Slakken
Van Wikipedia
Slakken | |||||
---|---|---|---|---|---|
Wijngaardslak |
|||||
Taxonomische indeling | |||||
|
|||||
Klasse | |||||
Gastropoda Cuvier, 1797 |
Slakken of Gastropoda zijn een klasse uit de stam van weekdieren, en worden ook wel buikpotigen genoemd. Deze naam is te danken aan de spieren aan de onderzijde van het langwerpige lichaam, die voor de voortbeweging zorgen. Gaster betekent buik of maag, en poda betekent poten, wat de wetenschappelijke naam Gastropoda verklaart. Er zijn wereldwijd zo'n 60.000 tot 75.000 verschillende soorten bekend.
Slakken zijn de enige weekdieren die ook op het land leven. De meeste soorten leven in zee en daarnaast leeft een deel van de soorten in het zoete water. De slakken zijn op verschillende manieren in te delen, zo zijn er slakken met een huisje ('huisjesslakken') en slakken zonder huisje ('naaktslakken'), soorten die door kieuwen en andere die door longen ademen, er zijn vleeseters, aaseters, planteneters, detritus eters, enz. De eerste herkenbare slakken stammen uit het Cambrium en worden gekenmerkt door een enkele schelp die meestal windingen heeft. Slakken zijn tweeslachtig. Ze kunnen van gescheiden geslacht zijn, maar ook hermafrodiet. Slakken worden door vele dieren, inclusief de mens, gegeten.
Inhoud |
[bewerk] Algemeen
De bij mensen bekende slakken komen voor in de tuin en zijn landbewonend, wat een grote uitzondering is binnen de weekdieren.
Het lichaam van een slak bestaat voor een heel groot deel uit water, de slijmerige huid zorgt er bij landbewonende slakken voor dat de dieren niet uitdrogen. De belangrijkste functie van slijm, ligt echter in de voortbeweging. Het zorgt er als het ware voor dat de weg geplavijd wordt, waardoor het dier zich al glijdend gemakkelijk over het substraat kan voortbewegen. Naast het vochtgehalte zijn slakken ook zeer gevoelig voor andere omgevingsinvloeden zoals temperatuur, lichtintensiteit en met name het zoutgehalte omdat dit van zeer grote invloed is op de vochthuishouding.
Landbewonende soorten zoeken plaatsen op waar de relatieve luchtvochtigheid hoog is. Daarom leven veel soorten verscholen in de vegetatie, onder afgevallen bladeren of dood hout, onder stenen, in spleten, etc. De meeste soorten mijden de zon hoewel een aantal zich heeft aangepast aan een leven in een droge en hete omgeving. Veel soorten zijn vooral of zelfs alleen 's-nachts actief of komen tevoorschijn na een regenbui.
De meeste slakken hebben een onopvallende verschijning om geen vijanden aan te trekken. De huisjes van veel zeeslakken hebben weliswaar een prachtige schelp maar deze is bij levende dieren niet te zien vanwege het periostracum van de schelp. Zeenaaktslakken hebben vaak juist wel felle kleuren om aan te geven dat ze giftig zijn. Veel soorten hebben spectaculaire kleuren en patronen, en zijn daarom geliefd in zoutwateraquaria. Van dode dieren die men in een conserveringsvloeistof bewaart, blijven kleuren niet behouden.
[bewerk] Evolutie
De slakken ontwikkelden zich in zee, de vroegst bekende soorten stammen uit het late Cambrium. Sommige slak-achtige fossielen als Helcionella en Scenella uit het Vroeg-Cambrium worden tegenwoordig niet meer als slakken beschouwd. Het in het vroege Cambrium levende diertje Aldanella had wel een gedraaide 'schelp' maar was waarschijnlijk geen weekdier. In het Ordovicium waren er al verscheidene vormen van slakken in diverse typen wateren. Soorten uit het Paleozoïcum behoren tot de meer primitieve weekdieren, hoewel sommige nog steeds bestaan. Tijdens het Carboon hadden de slakken al wel de vormen en maten van de soorten die we vandaag kennen maar dat is slechts gebaseerd op de uiterlijke gelijkenis van de schelp. De voorouders van de meeste moderne slakken kwamen pas voor in het Mesozoïcum. De eerste landbewonende slak is Maturipupa en duikt op in het Carboon in Europa. De landbewonende slakken waren echter dun gezaaid tot in het Krijt, waar oa. de bekende Helix-soorten uit stammen.
In aardlagen uit het Mesozoïcum en het Cenozoïcum komen net iets meer fossielen van weekdieren dan andere fossielen voor. Dit is te danken aan de harde schelpen van slakken (en tweekleppigen) die goed bewaard kunnen blijven. Ze worden in allerlei soorten afzettingen aangetroffen, als het sediment maar niet ontkalkt is. Van schelpen van slakkensoorten worden ook afdrukken in oorspronkelijk zacht sediment als fossiel aangetroffen. De geologische studie van fossiele slakken en weekdieren in het algemeen geeft een beeld van de veranderingen van het milieu in het verleden.
ammonieten worden wel verward met fossiele slakken. Ammonieten behoren echter tot een uitgestorven groep inktvissen of koppotingen, een andere weekdiergroep. Net als slakken hadden deze dieren een enkele, spiraalvormige schelp. De dieren bezaten echter, net als de huidige inktvissen, meerdere tentakelachtige armen.
[bewerk] Anatomie
De meeste soorten slakken hebben net als alle weekdieren een uitwendig skelet dat bestaat uit een steeds groter wordende spiraalsgewijs opgewonden buis die dicht is aan de kleine kant en open is aan de grote kant. Dit 'slakkenhuis' bestaat meestal uit verschillende windingen en is opgebouwd uit kalk (Calciumcarbonaat) en hoornachtige stoffen die verwant zijn aan chitine. De draaiing (torsie) van de schelp zoals bij de Wijngaardslak is later in de evolutie bij sommige soorten weer verloren gegaan, zoals bv bij de Schaalhorens (zie afbeelding). Er zijn ook veel (niet aan elkaar verwante) groepen die geen uitwendige schelp meer hebben, maar alleen een rudimentaire inwendige schelp of zelfs in het geheel geen schelp meer bezitten. Slakken zonder duidelijk slakkenhuis worden 'naaktslakken' genoemd. De torsie is bij de meeste soorten slakken rechtsgewonden. Dit is in de anatomie aan de ligging van de organen te zien. Het is ook zichtbaar aan de draaiingsrichting van de schelp (Als men het slakkenhuis met de top van de schelp aan de bovenkant houdt en de mondopening naar zich toe houdt, dan is de schelp rechtsgewonden als de mondpening zich aan de rechterkant van de schelp bevindt). Er zijn ook soorten die een torsie naar links vertonen. Een soort is of rechts- of linksgewonden. In zeldzame gevallen echter komen van een normaal rechtsgewonden soort ook linksgewonden individuen voor (of omgekeerd). Dit is als een misvorming op te vatten.
De torsie heeft zich tijdens de evolutie geleidelijk ontwikkeld uit een recht lichaam. Hier heeft de slak vaak voor moeten inleveren; het komt vaak voor dat een slak bijvoorbeeld maar één ontwikkelde nier heeft, of zelfs maar één nier. De andere is in de loop van de evolutie verdwenen om ruimte te sparen. Ook de organen zijn soms omgedraaid.
Omdat de slakkenschelp in pricipe uit één deel bestaat, worden ze ook wel 'univalvia' genoemd, omdat ze maar één (uni) schelp (valva) hebben, in tegenstelling tot de tweekleppigen of schelpdieren, die twee schelpen hebben en bivalvia worden genoemd (uni betekent 1, bi betekent 2).
De in zee levende keverslakken hebben een huisje dat bestaat uit meerdere kalkdelen (vaak 8), en behoren wel tot de weekdieren maar niet tot de Gastropoda.
Alle slakken hebben een langwerpig lichaam, dat in drieën is verdeeld; de gespierde voet voor de verplaatsing, een viscerale massa boven de voet die de organen bevat en zich in principe in de schelp bevindt en een vaak goed te onderscheiden kop. Op de kop zijn de twee gesteelde ogen zichtbaar, de steeltjes worden tentakels genoemd. Lang niet alle slakken hebben echter ogen, de soorten die ze wel hebben kunnen alleen lichtverschuivingen waarnemen, sommige soorten hebben meer complexe ogen met lenzen. Wel hebben alle slakken onder de ogen een gepaard gesteeld zintuiglijk orgaan dat korter is dan de ogen, de zogenaamde tasters. Hiermee tast de slak zijn omgeving af en bij verstoring hebben slakken de typische gewoonte om de ogen en de tastorganen 'in te trekken' wat een zeer opmerkelijk gezicht is.
Sommige zeeslakken leven ingegraven in de zeebodem, en hebben ademhalingsbuisjes die naar de bodem reiken om zuurstof en voedsel uit het water te filteren of vijanden op te merken.
[bewerk] Voedsel en vijanden
Veel op het land levende slakken eten voornamelijk planten, maar vele soorten eten ook aas, paddenstoelen en schimmels. Veel soorten zijn belangrijke opruimers die ten onrechte als schadelijk worden gezien. Sommige naaktslakken eten ook wel andere dieren, waaronder andere naaktslakken. In zee levende slakken kunnen behoren tot de planteneters, aaseters en ook vleeseters, zoals de wulk. Ze boren gaatjes in schelpen en eten het andere weekdier op.
Slakken hebben een rasp-achtige mond, genaamd radula, die bestaat uit vele duizenden kleine hoornachtige tandjes. Hiermee worden dunne laagjes weefsel van het voedsel geschraapt. De grootte, vorm en aantal tanden is dan ook aangepast op het voedsel van de slak.
Vijanden van landbewonende slakken zijn vooral vogels zoals lijsters, vooral de zanglijster is dol op slakken en laat soms ware kerkhoven van gebroken huisjes achter. Ook sommige andere dieren eten slakken, en zijn er meestal in gespecialiseerd vanwege het niet eenvoudig te kraken huisje. Voorbeelden zijn sommige slangen en hagedissen en een aantal insectenlarven, zoals die van veel loopkevers maar ook duizendpoten, kikkers en padden en egels lusten graag slakken. Een hagedis die veel slakken eet en ook in Nederland en België voorkomt is de slang-achtige hazelworm (Anguis fragilis). Sommige dieren eten liefst naaktslakken, andere hebben liever huisjesslakken.
In zee levende slakken worden door kreeftachtigen en vissen gegeten, de 'mooiere' soorten worden daarnaast opgevist om de kleurenpracht, zoals de oorschelp. Het al te massaal opvissen van sommige soorten door de mens heeft al tot plagen van hun vijanden geleid. Het achteruitgaan van de tritonshoorn heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de doornenkroon, een zeester, grote schade aanricht door koralen af te grazen.
[bewerk] Voortplanting
Wat bij zoogdieren als afwijkend wordt beschouwd en hermafrodiet wordt genoemd is bij slakken juist de gangbare norm wat betreft de voortplanting; een slak heeft zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen. Slechts enkele soorten kunnen zichzelf bevruchten dit heeft als nadeel dat er geen uitwisseling van genen plaatsvindt. Veel soorten bevruchten tijdens de paring elkaar, dus vinden er eigenlijk twee paringen in één keer plaats. Na de paring worden de eitjes afgezet, meestal in de bodem of verstopt onder bladeren of stenen. De eitjes van slakken zijn slechts enkele millimeters in doorsnede, en meestal doorzichtig. Slakken die in zee leven, hebben een larve-stadium, dat veligerlarve wordt genoemd. De larven maken onderdeel uit van het zoöplankton. Landslakken lijken als ze uit het ei kruipen vaak al een beetje op de ouders.
[bewerk] Relatie tot de mens
[bewerk] Bescherming
In Nederland staat de Wijngaardslak op de lijst van beschermde soorten van de Natuurbeschermingswet. Dat betekent dat levende maar ook dode dieren (lege schelpen!) voor geen enkel doel in Nederland mogen worden verzameld of verhandeld. Daarnaast vallen vier soorten weekdieren onder de Habitatrichtlijn (De in 1992 vastgestelde Habitatrichtlijn is de belangrijkste wetgeving van de Europese Unie ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in om habitats en soorten die voor de Europese Unie van belang zijn in stand te houden). Het betreft de volgende soorten: Nauwe korfslak Vertigo angustior, Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana, Platte schijfhoren Anisus vorticulus, Bataafse stroommossel Unio crassus nanus.
[bewerk] Slakken in de cultuur
Slakken worden gewaardeerd als decoratie vanwege de soms erg mooie schelpen. Vooral in zee levende soorten maken soms ware kunstwerkjes met parelmoerglans, bijzondere vormen of stekelstructuren. Deze schelpen kunnen worden ontdaan van het periostracum. Dit is de buitenste laag waaruit schelpen zijn opgebouwd. Het periostracum bestaat uit een hoornachtige stof en heeft vaak een egaal bruinachtige kleur waardoor de kleuren van de kalkschelp niet of slecht zichtbaar zijn. Ook in de taal vindt men slakken terug in gezegden als zo langzaam als een slak en met een slakkengangetje, refererend aan de langzame voortbeweging van slakken.
[bewerk] Slakken als voedsel
Ook waardeert de mens slakken als voedsel, er zijn wel twintig Europese slakkensoorten die worden gegeten in restaurants en ze worden gezien als een delicatesse. Met name in Frankrijk is de Wijngaardslak zeer populair op de menukaart. In landen als Servië, Bosnië, Montenegro, Roemenië, Bulgarije, Macedonië en Kroatië worden tegenwoordig slakken gekweekt voor de export, vooral Wijngaardslakken. Door ontsnapping komen veel soorten hierdoor ook in de vrije natuur voor, en tuinders zijn daar niet blij mee vanwege de vraatzucht aan planten.
Het betreft zowel landslakken als de Wijngaardslak en de Segrijnslak, als soorten die in zee leven zoals de Alikruik (Littorina littorea), die tussen de rotsblokken wordt verzameld. Ook de Wulk is populair, niet zozeer in Nederland en België maar meer in zuidelijker streken.
Vooral in Frankrijk zijn de escargots, wijngaardslakken, populair, maar er worden ook veel andere weekdieren gegeten. Er zijn enkele soorten wijngaardslakken, te weten;
- De Wijngaardslak (Helix pomatia); diameter huisje 40 - 55 millimeter, 25 tot 45 gram vlees, wordt ook wel Escargot de Bourgogne genoemd vanwege de Bourgogne als bekendste vangstgebied.
- De kleinere Segrijnslak (Helix aspersa); twee ondersoorten zijn populair, deze wijken iets af van elkaar en hebben een verschillend verspreidingsgebied en andere naam:
- H. a. aspersa; diameter huisje 28 tot 32 millimeter, 7 tot 15 gram vlees, leeft in Middellandse Zeelanden en de Atlantische kust van Frankrijk en wordt Petit Gris genoemd (klein grijs);
- H. a. maxima; diameter huisje 40 tot 45 millimeter, 20 tot 30 gram vlees, komt voor in Afrika en wordt Gros-Gris genoemd (groot grijs);
- de Franse wijngaardslak (Helix lucorum); komt van oorsprong uit de Balkan en Turkije en is in opkomst als eetbare slak.
[bewerk] Bestrijding
Slakken zijn een gruwel voor veel tuinliefhebbers vanwege de plantenetende levenswijze van veel soorten. Sommige soorten eten het liefst de jonge, frisse groene blaadjes, waardoor bv. bij sla-achtige planten of rozen een ware verwoesting kan worden aangericht. Het zijn voor een deel naaktslakken die deze schade aanrichten, maar lang niet alle naaktslakken leven bovengronds. Sommige akkerslakken leven ook ondergronds en vreten dan aan wortels en knollen. Slakken zijn op verschillende manieren te bestrijden, bijvoorbeeld ze te vangen met lokstoffen en vallen en ze daarna uit te zetten in de natuur of op een 'diervriendelijke' manier te doden. Bedacht moet echter worden het maar om een beperkt aantal soorten gaat: veel soorten leven van ander voedsel dan levende planten en er zijn daarnaast ook veel soorten die juist heel 'nuttig' werk doen door dood materiaal op te ruimen en als voedingsstof aan de bodem toe te voegen. Het gebruik van gifstoffen zoals slakkenkorrels moet daarom tot het uiterste worden beperkt en eigenlijk geheel ontraden want die stoffen maken in het algemeen geen onderscheid tussen 'nuttige' en 'schadelijke' soorten. Slakkenkorrels doden de slak, maar eenmaal vergiftigd en na te zijn opgegeten door bijvoorbeeld een vogel hebben de korrels vervelende gevolgen hoger in de voedselketen. Dit komt omdat mercaprodimenthur, methaldehyde en methiocarb als werkzame stoffen worden gebruikt, die ook schadelijk zijn voor vogels en zoogdieren. Het is beter slakken te lokken en daarna uit te zetten, of te voeren aan andere dieren als vogels, sommige eenden, kippen etc of 'diervriendelijk' te doden. Voorbeelden van lokstoffen zijn omgekeerde citrusvruchten of meloenen die de slakken uitvreten en als schuilplaats beschouwen. Ze kunnen de volgende ochtend 'geoogst' worden. De gevangen dieren kunnen worden uitgezet in hagen en houtwallen. Slakken kunnen absoluut niet tegen zout, maar het doden van slakken met zout is een bijzonder niet-diervriendelijke oplossing omdat de slak langzaam letterlijk wordt weggevreten. Wat bovendien vaak vergeten wordt, is dat zout zeer schadelijk is voor de bodem en de erop groeiende planten en dat zout lange tijd in de bovenlaag van de bodem aanwezig blijft. Het invriezen van verzamelde slakken is al beter, omdat de dieren langzaam wegzakken in een rusttoestand, en vervolgens bevriezen en sterven. Dode exemplaren stinken vanwege het weke lichaam verschrikkelijk en kunnen het best worden begraven. Indien men zeker weet dat de slak niet is vergiftigd, en het een eetbare soort zoals bv. de Segrijnslak betreft, kan men een slakkenplaag ten voordele laten gelden. Deze soorten worden als delicatesse beschouwd, en zijn eenvoudig te bereiden. Wel is het aan te raden de dieren enkele dagen in quarantaine te houden en te voeden met gewassen groenten om er zeker van te zijn dat ze blijven leven en dus niet vergiftigd zijn. Ook is het sterk aan te raden de slakken goed te koken, omdat een aantal soorten slakken parasieten bij zich kan dragen.
Ook in aquaria worden slakken vaak als ongewenst beschouwd. Dit is vaak ten onrechte omdat veel soorten juist algeneters zijn of leven van dood plantaardig materiaal en dus het aquarium 'schoon' houden. In zeewater aquaria worden onder andere kogelvissen vaak gebruikt om van een slakkenplaag af te komen. Sommige slakkensoorten, zoals de geeloranje appelslakken en de Slanke knobbelhoren zijn juist populair om in het aquarium gehouden te worden.
[bewerk] Bekende soorten
In Nederland en België leven enkele honderden soorten slakken, de meeste in zee, en enkele tientallen op het land en in zoet water. Enkele bekende soorten uit de lage landen zijn:
[bewerk] Naaktslakken
- Gevlekte akkerslak
- Grote aardslak
- Wegslak ook wel Rode wegslak
[bewerk] Huisjesslakken
- Gewone tuinslak
- Barnsteenslak
- Penhoren
- Poelslak
- Grote posthorenslak
- Schijfhoren
- Segrijnslak
- Wadslakje
- Wijngaardslak
- Witgerande tuinslak
- Wulk
[bewerk] Taxonomie
Slakken zijn ingedeeld in verschillende groepen, zoals ordes, families en geslachten. De slakken zijn verdeeld in 3 onderklasses en 14 ordes. Iedere orde heeft weer zijn eigen kenmerken, veelal zijn de soorten van verschillende orden goed uit elkaar te houden door de specifieke aanpassingen van het lichaam aan de diverse leefomstandigheden.
De meeste soorten slakken zijn huisjesslakken, de naaktslakken zijn in de minderheid. Naaktslakken zijn overigens geen aparte groep van slakken maar komen in diverse groepen huisjesdragende slakken voor. De slakken zijn onderverdeeld in twee groepen die kieuwen hebben en een derde groep, die bestaat uit soorten met longen, de longslakken. Soorten met kieuwen kunnen tot de slakken met kieuwen voor het hart behoren (Prosobranchia), slakken met kieuwen achter het hart behoren tot de Ophistobranchia. De longslakken worden Pulmonata genoemd en zijn een monofyletische groep, ze stammen van elkaar af, maar de twee andere groepen slakken zijn parafyletisch. Deze vroegere indeling in drie groepen wordt nog wel gebruikt maar over de onderliggende groepen is nog veel onduidelijkheid en er worden nog steeds soorten ontdekt. De huidige indeling in ordes en superfamilies is aan verandering onderhevig.
- Klasse: Gastropoda
- Subklasse: Prosobranchia (voorkieuwigen)
- Orde: Archaeogastropoda
- Superfamilie: Pleurotomariacea
- Superfamilie: Fissurellacea
- Superfamilie: Patellacea
- Superfamilie: Trochacea
- Superfamilie: Neritacea
- Orde: Mesogastropoda
- Superfamilie: Littorinacea
- Superfamilie: Cerithiacea
- Superfamilie: Epitoniacea
- Superfamilie: Hippnicacea
- Superfamilie: Calyptraecea
- Superfamilie: Strombacea
- Superfamilie: Cypraecea
- Superfamilie: Tonnacea
- Orde: Neogastropoda
- Superfamilie: Muricacea (Muricidae, Thaididae, Columbariidae, Magilidae)
- Superfamilie: Buccinacea (Pyrenidae, Nassariidae, Buccinidae, Fasciolariidae, Melongeridae)
- Superfamilie: Volutacea (Olividae, Vasidae, Turbinellidae, Harpidae, Mitridae, Volutidae, Marginellidae)
- Superfamilie: Conacea (Cancellariidae, Conidae, Terebridae, Turridae)
- Orde: Archaeogastropoda
- Subklasse: Opisthobranchia (achterkieuwigen)
- Orde: Cephalaspidea
- Superfamilie: Acteonacea (Hydatinidae)
- Superfamilie: Philinacea (Scaphandridae)
- Superfamilie: Bullacea (Atyidae, Bullidae)
- Orde: Anaspidea
- Orde: Sacoglossa
- Orde: Thecosomata
- Orde: Gymnosomata
- Orde: Notaspidea
- Orde: Nudibranchia
- Orde: Pteropoda
- Orde: Cephalaspidea
- Subklasse: Pulmonata (longslakken)
- Orde: Systellomatophora
- Orde: Basommatophora
- Orde: Stylommatophora tuinslak, wijngaardslak, veldslak, naaktslak
- Orde: Systellomatophora
- Subklasse: Prosobranchia (voorkieuwigen)
[bewerk] Fotogalerij
Een keverlarve eet een slak |
|||
De grote of rode wegslak leeft ook in Nederland |
Een larve van een zeeslak behoort tot het zoöplankton |
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Gastropoda op Wikimedia Commons. |