius, die al door zijn voorganger Gregorius XV gecanoniseerd waren. Urban VIII was een knap auteur van Latijnse poezie; een collectie van bijbelse parafrases en originele geestelijke liederen zijn veelvuldig herdrukt. Zijn dood op 29 juli 1644 schijnt verhaast te zijn door zijn verdriet over de gevolgen van de Eerste Castro-oorlog. Deze oorlog was hij zelf begonnen tegen Odoardo Farnese, de hertog van Parma. Vanwege de kosten hiervan voor de stad Rome werd Urbanus VIII hierdoor uiterst impopulair. Bij zijn overlijden werd zijn buste, die naast het Paleis van de Conservator op de Capitolijnse Heuvel stond, al snel vernield door een woedende menigte. Een alert optredende priester redde het beeld van Urbanus dat tot de Jezuieten behoorde van eenzelfde lot.[1] Hij werd opgevolgd door paus Innocentius X.
[bewerk] Noten
- ↑ Ernesta Chinazzi, Sede Vacante per la morte del Papa Urbano VIII Barberini e conclave di Innocenzo X Pamfili, Rome, 1904, 13.